Het beginstadium van de kerk.
Terug naar het begin. Jezus zegt tegen Simon bar Jona: “Gij zijt Petrus, en op deze petra zal ik mijn gemeente bouwen…. “
Simon, de zoon van Jona is geen superman of batman, maar een rotsman. En aan deze rots van een vent heeft Jezus het uitbouwen van zijn gemeente opgedragen. Dat Jezus voor het fundament van zijn kerk en de opperste herders Simon bar Jona aanwijst, later te noemen Petrus, is slechts een interpretatie van de woorden die hij mogelijk heeft uitgesproken. Ik zeg met nadruk mogelijk’, want ik was er zelf niet bij en heb alles van horen zeggen. Evam me sutam … zou je boeddhistische sutra’s kunnen citeren, ‘aldus heb ik gehoord’.
Volgens mij is een kerk een instituut ten dienste van een gemeente. Een gemeente is géén materie-ding met of zonder toren, glas-in-lood ramen en een gemeente is zelfs geen hiërarchisch geconstrueerde organisatie met boeken vol regeltjes! Ik woon bijvoorbeeld in de gemeente Midden-Groningen, en niet in de kerk Midden-Groningen. Een gemeente is een groep mensen die om een of andere reden bij elkaar hoort. En een gemeenschap is zelfs een groep mensen die bij elkaar willen horen, doordat ze iets ‘gemeen’ hebben en dat ook van elkaar weten. Je kunt Jezus Christus mijns inziens dan ook niet beschouwen als de oprichter van een kerk, laat staan van dé kerk. Hij vormt een gemeenschap, door gelijkgezinden om zich heen te verzamelen, wellicht vergelijkbaar met een sangha, en die grondvest hij op Simon bar Jona. Deze rotsman moet ervoor zorgen dat die gemeenschap niet als los zand aan elkaar komt te hangen, maar zo aantrekkelijk is en blijft dat anderen zich er bij willen aansluiten. Niet omdat dat moet, maar omdat ze dat zelf willen. En niemand mag worden buitengesloten!
Interpretatie? Ja! Ik interpreteer ook. Iedereen legt de werkelijkheid waarin hij of zij leeft voortdurend uit – in ieder geval voor zichzelf. Wat er met je gebeurt wanneer je geen touw meer vast kunt knopen aan de werkelijkheid waarin je leeft, heb ik in de psychiatrie van nabij mogen ervaren: het leidt tot angst, paniek, desoriëntatie, waanzin. Maar omdat je nooit weet of jouw interpretatie wel “goed” is, kun je gemakkelijk gaan twijfelen en die twijfel … precies, leidt als je niet oppast ook tot angst, paniek, desoriëntatie, waanzin. Het voelt daarom veiliger (lees: zekerder) om interpretaties over te nemen van lieden die zelfverzekerder zijn dan jijzelf. Ik denk dat Simon bar Jona, alias Petrus de rotsman, bijzonder zelfverzekerd was, zeker na het krijgen van de bevestiging van zijn meester dát hij het bij het juiste eind had. Niet alle joden waren er evenwel van overtuigd dat Jezus de man was waar zij op zaten te wachten. Zij interpreteerden de werkelijkheid rond Pesach 30 nC. en de tijd daarna anders, en weigerden deel te nemen aan de gemeenschap die de apostelen – de belangrijkste volgelingen van Jezus – probeerden uit te bouwen. Petrus voorop! Waar die weigering op grond van een andere interpretatie toe heeft geleid en soms nog steeds leidt, acht ik onder lezers van het BD bekend.
De historische Jezus van Nazareth heeft werkelijk geleefd. Daar bestaat eigenlijk geen enkele twijfel meer over. Iedere discussie daarover kun je gevoeglijk als afgesloten beschouwen. Maar over wat hij heeft gedaan, gezegd en met zijn woorden allemaal heeft bedoeld … daar kan tot in lengte van dagen over gediscussieerd worden. Niemand weet wat hij werkelijk heeft gedaan, werkelijk heeft gezegd en werkelijk heeft bedoeld. Iedereen kan en mag voor zichzelf de realiteit van interpreteren. Wie liever de interpretatie van anderen overneemt, staat het vrij zich aan te sluiten bij een geloofsgemeenschap. De meeste hebben hun interpretaties op schrift staan in een zogeheten catechismus.
