Het begint met een zacht geruis in de verte, dat langzaam aanzwelt en dichterbij komt. Als je niet beter weet denk je dat er een trein aankomt over het spoor zo’n kilometer verderop. Maar als je kijkt in de richting waar het geraas vandaan komt zie je op een gegeven moment een soort grijze muur naderen en niet veel later dendert er een enorme wolkbreuk over je heen. Sta je op dat moment niet onder een dak, dan ben je in een paar tellen helemaal doorweekt.
Vanaf april is dat al zo’n beetje een dagelijks ritueel, soms zelfs meerdere keren per dag. Er valt het hele jaar al ongewoon veel water en waar het regenseizoen zich normaal gesproken kenmerkt door één fikse bui per dag, hebben we dit jaar niet alleen te maken met veel meer buien, maar ook met grijze dagen waarop het de hele dag door blijft regenen. Het lijkt Nederland wel, behalve dan dat de temperatuur hier ook tijdens de regen nog altijd aangenaam blijft.
Het landje kan al dat water niet echt meer goed verwerken. Als de zon een middagje wel schijnt is er meteen veel water verdampt, maar we hebben af en toe toch wel de indruk in een moeras te wonen. Sommige plekken staan al weken lang onder. Er zijn al planten die het loodje gelegd hebben en enkele andere, die we per se niet kwijt wilden, hebben we uitgegraven en in een pot op een droge plek gezet, in de hoop dat we daarmee niet te laat waren.
Voor de beestenboel is het ook vervelend. De kippenren staat al zeker twee maanden blank en de wei van Surya is deels veranderd in een modderpoel. Gelukkig blijft haar stal droog en staat er op een groot deel van haar wei nog gras. We kunnen aan haar zien dat ze baalt van die nattigheid, net als wij. Als het hard regent, of er net een giga hoosbui gevallen is, bezorgen we haar brokken en hooi aan stal, in plaats van in de wei. Ook een paard eet liever droog. Wordt het allemaal nog wat erger, dan komt er een moment dat we haar naar de paardenfarm in de buurt moeten brengen; hopelijk blijft haar en ons dat bespaard.
Over het lot van de schildpadden zijn we onzeker. Begin juli hebben we ze voor het laatste alle vier gezien. Na meer dan een maand afwezigheid zijn de grootste twee ineens weer tevoorschijn gekomen, maar de twee kleinere hebben we nog altijd niet gezien. De vrees is dat hun hol of schuilplaats is ondergelopen en ze daar niet op tijd uit hebben kunnen komen. De tijd zal het leren, maar erg optimistisch zijn we niet meer.
Gelukkig komt het water nog niet bij het huis, hoewel we een paar dagen geleden een recordhoeveelheid neerslag hadden en de vijver van de buurman zo hoog stond dat het water tegen de vloer van de veranda stond, een paar centimeter onder de rand. Maar vervolgens is het weer snel gezakt en later niet meer zo hoog gekomen.
Vervelend probleem van de hoge (grond)waterstand is ook dat de overloopput van de septictank in een dag vol loopt. Voor wie niet weet hoe dat werkt: de afvoer van de wc mondt uit in een septictank. Daar zinken de zware bestanddelen naar de bodem, waar ze door bacteriën worden afgebroken. Het spoelwater komt via een pijp in een overloopput terecht. Het is prima geschikt om de tuin mee te bewateren, maar dat hoeft momenteel niet, zoals je zult begrijpen. Normaal gesproken moet de overloopput 1 of 2 keer per jaar geleegd worden, maar nu loopt die dus in een dag vol met regenwater, waardoor het water uit de septictank er niet meer bij kan, waardoor het water uit de wc niet meer weg kan, waardoor… nou ja, nu wordt het een stinkverhaal, dus laat maar. Iedere dag pompen we nu dus noodgedwongen een kubieke meter water naar achter in de tuin, waar het al kletsnat is.
Is al die nattigheid een voorbode van wat ons nog te wachten staat? Dat is natuurlijk koffiedik kijken. Maar opvallend is wel dat Noord-Thailand in voorspellingen van de effecten van de klimaatverandering als een van de weinige gebieden wordt genoemd waar het natter gaat worden in plaats van droger. De laatste twee jaren lijken die voorspelling in ieder geval te ondersteunen.
Inmiddels hebben we te maken met de naweeën van de tyfoon Noru, die vooral op de Filipijnen en in Japan heeft huisgehouden. Veel plaatsen waar men tot nu toe droge voeten heeft weten te houden, lopen nu alsnog onder. In Lampang valt het nog mee; daar staan alleen wat straten direct aan de rivier blank. Maar Chiang Mai krijgt het al flink voor de kiezen, en dan moet al dat water allemaal ook nog naar het zuiden wegvloeien. Daar gaat het echt uit de hand lopen.
Goed beschouwd hebben we hier dus eigenlijk niet zo veel te klagen. Dat doen we sowieso al nooit. Hoewel we vorige week op een droge dag toch tegen een onverwacht nat pak aanliepen. We waren uitgenodigd voor een ceremonie in het plaatselijke restaurant. Waarom en waarvoor precies, dat wisten we niet, want met het beetje Engels van Somtjid en het beetje Thai van ons konden we dat niet echt duidelijk krijgen. Wat we wel wisten was dat er een belangrijke monnik zou komen, om het restaurant te zegenen. Zo eens in de zoveel tijd moet dat gebeuren, als een soort van preventief onderhoud zeg maar.
Hoewel we dat eigenlijk niet willen, krijgen we toch altijd een speciale positie bij dat soort ceremonies. Wij vinden al die andere mensen veel belangrijker dan onszelf, maar al die andere mensen, inclusief de monniken, vinden het geweldig dat er farang, buitenlanders, bij zijn. Dus mochten we een door anderen aangereikt envelopje aan de monnik overhandigen, waarbij het de bedoeling is dat je lager blijft dan de monnik. Voor Mieke met haar lenige lijf is dat prima te doen, maar voor mij, als 1.90 lange stijve hark was dat een hele toer. Vervolgens kreeg ik van de monnik de nodige versnaperingen overhandigd, zodat ik achteruit moest kruipen, met mijn hoofd omlaag, zonder op mijn gevulde handen te kunnen steunen. Ik had visioenen van een oud speelgoed-olifantje dat we vroeger thuis hadden en dat altijd voorover op zijn slurf kiepte, waarbij de achterpoten in de lucht vlogen, maar wist de terugtocht zonder kleerscheuren te volbrengen.
De ceremonie werd besloten met het zegenen van de aanwezigen. Nederlandse priesters gebruiken daarvoor een soort luxe pleeborstel waar ze wat mee wapperen, maar Thaise monniken doen dat door te slaan met een in gezegend water gedompelde tak waar nog bladeren aanzitten. “Onze” monnik had er zin in, vermoedelijk in de wetenschap dat er aan water momenteel toch geen gebrek was, en sloeg er weinig zachtzinnig op los, telkens zijn tak weer in het water dopend. En zo gingen we ondanks dat het een van de spaarzame zonnige dagen was, toch nog nat naar huis. Maar wel gezegend.