Onder de kop ‘Boeddha rukt op bij de krijgsmacht. ‘Het is een misvatting dat boeddhisme pacifistisch is’ verscheen afgelopen zaterdag in het dagblad Trouw een achtergrondverhaal over het werk van boeddhistische geestelijke verzorgers binnen de Nederlandse krijgsmacht.
Geïntrigeerd door de toch wel bijzondere kop boven het artikel -oprukken doet me denken aan de vernietigende wijze door het Russsiche leger in Oekraïne of het op agressieve wijze binnendringen in bestaande organisaties- en omdat ik me sinds de oprichting in 2020 van deze tak van boeddhistische geestelijke verzorging door Alie Rozendal steeds heb afgevraagd wat boeddhistische geestelijke verzorgers in godsnaam doen bij een organisatie die mensen opleidt tot het doden van andere mensen, ben ik het artikel gaan lezen.
Ik schrok van de inhoud, oneliners van de geïnterviewde boeddhistische geestelijke verzorgers om naar mijn mening het bestaan en werkwijze van dit onderdeel te rechtvaardigen. Hun job te rechtvaardigen. Ik bekeek de foto bij het artikel waarop Alie Rozendaal en Paul van Gogh te zien zijn in militair uniform -wiens brood men eet, wiens woord men spreekt?- en vroeg me af of boeddhistische geestelijke verzorgers in dienst bij Justitie, die het lijden proberen te verlichten van afgestraften, mensen die in de gevangenis hun straf uitzitten na veroordeeld te zijn, ook het uniform van bewaarders dragen.
Militairen die mediteren en stilteretraites bijwonen. Dat is steeds gewoner, sinds defensie ook een afdeling boeddhistische geestelijke verzorging heeft. ‘Er is veel behoefte aan verstilling’, zo luidt de aankondiging van het artikel.
Wat voor verstilling, waarop wordt gemediteerd? Om in de geest anders om te kunnen gaan met het doden van mensen? Dat af te zweren? Metta beoefenen? Geen ik en de ander? De oorlogsmachine te verlaten?
Het boeddhisme kent het fenomeen juist levensonderhoud, niet doden. Onthouding van: ‘doden’ panatipata veramani. Het is een van de koersen van handeling (kamma patha). De regel duidt op de onthouding van doden van elk voelend wezen (pani satta). Het principe van zich onthouden van doden, is gegrondvest in het feit dat elk voelend wezen het leven lief heeft en de dood vreest. Allen zoeken geluk en hebben een afkeer tot pijn.
Ik weet wet dat deze boeddhistische begrippen tegenwoordig naar behoefte opgerekt worden als het sommige betrokkenen beter uitkomt, verwijzen naar de boeddhistische geschiedenis van een paar duizend jaar terug, maar we leven nu in 2025, hun gedrag te rechtvaardigen: het vaderland verdedigen, normen en waarden verdedigen zeggen ze tegenwoordig, de aanvaller vernietigen, maar het doden van mensen blijft het doden van mensen, zelfs de opleiding daartoe is verwerpelijk.
In onze gevangenissen zitten mensen die tot levenslang zijn veroordeeld wegens het doden van andere mensen. Moord en doodslag. Voor hen gelden kennelijk andere wettelijke normen dan voor militairen die onder het oorlogsrecht vallen, door mensen bedacht om misdaden -het vermoorden van andere mensen- te rechtvaardigen.
Laat ik proberen te achterhalen waarop het bestaansrecht van de afdeling boeddhistische geestelijke verzorging in het leger zoals door de betrokkenen is geschetst is gebaseerd. Let wel, de boeddhistische.
De geestelijke verzorgers bij defensie uit verschillende tradities, dus ook de boeddhistische, dragen volgens defensie bij aan ‘het geestelijk welzijn van militairen, burgerpersoneel, veteranen en het thuisfront, en aan de moraliteit van de krijgsmacht als geheel’. Paul van Gogh zegt in het artikel in Trouw dat hij binnen zijn eenheid ‘500 à 600 man bedient. Daar ben ik niet per se boeddhist, maar in eerste instantie een nuldelijns hulpverlener.’
Alie Rozendal, hoofd van de dienst: ‘Meditatie werd altijd gezien als iets softs, zweverigs (…) er is veel behoefte aan verstilling, aan leren omgaan met de hectiek van het leven, zeker bij defensie. Bij ons gaat het veel over levensvragen, waar niet per se een behandeling voor is.’ Zij schrijft de populariteit van de BGV toe aan ‘het positieve imago van boeddhisme’ en het feit dat mindfulness ‘meer mainstream is geworden’.