De beginperiode van de kerk(en) zoals wij die tegenwoordig kennen, is een bijzonder theologisch-scheppende tijd geweest. Na de kruisdood van Jezus circuleerden er allerlei interpretaties van zijn daden, woorden en bedoelingen rond de Middellandse zee. Het is de apostel Paulus geweest die – met zijn in vele brieven vervatte interpretaties – een stevig stempel zette op wat tegenwoordig “kerk” heet. In de cursus theologie die ik volg staat: “De apostelhandelingen en de brieven van Paulus maken duidelijk dat van het begin af aan in de oerkerk het geestelijk ‘ambt’ als een wezenlijk element van de gemeenschapsorde gezien kan worden. Een puur charismatische, op vrije geestwerking gebaseerde grondwet zonder ambten, zonder rechtsorde en zonder een vaste geloofserfenis is er nooit geweest; ze is met het paulinische kerkbegrip niet te verenigen.” Ik waag dat ‘is er nooit geweest’ ernstig te betwijfelen. Zou ‘is vakkundig de nek omgedraaid’ niet beter zijn? Wie zich niet aan Paulus’ interpretatie onderwierp / onderwerpt, kreeg / krijgt simpelweg geen recht van spreken. Wie toch sprak / spreekt , werd / wordt op een of andere manier overschreeuwd of monddood gemaakt. Maar dat staat dan weer niet in deze cursus. Dat is – ik wijs daar met nadruk op – mijn interpretatie van de algemene geschiedenis tot op de dag van vandaag, voor zover ik die ken. Hoe ook, in de begintijd van de kerk verdedigden apologeten (verdediger van bepaald gedachtegoed, hier vooral het gedachtegoed van Paulus) het christelijk geloof tegen het heidendom en dwalend christendom! En dat doen apologeten nog steeds.
Wat is heidendom? Een heiden is een bewoner van de heide, een plattelandsbewoner, een barbaar, en in het algemeen iemand die iets anders gelooft dan wat er in de Thora of de Bijbel staat. Heidenen geloven bijvoorbeeld in Germaanse of Noorse goden. Die mocht je als christen natuurlijk niet serieus nemen, maar om deze heidenen voor het christelijk geloof te winnen, was het wel slim om bepaalde gewoonten, feesten en gebruiken van hen over te nemen. Hoe doe je dat? Gewoon, door er een christelijke draai aan te geven. Herinterpreteren. Anders uitleggen. Klaar. En zo kregen wij bijvoorbeeld kerstmis! Wie denkt dat Jezus in december is geboren heeft het mis! Hij werd waarschijnlijk ergens in de zomer geboren. Kerstmis in Australië is daardoor realistischer dan in Europa of Canada, om maar wat te noemen. Geen sneeuw, maar mussen die dood van het dak vallen van de hitte. Dat zou passender zijn. Wij danken dus indirect het “I’m dreaming of a white Christmas” aan de heidenen.
De eerste eeuwen na Jezus kruisdood worstelde de kerk zoals wij die nu kennen ook met allerlei dwaalleren. Dwaalleren zijn leren die afwijken van de officiële leer, en die officiële leer is minder door de rotsman Petrus ontwikkeld dan door Paulus. De diversiteit in dwaalleren is enorm. Ik ga ze niet allemaal opsommen en beschrijven. Sommige komen ongetwijfeld nog wel een keer aan bod.
Maar voor de geloofsgemeenschap een kerk werd die met dwaalleren kon worstelen, moest ze zien te overleven. Niet in het prille begin. Over die eerste groepjes Jezus-aanhangers maakte niemand zich druk. Het waren nette mensen. Ze hielden er on-alledaagse ideeën op na, maar daar had niemand last van. Dat werd anders toen er steeds meer van kwamen, en ze misschien, wellicht, … hoe dan ook: er kwamen christenvervolgingen. En hoe fanatieker je ze veroordeelde, hoe fanatieker ze zelf op hún beurt weer werden. Het leek er zelfs af en toe op dat ze graag ‘martelaren’ werden, dus wilden sterven voor hun geloof. Voor HUN Jezus. Het vervolgen van christenen had daardoor op een eigenaardige manier een averechts effect! Het leek de veelkoppige slang (Hydra van Lerna) wel waar de legendarische Hercules ooit tegen vocht. Als je er één afhakte of vermorzelde, kwamen er twee voor terug…
Ach ja. Wie zijn geschiedenis kent, is gedoemd deze te herhalen. Ik weet niet wie dat als eerste zei, maar er zit beslist wat in. Er zijn beslist overeenkomsten tussen islamitische martelaren van nu en christelijke martelaren van toen. Het is eervol om voor je geloof te mogen sterven. Het is natuurlijk niet leuk, en waarschijnlijk ook pijnlijk of op een andere manier ellendig, maar je komt in de hemel en krijgt daar een ereplaats. Toch? En hier op aarde wordt je misschien zelfs heilig verklaard!
Niks nieuws onder de zon.
Dharmapelgrim zegt
Het moet natuurlijk zijn: “wie zijn geschiedenis NIET kent is gedoemd haar te herhalen …” het scheelt maar een woord, maar in dit geval maakt dat veel uit.