Jullie weten dat mijn schoonmoeder overleden is. Ellen en ik waren kort na haar overlijden in haar huis. En er viel mij iets enorm sterk op. Nu Marleen dood was, waren alle dingen die zij om zich heen had verzameld tijdens haar leven ook dood. In zen-context zouden we zeggen: de tienduizend dingen. Allemaal dood. En zo zaten we op de zolder, in de klerenkast, in de slaapkamer, in de huiskamer en op de overloop en alles was hartstikke dood. Het huis zelf ook.
Maar dat kan natuurlijk helemaal niet. Dode dingen zoals we ze gewoonlijk noemen, kunnen niet van het ene op het andere moment meer dood zijn dan eerst. Er was dus iets met mij gebeurd. Niet met de dingen. Je zou kunnen zeggen dat ik merkte dat in haar huis de verbindingsfactor van haar met en ook tussen de dingen was weggevallen. Met Marleen leefden alle dingen in de relatie die ze met haar en met elkaar hadden. Zonder Marleen was het leven en de onderlinge verbinding uit ze weggevloeid. Zo’n soort ervaring was het. En ook treurde ik om het verlies van mijn tweede jeugd in dit dode huis, waar ik als 65-jarige voor het eerst bij Ellens ouders kwam en waar ik later haar ouders om de hand van hun dochter heb gevraagd.
In zen liggen van die diepe begrippen opgetast die in verkeerde handen al gauw onbegrepen oneliners worden. Ik wil er voor dit praatje twee noemen. Het idee van ‘geen geboorte, geen dood’ en de overtuiging dat de historische Boeddha het ‘doodloze’ heeft gevonden.
Maar even terug naar het lege dode huis van Marleen. Waarmee ik daar oog in oog stond was de tragiek van de dood. De sterfelijkheid van ons allemaal. De vergankelijkheid van alles en iedereen. En het riep iets in mij op dat herinnert aan de bodhisattvagelofte: Hoe talloos de levende wezens ook zijn, ik beloof ze allen te bevrijden, het thema van de vorige keer. Nico Tenko roshi schrijft daarover op zijn Mystiek Netwerk ‘Wie met de ogen van de dood kijkt, leest in elk menselijk gelaat: ‘Bevrijd mij!’. Het denken aan de dood geeft de moed en de wil zich te houden aan de eerste en belangrijke gelofte van de Bodhisattva: te werken aan de bevrijding van alles en iedereen, hoe talrijk zij ook zijn.’ Het besef van vergankelijkheid schept compassie.
Ik herinner me het gezicht van Marleen maar al te goed en ja, wat Nico schrijft heb ik zeker gezien en herkend. Maar misschien meer nog zag ik het nu ook in de dingen die haar omringden. Niet wegkijken Dick, zie het aan, zei ik tegen mezelf, net als van de film Werk ohne Autor. En toen ik al die dingen daar in dat lege huis nog eens goed aankeek, zag ik hoe ik ze zelf met aandacht weer tot leven kon brengen, ze kon bevrijden, ze een nieuw tussenveld kon geven. Want, schrijft Nico: ‘De werkelijkheid krijgt de kans zich te openbaren. Vervolgens roept de werkelijkheid van de dood de juiste energie in ons wakker. De reële dood (…) brengt ons naar de bron van ware levensenergie: de oneindige wil tot het goede. Want de dood leert ons bovenal mededogen.’ Wat ik in het huis voelde had met die energie te maken. Juist die oneindige vergankelijkheid die altijd maar door gaat. Midden in geboorte-en-dood gaan zitten, wat ik daar deed, leerde mij dat ons leven geen begin en geen eind kent. Geen geboorte, geen dood. Wonderlijk genoeg brachten de dode dingen mij dit besef.
Het begrip doodloos dat meerdere malen uit de mond van de Boeddha in de Pali Canon klinkt, raakt aan het voorgaande; het inzicht dat er alleen verbinding is, alleen een voortgaand proces van leven dat zich van moment tot moment ontvouwt. De Boeddha raadt ons aan aandachtig en kalm de werkelijkheid te ervaren zoals die zich in en aan ons manifesteert. Ook dus wat zich aan gevoelens en gemoedsgesteldheid in ons aandient.
De Boeddha doet dan nog een bekende uitspraak in dit verband: ‘Aldus is een monnik in zijn leven zichzelf tot eiland, zichzelf tot toevlucht en heeft hij niemand anders als toevlucht; is de Dharma hem tot eiland, is de Dharma hem tot toevlucht en niet iets anders. De monniken, Ananda, die nu of na mijn heengaan zo zullen leven, die zich willen oefenen, die zullen voor mij aan de top staan, in het doodloze.’ ‘Het doodloze, aldus mijn leraar Nico, kan slechts in stilte en verlegenheid gekoesterd worden.’ In de werkelijkheid van de dood kan er iets openbreken wat vergankelijkheid en dood overstijgt.