Als er één woord is dat steeds terugkomt in de reacties van lezers, dan in het ‘moestuin’. Vroeger woonden meer mensen dan nu op het platteland of aan de rand van de stad. Er waren ook veel meer boeren. Iedereen had ofwel een moestuin, ofwel een opa en oma of ander familielid met een moestuin. Sindsdien zijn de mensen naar de stad getrokken en dicht op elkaar gaan wonen, de eventuele tuin heeft een sierfunctie gekregen – of is helemaal betegeld. Het aantal mensen met een moestuin is sterk achteruitgegaan door de intensivering van de landbouw. Het aantal boeren is sterk teruggelopen, terwijl de bedrijven groter zijn geworden en de bedrijfsvoering intensiever. In 1950 waren er nog zo’n 410.000 landbouwbedrijven, in 2000 was dit gedaald tot 97.000. Anno 2020 waren er nog bijna 53.000 bedrijven, aldus Wageningen Universiteit & Research. Zelfs vóór de stikstofcrisis verdwenen er dus al ca. 1000 landbouwbedrijven per jaar – en werden de overige groter en intensiever.
Om een lang verhaal kort te maken: vroeger verbouwden veel mensen hun eigen groenten, of hadden een familielid met een moestuin. Tegenwoordig is dat een kleine minderheid en denken sommige kinderen dat spinazie in deelblokjes a la crème aan de boom groeit.
Mijn droom voor Nederland is dat we met z’n allen weer meer gaan eten uit een moestuin. Misschien niet zozeer een eigen moestuin, maar een moestuin in de buurt. Gelukkig zijn er in heel Nederland historische moestuinen, moestuinen bij zorginstellingen (er bestaan zelfs zorgboerderijen), en dappere mensen die tegen de stroom in op een natuurvriendelijke manier kleinschalig aan het moestuinieren zijn, met een nieuw concept als permacultuur of een heus ‘voedselbos’. Veel van dat soort initiatieven zijn verzameld door Fietsen voor m’n eten. ‘Fietsen voor m’n eten is een consumentenplatform en een informatiebron om jouw dagelijkse eten bij elkaar te sprokkelen op de fiets’ (https://fietsenvoormijneten.nl/). Ik doe daar ook aan mee en haal mijn groente tegenwoordig bij een leuk jong stel met een ‘kleinschalige, natuurinclusieve, agro-ecologische tuinderij’. Zo krijgen zij een eerlijke prijs, en krijg ik een vers, goed product, zo uit de grond. Verder worden er geen verpakkingsmaterialen verspild en geen brandstof voor vervoer. Ook blijft er geen geld aan de strijkstok van de tussenhandel hangen. Moge jullie allen net zo’n tuinderij op loop- of fietsafstand ontdekken. De wereld zou mooier worden als we direct uit een moestuin of tuinderij zouden eten in plaats van boontjes uit Kenia of blauwe bessen uit Chili.
Terug naar een recept dat Gea mij toestuurde, uit haar knipselschriftje uit de jaren ’50. Een van de gerechten die de moeder van Gea maakte was zuurkoolstamppot met paprikasaus. Ingrediënten:
zuurkoolstamppot
scheutje (olijf)olie
2 rode paprika’s, in blokjes
1 ui, gesnipperd
1 teen knoflook, gesnipperd
1 tl. (gerookt) paprikapoeder
1 el. tomatenpuree
1 el. bloem of meel
zout en peper naar smaak
Maak de zuurkoolstamppot zoals je die lekker vindt. Fruit de paprika, ui en knoflook in de olie tot ze zacht zijn. Voeg de paprikapoeder toe en de tomatenpuree. Fruit de bloem even mee en voeg water toe tot de gewenste sausdikte. Laat even doorkoken. Maak op smaak met zout en/of peper. Serveer de paprikasaus bij of over de zuurkoolstamppot.
Op de foto met zilvervliesrijst en broccolirijst – mijn dochter lust geen zuurkool. De saus wordt nóg lekkerder van een eetlepel harissa, maar ja, dat hadden ze in de jaren ’50 nog niet. Een theelepeltje komijn zou ‘m ook wat pit geven.
Komende twee weken ben ik met vakantie en wordt de rubriek verzorgd door gastschrijvers. Tot over drie weken! Reacties en recepten blijven welkom.