We zijn over de helft van de serie die ik naar aanleiding van een cursus Theologie schrijf. De inhoud van iedere les brengt mij op gedachten die ik wel wil delen. Vandaag:
De waarheid inpakken
Les 31 van de cursus Theologie heeft als onderwerp: godsdienstwetenschap. Les 19 had exact dezelfde titel! Ik reageerde daar onder meer op (bijdrage 23) door te stellen dat de basisprincipes van de verschillende wereldgodsdiensten allemaal zijn verwoord in teksten die honderden jaren geleden zijn opgesteld. En ook dat iedere religie die claimt de waarheid te kennen, zichzelf door die claim diskwalificeert. Daar neem ik geen letter van terug. Na les 30 word ik nu geacht duidelijk te kunnen herkennen wat het onderwerp van godsdienstwetenschap is, en te erkennen dat godsdienstwetenschap met andere wetenschappen moet samenwerken. Bovendien gaan de auteurs van de les ervan uit dat ik de verhouding tussen godsdienstwetenschap en theologie onder de loep neem, én dat ik snap dat godsdienstwetenschap de aanspraak op soevereiniteit van verschillende godsdiensten relativeert. Ok. Daar gaan we:
Het onderwerp van godsdienstwetenschap is godsdienst. Dat betekent dat de dienst of dienstverlening aan één of andere god het onderwerp is, en niet de god zelf. Godsdienstwetenschap vraagt zich af wat mensen zoal doen om hun god te dienen. Waarom dienen ze eigenlijk? Wat hopen ze ermee te bereiken? Het zijn de bekende W vragen: wie, wat, waarom, waartoe, wanneer, waarmee, … en ook die éne vraag ‘hoe dan’?
Volgens verschillende woordenboeken kun je theologie vertalen met godsdienstwetenschap en dat is raar, want dan luidt de vraag dus: wat is de verhouding tussen godsdienstwetenschap en godsdienstwetenschap? Die vraag lijkt een beetje op de als grap bedoelde vraag: “wat is het verschil tussen een dood vogeltje?” Het antwoord luidt: “Zijn pootje is even lang”. Flauw! Je kunt theologie echter ook vertalen met: geloofsleer… En dan kun je met wat goede wil wel degelijk verschillen onderkennen. Godsdienstwetenschap gaat dan over wat gelovigen doen of zouden moeten doen, terwijl geloofsleer juist gaat over wat dienaren van god als waarheid aannemen of zouden moeten aannemen. En die twee zaken lopen in de praktijk van alledag vaak uiteen. Je komt in de buurt van wat de apostel Paulus in zijn brieven schreef: “Want ik doe niet wat ik wil, het goede, maar juist wat ik niet wil, het kwade, dat doe ik.” (Romeinen 7). Hoe herkenbaar! Het ene willen en het andere doen. Tegen je eigen voornemens ingaan. A zeggen en B doen. Zie daar in enkele woorden vervat het verschil tussen geloofswetenschap en theologie. Mijn vraag is vervolgens of je godsdienstwetenschap en theologie nodig hebt om te ontdekken dat mensen vaak niet doen wat ze willen, vice versa. Met psychologie, pedagogie en andere …ogieën kom je er ook.
Blijft over de soevereiniteit van (andere) godsdiensten. Je bent soeverein wanneer je volledig onafhankelijk bent van anderen en dat niemand gerechtigd is je orders te geven. Een religie is dan soeverein wanneer deze religie niets en niemand anders nodig heeft dan zichzelf om het eigen bestaan te rechtvaardigen, en in het vervolg daarvan erkent het ook niets en niemand anders dan zichzelf om te zeggen wat er moet gebeuren of juist niet moet gebeuren. Een soevereine religie erkent daarom geen andere visies dan de eigen visie als de enig juiste visie, want er zijn simpelweg geen andere juiste visies dan de eigen juiste visie. Nou … zegt de cursus theologie dan, dát is niet helemaal correct. Anders gezegd: wat je als religie ziet en verkondigt als waarheid, is wellicht waar… maar niet de héle waarheid! Het zou zomaar kunnen dat iedere religie ‘an sich’ geheel en al waar is, maar dat de waarheid als geheel niet volledig in iedere religie past. De waarheid of werkelijkheid (hoe je het maar noemen wilt) laat zich nu eenmaal niet door welke religie dan ook inpakken. Je kunt de oceaan ook niet in een fles stoppen. Zoiets.
Theologie is géén godsdienstwetenschap. Woordenboeken die het ene begrip met het andere verklaren, zitten er dus gewoon naast. Religie heeft naast rationeel wetenschappelijk te onderzoeken aspecten namelijk ook aspecten die op geen enkele manier rationeel te benaderen zijn. Een katholieke mis bijvoorbeeld is ‘een belevenis’, waar het gevoel bij betrokken dient te zijn, anders blijft er niets van over. Hetzelfde geldt voor een sacrale dans, een mystieke drumsessie, een spirituele dis. Wie in een ouweltje alleen maar een rond plakje gebakken meel met ingestempeld symbooltje ziet, heeft niet dezelfde beleving als iemand die in een hostie het lichaam van Christus ontvangt. En wie in met water aangelengde wijn slechts verdund gegist druivensap proeft, beleeft iets anders dan iemand die het bloed van Christus drinkt. Kortom: Wanneer je de hocus pocus in een mis (de consecratie, waarbij brood en wijn veranderen in het lichaam en bloed van Christus) wetenschappelijk bestudeert, moet je dat niet doen als fysicus, maar als psycholoog. Er verandert namelijk helemaal niks in materiële zin, maar des te meer in psychologische zin.
Zo bezien kan een fysicus probleemloos religieus zijn, mits in staat om verder te kijken dan de zuiver stoffelijke realiteit. En een mysticus kan omgekeerd een uitstekend fysicus zijn, mits hij in staat is de wetten van de materiële werkelijkheid te scheiden van alle onstoffelijke zaken. Natuurlijk zou het een theologische/wetenschappelijke doorbraak zijn wanneer iemand definitief alle materiële en spirituele rimram in één fraaie formule zou weten samen te vatten, maar ik hoop dat die doorbraak nooit komt. Je leest het goed: ik hoop het! Het zou namelijk betekenen dat God in een formule te vatten zou zijn. Dat zou mijn inziens onmiddellijk Gods einde betekenen. Je zou niet eens meer Gods bestaan kunnen ontkennen, want je hebt vanaf het bekend worden van die formule zijn lijk te pakken. Het zal geen stoffelijk lijk zijn, en geen imaginair lijk… maar niettemin: het is ‘finito’.
Bruno Nagel zegt
De godsdienstwetenschapper W.B.Kristensen omschreef indertijd het object van de godsdienst wetenschap als: het geloof van de gelovige. Dus hoe de gelovige zijn/haar geloof beleeft en daaraan uitdrukking geeft. Ik vind dat een goede omschrijving, die zowel de ruimte van het vak aangeeft alsook het respect voor de eigen belevingswereld van de gelovige. Mhgr.