IIAS staat voor het Internationale Instituut voor Aziatische Studies. Het is een internationaal instituut, maar het heeft een zeer actieve vestiging in de binnenstad van Leiden. Op 1 juni waren er twee activiteiten gepland. ‘s Middags was er een lezing en ‘s morgens zou er een presentatie plaatsvinden van het boek van historicus Paul van der Velde: The Asian Studies Parade. Archival, Biographical, Institutional and Postcolonial Approaches. Het betreft hier dus niet de hoogleraar boeddhistische studies van de Universiteit van Nijmegen, maar iemand anders die lange tijd als historicus bij het IIAS heeft gewerkt. Het boek is een fascinerend verslag van de Nederlandse handelsactiviteiten in Azië. Het kan door iedereen vrij worden gedownload op het adres: https://library.oapen.org/handle/20.500.12657/61213.
Deshima
Door middel van zijn onderzoek naar allerhande originele documenten toont Van der Velde een levendig beeld van de activiteiten van de Nederlanders in Azië. Tijdens de lezing bleek bovendien dat het beeld, hoe veelzijdig ook, niet eens volledig was. De activiteiten in Vietnam, Laos, Cambodja en Thailand werden niet genoemd. Ik heb zelf in een museum in Laos verslagen gezien van bezoeken van Nederlandse handelaren aan Laotiaanse heersers. Ik heb in de Thaise plaats Ayodhya de resten gezien van een Nederlands handelsfort.
Wat wel uitgebreid aan de orde komt in het boek is het leven in de Japanse plaats Deshima, waar de Nederlanders van 1641-1853 het enige contact vormden tussen Japan en het Westen. De Japanse shogun had gemerkt dat Nederlanders erg loyaal en flexibel waren en bovendien niet probeerden om Japanners tot het christendom te bekeren. Het ging de VOC alleen maar om handel. De Japanners aan de andere kant waren ook wel benieuwd naar wat het Westen aan informatie en aan nieuwe wetenschappelijke ontwikkelingen te bieden had. Het resultaat was dat er vanaf 1777 op het eiland Deshima officieel Nederlandse lessen aan vertalers werden gegeven. Sommigen van hen leerden min of meer vloeiend Nederlands spreken. Dit stimuleerde de Japanse regering tot meer openheid tegenover het Westen. In het boek zijn verder fascinerende details te vinden van het dagelijkse leven destijds op het eiland.
Taiwan
Van 1624-1662 stond er een Nederlands handelsfort in Taiwan dat toen nog Formosa werd genoemd. In het begin hielden volgens de rapporten de Nederlanders zich niet bezig met de binnenlandse aangelegenheden ter plaatse. Zoals gewoonlijk was de VOC alleen geïnteresseerd in handel. Wel vonden er wat schermutselingen plaats tussen Chinese en Nederlandse handelsschepen en verdreven de Nederlanders de Spanjaarden van het eiland. Calvinistische dominees ontdekten echter dat het eiland Formosa een vruchtbare bodem bood voor bekeringen. Bovendien bleek dat het eiland een goede plaats was voor landbouw en jacht. Een andere belangrijke reden was dat er volgens het boek weinig centraal gezag was op Formosa en dat de dorpen elkaar regelmatig bestookten en probeerden elkaar uit te moorden. Er moest dus orde op zaken worden gesteld. Aan het hele avontuur kwam een eind toen Formosa in 1662 werd veroverd door de Chinese legerleider Coxinga.
Indonesië
Zoals bekend verschoof de aandacht van de VOC daarna langzamerhand steeds meer naar Indonesië, dat toen Nederlands Indië werd genoemd. Tussen 1880 en 1895 werd er volgens het boek steeds meer gebied veroverd en in de periode daarna werd het bestuur geconsolideerd. Deze ontwikkeling werd gestimuleerd doordat ook de Verenigde Staten en Japan, en zelfs België en Duitsland, steeds meer gebied in Azië probeerden te veroveren. De landen die al bezit hadden in Azië, zoals de Engelsen, de Fransen en de Nederlanders moesten nu zorgen dat ze geen gebied kwijtraakten. Dit werd volgens het boek voor de Nederlanders steeds moeilijker, omdat ze internationaal steeds minder macht hadden en ze niet, zoals de Engelsen, het volledige bestuur van de kolonie hadden gereorganiseerd. Zoals we nu weten eindigde de relatie met Indonesië in bittere vijandschap vanwege de Nederlandse arrogantie en gierigheid. Voor degene die zijn jaartallen niet goed kent: nee, Mark Rutte was toen nog geen president, maar de VVD was wel al machtig.
De lezing in de middag had als titel: ‘Pleasure and Fear. On the Uneasy Relation between Indic Buddhist Monasticism and Art’ (Genoegen en angst, over de ongemakkelijke relatie tussen het Indiase boeddhistische kloosterleven en de kunst)
Deze lezing ging niet over het kloosterleven overal in India, maar alleen over dat in Gandhara, het huidige Kandahar. Dit is belangrijk om te weten, omdat er in andere delen van India waarschijnlijk andere gewoonten en omstandigheden heersten. Gandhara was het thuisland van de Sarvāstivāda en de Mahāsanghika. We weten ook dat de yogācārafilosofie in Gandhara is ontwikkeld en de madhyamikafilosofie in het Oosten van India. De Lotussutra is ook zo’n product van Gandhara en er is geen twijfel meer over het feit dat in de kloosters daar ook wijn werd gemaakt.
Hoe zat het daar dan met de kunst? De spreker, Henry Albery, hij werkt aan de universiteit van Gent, herinnerde aan de afbeeldingen van wulpse vrouwen die in India zijn gevonden. Je kunt ook denken aan de plastische beschrijvingen van Aśvagoṣa in zijn Buddhacāritam, een literair verslag van het leven van de Boeddha. Dit boek is vertaald door Jan de Breet en Rob Janssen en uitgegeven door uitgeverij Asoka onder de titel ‘De daden van de Boeddha’.
Als je hier als monnik in de bloei van je leven zo mee wordt geconfronteerd, kun je daar nogal eens onrustig van worden. Er ontstond dus een behoefte om de monniken dit te besparen en regels op te stellen voor wat wel en niet in de kloosters mocht worden afgebeeld. Kloosters waren immers openbaar toegankelijk en er werden vaak openbare rituelen voltrokken. De lijstjes lijken wel saai, maar ze geven wel een beeld van wat in die tijd nogal eens gebeurde. Je verbiedt namelijk niet wat nooit gebeurt. Zo werd het maken van pornografische afbeeldingen verboden. Er waren daarnaast lijsten met dingen en lichaamsdelen die wel mochten worden afgebeeld, zoals handen, pijen en gezichten. Al met al gaf de lezing een interessant beeld van het boeddhistische kloosterleven in het Noordwesten van India in het begin van onze jaartelling.
Deze laatste lezing is de eerste uit een serie van drie over het boeddhisme. Beide andere lezingen zullen na september plaatsvinden. Het bijwonen is gratis, er wordt wel verzocht om je even aan te melden bij het IIAS
Een nagekomen bericht: de Universiteit van Leiden organiseert regelmatig vrij toegankelijke symposia over levensfilosofie, de volgende is gepland op 15 september 2023