Van Gogh in het artikel: ‘Het theoretische veld van boeddhisme, de boeddhistische psychologie, mensen snappen dat. Mensen hebben behoefte aan handvatten, zeker als het gaat om het trainen van de geest. Het boeddhisme biedt die. (…) Sommige mensen komen bij ons langs puur voor de mindtraining, omdat ze een betere militair willen te worden. Ze zijn welkom, maar komen dan vaak bedrogen uit. Het gaat bij ons minder om de ademhalingstechnieken en meer om het levensbeschouwelijke.’
Wat is dat een ‘betere militair worden’? Wat is er levensbeschouwelijk aan het opleiden tot het doden van mensen? Met wat wordt de geest getraind? Het zijn loze woorden en begrippen in deze context.
Rozendal valt Van Gogh bij. ‘Ook al is dat niet ons doel, ik denk wél dat meditatieoefeningen je een betere militair maken. Dat je heldere, meer bewuste keuzes kunt maken en veel dichter bij de ervaring van het moment kunt zijn. Als je vanuit het boeddhisme kijkt, dan gaat het altijd over moraliteit. Bij ons is ethiek het uitgangspunt. En als je alleen maar mindtraining doet, dan heb je het eigenlijk niet over ethiek.’
Wat is dat ‘de ervaring van het moment’. Welk moment? Als je de trekker overhaalt om een mens te doden? Wat is er ethisch aan het doden van mensen, van een gebied een parkeerterrein maken, zoals een beroepsmilitair in mijn omgeving dat verwoordde. Wanneer ben je een ‘betere’ militair? Na het volgen van een cursus van deze twee verzorgers?
In het artikel in Trouw wordt de vraag gesteld: Geweldloosheid, of ahimsa, is een belangrijke waarde binnen het boeddhisme. Zijn er dan geen ethische bezwaren om als boeddhist binnen een krijgsmacht te werken? ‘Wij zijn als BGV’ers sowieso non-combattant. Maar het is een misvatting dat boeddhisme pacifistisch is’, stelt Rozendal.
Boeddhisme is niet per se pacifistisch? Dat blijkt duidelijk uit de moordpartijen in het overwegend boeddhistische Birma, waar hele dorpen van niet-boeddhisten zijn platgebrand, kinderen en vrouwen zijn vermoord door ‘boeddhistische militairen’. En de misdragingen van Japanse soldaten in de Tweede Wereldoorlog. Moeten weliswaar verschrikkelijke uitzonderingen de regel zijn? Moeten we daar ons achter verschuilen, in berusten?
Rozendal schikt zich in die stelling, waarom? Is het dan geen tijd om het boeddhisme wel pacifistisch te maken? Metta, compassie, de middenweg. Juist handelen, een eind maken aan het moorden en bloed vergieten. Zou zij dat niet moeten uitdragen?
In haar uniform en rang en als boeddhist is zij de aangewezen persoon om in de contacten met militairen duidelijk te maken dat het doden van mensen hen niet toekomt. Dat er een eind moet komen aan oorlogen en wapenhandel. Aan militairisme. Dat dat verderfelijke en misdadige handelingen en instellingen zijn. Ziekenhuizen zitten te springen om personeel.
Hans de Booij zegt dat boeddhisten geen oorlog voeren, dat dat geen boeddhisten zijn. Ik steun die opvatting, ook als het gaat om ondersteuning van die daders door boeddhistische geestelijke verzorgers. Die horen niet bij defensie, vroeger heette dat het Ministerie van Oorlog.
‘Doden is niet per se iets immoreels’, stelt Van Gogh. ‘Soms red je heel veel levens door één leven te nemen. Er zijn genoeg van dat soort dilemma’s terug te vinden in boeddhistische teksten. Een krijgsmacht is onderdeel van een samenleving, ik vind niet dat we daar als boeddhist dan boven moeten staan. Militairen maken vieze handen en daarvoor mogen we ze dankbaar zijn.’
Boeddhistisch geestelijk verzorger bij defensie is ook een beroep met een flink salaris. Volgens een opgave van nl.jooble verdient een BGV’er bij defensie € 50.952.- per jaar.
Moge iedereen gelukkig zijn, met name jij.
Vrede en alle goeds, zeggen de Franciscanen.
Moedig voorwaarts!
Geef een reactie