Soms vraag is mij af: die ontelbare uren die ik in mijn leven doorgebracht heb zittend op een meditatiekussen, wat is daar nu de zin van? Al die momenten van verveling, van vreugde, van verdriet, van rust en onrust. Als die gedachten van: ‘Wat zit ik hier in godsnaam te doen?’ of ‘Ik wou dat dit voor altijd kon blijven duren’. Wat is daarvan belangrijk? Op hier en daar een glimp na zijn dat nu niet direct de grote mystieke ervaringen waar je in boeken over kunt lezen.
En het antwoord wordt na al die tijd en ondanks al die moeilijke boeken alsmaar eenvoudiger. Het enige wat telt is blijven zitten, gewoon blijven zitten. Blijven zitten op momenten waarop je anders je mails was beginnen lezen, of je to do-lijstje afwerken, of iets leuks gaan doen. Op die momenten waarop je gillend had willen weglopen. Op die momenten waarop je spontaan eender wat zou gedaan hebben behalve blijven zitten. Meditatie is op die momenten toch erbij blijven.
Meditatie is gedrag. Gewoonlijk wordt ons gedrag gestuurd door wat we nodig hebben, of menen nodig te hebben, door voorkeuren en afkeren. De moderne psychologie noemt het lust en onlust of beloning en straf. Op zich niets mis mee. Zo overleven we. Maar als willen en niet willen een kramp wordt, dan wordt het een bron van lijden.
De analyse van de Boeddha is helder. Hij noemt het de drie vergiften: begeerte, haat en verwarring. In het Pali: lobha, dosa, moha. Wat hier vertaald wordt als begeerte en haat is de verkramping van voorkeuren en afkeren. De verwarring is de idee dat het bevredigen van die verkrampte behoeften ons gelukkig zal maken. Bijvoorbeeld: er is niets mis met seksueel verlangen maar als ik ga denken dat mijn verlangen mij het recht geeft op seks met iemand, dan krijgen we een probleem. Zo veroorzaken we geen geluk maar lijden.
In meditatie cultiveren we een gedrag dat niet door voorkeuren en afkeuren gestuurd wordt. We cultiveren de vrijheid om bij wat er ook op ons afkomt, aanwezig te blijven. Of we het nu zen noemen of mindfulness of iets anders: blijven zitten is genoeg.
De grote valkuil is to do-lijstjes in de meditatie invoeren. Het begint heel onschuldig. We hopen een moment rust te vinden in de drukte van ons bestaan. We hopen wat helderheid te vinden in ons hoofd. En inderdaad soms vinden we rust en helderheid. En dan denken we: dit is het. En dan komt er een moment dat het niet meer lukt. Terwijl er niets te lukken valt. Als er onrust komt kunnen we ook dan blijven zitten en bij die onrust aanwezig blijven? Dat is het hele punt.
Maar voor nogal wat beoefenaars staan er veel hogere doelen op het to do-lijstje van de meditatie. We willen de verlichting bereiken, nirvana, satori. We mikken op een ervaring van gelukzaligheid als hoogste doel. En inderdaad we kunnen een gevoel van gelukzaligheid ervaren, binnen of buiten de meditatie. Maar het is niet het te bereiken doel ervan. Gelukzaligheid is een van de vele dingen die we kunnen ervaren. Maar kunnen we ook dan blijven zitten en bij die gelukzaligheid aanwezig blijven zonder te denken dat we de ‘verlichting’ bereikt hebben?
De Boeddha is heel duidelijk als hij het over nirvana heeft. Het is geen ervaring. Nirvana is een metafoor voor het stillen van de kramp van willen en niet willen, van begeerte en haat. Satori is de Japanse vertaling van een Chinese term voor weten, begrijpen. Het is het omgekeerde van de verwarring waarin we vastlopen.
Dus kunnen we gaan zitten zonder de illusie dat we iets moeten bereiken en zonder kramp aanwezig blijven bij wat er zich aandient? Dat is genoeg: gewoon blijven zitten.