Je lijkt een machtige betonnen spelonk binnen te stappen. Het is alsof de wanden verweerd zijn door tijd en ruimte, maar de kerk is pas 60 jaar oud. Je staat boven aan een trap die afdaalt naar het kerkschip. We zien gaanderijen langs kleine gebrandschilderde kruiswegstaties, diep in het beton. Het licht aarzelt in elke uitdrukking van Jezus’ martelgang. Dit is de Notre-Dame van Royan, een plaats die aan het eind van WOII werd vernietigd. Guillaume Gillet (grand prix de Rome) schiep tien jaar nadien met de nieuwste technieken van die tijd een betonnen wonder. Aan weerszijden van het gewelf een stuk of twaalf in de wanden opgenomen kolommen die naar het dakgewelf oprijzen. Zo hoog als de Notre Dame van Parijs, 36 meter in het koor en 26 meter in het midden. Het schip is 45 meter lang en ruim 22 meter breed. Beneden ligt het gangpad naar het gracieuze betonnen altaar, aan beide kanten honderden rieten stoelen.
Onze adem stokt, aangegrepen als we zijn door een ontzag dat nog nooit enige kerk bij ons opriep. Hier drukt elke ruimte, elk vlak, elke hoek, elke verbinding een grootsheid uit, waarvan ik niet dacht dat zij met vorm is weer te geven. Later, als we weer spreken kunnen, zegt mijn metgezellin: ‘Alsof je in een kolossale baarmoeder terecht bent gekomen. Je voelt een explosief orgasme en tegelijkertijd intense stilte. Alles trekt je met overweldigende kracht in je centrum. Het zet je, in die verticale structuren, helemaal rechtop, scheurt weg wat onecht is en focust je op je verbintenis met het goddelijke – die grootsheid die we van nature zijn. Het rammelt je door elkaar: Wordt wakker, je kunt niet klein blijven.’
Zo ondervonden we het allebei. In dit gewelf, dit ruimteschip, gaat onontkoombare omarming gepaard met eindeloze verwijding – meedogenloze gestrengheid met tomeloze liefde. Het laat je geen keus. Het dwingt je in te zien, aan den lijve te ervaren dat je deel hebt aan het wezenlijke dat alles samenvoegt, dat je dat bènt. Geen één, geen twee. Deze kerk zegt: Jij bent het centrum van het heelal, waarin hemel en aarde zich verbinden, waarin mysterie en het alledaagse onlosmakelijk verweven zijn. Er is geen ontsnappen aan. Jij, bezoeker, bent weg, waarheid en leven. Alles breekt je open voor deze ontvankelijkheid. Wat hier aan eenheid wordt uitgedrukt, doorsnijdt de structuren en de dogmatiek van alle culturen en religies, is universeel en van alle tijden. Ik hoor de boeddhistische zenvrijdenker Hisamatsu al lachen in zijn vuistje.
Van een ego blijft in deze kerk geen spaan heel. De huisbouwer ziet zijn huis tot de grond toe afgebrand. Plotseling zie je een sprankje van de maan. Er komt een groep toeristen binnen en iemand begint bij het altaar te stofzuigen. Het geeft niet. De stille kracht neemt alles in zich op zonder dat haar indringendheid verandert. Alle geluiden, bezigheden en dingen zijn immers essentie. Twee vrijwilligers vegen hier en daar vogelpoep van de stoelen, want er is onlangs een duif de kerk binnengevlogen. Maar dit symbool van vrede en boeddhanatuur is hier niet voor niets. Het weet dat schijnbaar poortloze muren alleen maar opening zijn.