Wie een ander met beledigingen, lelijke woorden of zelfs beschuldigingen heeft gekwetst, moet ervoor zorgen zo snel mogelijk weer goed te maken wat hij heeft gedaan. En degene die is gekwetst vergeeft hem dan zonder mitsen en maren. Was de kwetsing over en weer, dan vergeven ze elkaar over en weer hun schuld. Dit is vooral met het oog op uw gebed: hoe vaker u het bidt, des te zuiverder moet het zijn.
Liever trouwens een driftkop die snel om vergeving vraagt zodra hij beseft dat hij een ander onrecht heeft gedaan, dan een binnenvetter die zich er maar moeilijk toe kan zetten vergiffenis te vragen. Maar als iemand nooit om vergiffenis wil vragen of dit niet van harte doet, is het zinloos dat hij in het klooster zit, ook al wordt hij er niet uitgezet (bladzijde 65).
Dit schreef Aurelius Augustinus in het jaar 396, hij was toen 42 jaar oud. Hij werd geboren in de Noord-Afrikaanse stad Thagaste, in het huidige Noord-Algerije, dat toen onder Romeins bestuur stond. Zijn vader overleed toen hij nog jong was en Augustinus ontwikkelde een innige band met zijn vrome christelijke moeder. Als student placht hij nogal de bloemetjes buiten te zetten, maar toen hij 17 jaar was, werd zijn vriendin zwanger en even later werd hem een zoon geboren. Deze vriendin bleef 13 jaar bij hem, maar zou de rest van zijn leven een ondergeschikte rol spelen. Zij wordt in het beroemde autobiografische boek Bekentenissen niet genoemd, in tegenstelling tot zijn moeder, die op vrijwel elke pagina aanwezig is.
Hij trok de wijde wereld in en verhuisde naar Rome, waarschijnlijk in het jaar 383. Daar kreeg hij belangstelling voor filosofie. Na een korte tijd gegrepen te zijn door het manicheïsme kwam hij uit bij de filosofie van Plotinos en het christendom. Het was in die tijd niet ongebruikelijk om in het bijzonder de neo-platoonse filosofen te zien als voorlopers van het ware geloof. Van beslissende invloed was zijn vriendschap en bewondering voor Ambrosius, de bisschop van Milaan. Deze leerde hem dat je de bijbel niet letterlijk moest lezen maar moest zien als een symbolische boodschap.
In het jaar 395 werd Augustinus gekozen tot bisschop van de havenstad Hippo. Dit zou hij tot zijn dood toe blijven. Als bisschop stichtte hij een leefgemeenschap voor gelovigen, een soort kloosterorde. Voor deze gemeenschap stelde hij omstreeks 396 een serie leefregels op die het Praeceptum, letterlijk de Regel werd genoemd. Deze tekst vormt nog altijd de basis voor kloosterordes van de mannelijke en vrouwelijke tak van verschillende kloosterordes, zoals de Reguliere Kanunniken, de Augustijnen, de Norbertijnen, de Dominicanen. Augustinus wordt als heilige vereerd, in de Rooms-katholieke Kerk op zijn sterfdag 28 augustus en in de Byzantijnse Kerk op 15 juni. Daarnaast is hij van grote betekenis voor de geschiedenis van de filosofie, omdat hij op het kruispunt staat van het Antieke en het Middeleeuwse denken. Hij heeft invloedrijke boeken nagelaten, zoals de al genoemde Bekentenissen, de Stad van God en Over de Drie-eenheid, waarmee hij vele theologen en kerkvernieuwers na hem heeft geïnspireerd. Minder bekend is zijn grote invloed op het ontstaan van de moderne filosofie, doordat hij René Descartes heeft geïnspireerd tot een nieuwe filosofische richting.
Stront aan de knikker
Het valt niet mee om met een stel vreemden in een kleine gemeenschap samen te leven, hoe gelovig je ook bent. Bovendien is het bekende vlees soms wat zwak en slaat de verleiding toe zodra je je even buiten de tuin van de kloostergemeenschap begeeft, hetgeen soms onvermijdelijk is. Producten van het kloosterleven moeten worden verkocht en andere producten moeten juist worden ingekocht. Bovendien heeft de Here soms rare kostgangers en die komen niet zelden in een kloostergemeenschap terug, al dan niet op aandringen van vrienden en familie. Regels voor zo’n soort gemeenschap vormen een bekend verschijnsel, wereldwijd, en ook de geschiedenis van het boeddhisme kent verschillende series kloosterregels. Deze worden patimokkha genoemd en zo’n patimokkha moet elke volle en lege maan gereciteerd worden in een boeddhistische tempel of klooster waar minstens vier monniken of nonnen verblijven. Dat is dus elke 14 of 15 dagen. Vaak gebeurt dit in een speciaal gebouw, maar dat is niet noodzakelijk. Alle monniken moeten bij de recitatie aanwezig zijn. Vóór de recitatie moeten de monniken en nonnen eventuele overtredingen aan een andere monnik of non opbiechten.
Rust, reinheid en regelmaat
De bedoeling van een kloostergemeenschap is dat de club in goede harmonie bij elkaar blijft. Het is dus belangrijk om conflicten te vermijden en als dat niet mogelijk is, deze zo snel mogelijk in de kiem te smoren. Bovendien moet je zorgen dat de leden zich strikt aan de regels blijven houden en dat er geen onverschilligheid ontstaat. Hoe doe je dat?
In elk geval zoekt Augustinus het midden tussen strengheid en toegeeflijkheid. Verder is het belangrijk dat iedereen zoveel mogelijk ijverig aan het werk is en dat er niet te veel gekletst wordt. Augustinus ontwerpt dus een dagindeling waarbij men geruime tijd aan het werk is en er op gezette tijden onderbrekingen zijn voor het zingen van psalmen en het aanhoren van lezingen. Daarnaast stelt hij zijn Regula ad servos Dei (Regels voor de dienst aan God) op, de leefregels waar alle kloosterlingen zich aan moeten houden.
De beide teksten waren geschreven voor mannen, maar al gauw ontstond er behoefte aan soortgelijke regels en een dagindeling voor vrouwen. Dit was trouwens snel gedaan, want er hoefde voor de vrouwen maar weinig te worden aangepast.
Nieuwe uitgave
Zoals gezegd hebben de Regels van Augustinus een lange geschiedenis en zijn ze vaak met redelijk succes in kloosters toegepast. Ze zijn ook verschillende keren gepubliceerd. Toch heeft de Uitgeverij Noordboek een nieuwe uitgave verzorgd, waarin de regels voor mannen en vrouwen en de dagindelingen zowel in het Latijn als in Nederlandse vertaling zijn weergegeven. Als extraatje is er nog een brief toegevoegd van Augustinus aan een opstandig nonnenklooster met als titel Ernstige waarschuwing.
De vertaling van Vincent Hunink, docent Latijn en Grieks aan de universiteit van Nijmegen leest soepel en er is een interessante inleiding aan toegevoegd, geschreven door Paul van Geest, hoogleraar geschiedenis van de theologie aan de Universiteit van Tilburg en Rotterdam. Het zal voor de meeste lezers geen spannende lectuur zijn. Toch is er misschien een lezerspubliek te vinden bij hen die belangstelling hebben voor kerkgeschiedenis of die zelf een kloostergemeenschap willen beginnen.
Harde kaft, 136 bladzijden.
Ujukarin zegt
Ik zou het breder trekken. Veel van de regels zijn wel degelijk ook van belang voor woongroepen/woongemeenschappen, niet alleen voor kloosters. Er valt veel uit te detailleren in het basisconcept ‘Wat gij niet wilt dat u geschied, doe dat…’ dat onderliggend is aan de boeddhistische ethiek maar ook veel Christelijke ethiek. En het boek klinkt dat het gaat helpen in dat uitdetailleren. Ik had het graag bij me gehad in mijn jaren in woongroepen ;-)
Met gevouwen handen,