In deze reeks praatjes heb je eerder gehoord over Boeddha (het ideaal van verlichting) en dharma (de leer die hij herontdekte en uitdroeg). Nu dus tijd voor de sangha. Interessant genoeg verschillen de definities van sangha in de overgeleverde teksten nogal. De grootste gemene deler is het woord ‘gemeenschap’; in de betekenis van het collectief van volgelingen van Boeddha en dharma. Ook zijn de teksten vrij duidelijk over het bestaan van een ‘Arya sangha’, dat zijn alle bijna-verlichte volgelingen.
Maar zoek je meer detail, dan scheiden zich de wegen. In onze beweging verwijzen we naar soetra’s die duidelijk maken dat spirituele vriendschap de kern is van het spirituele leven, en dat ‘sangha’ bestaat uit allen die zich boeddhist noemen. Maar anderen, haal er bijvoorbeeld Wikipedia bij, vinden op basis van andere soetra’s dat zij die fulltime met boeddhisme bezig zijn, en/of een pij dragen, meer sangha zouden zijn dan anderen. Het is maar dat je het weet. Mijn definitie is ‘het netwerk van door spirituele vriensschap verbonden volgelingen van Boeddha en dharma’. En dat netwerk is minstens even belangrijk als de andere twee Juwelen; het volgen van Boeddha en beoefenen van dharma is verduveld moeilijk op je eentje, wederzijdse hulp op het pad is zeer welkom.
Verticaal vs horizontaal
In dit begrip ‘netwerk van spirituele vriendschappen’ missen sommige lezertjes een term die je veel bij boeddhisten ziet: de leraar/lerares. Die vind ik ook geen uitzondering op de regel waard. Wél kun je in vriendschappen twee vormen zien: de ‘horizontale’ (met mensen die min of meer gelijkwaardig zijn qua ervaring) en de ‘verticale’ (met iemand die meer ervaren is). Maar het is vaak een combinatie, ook de lerares kan op bepaalde terreinen weer leren van haar leerling en onder gelijkwaardigen kan er op onderdelen toch een hiërarchie zijn. Wat meer detail over leraren-rollen vind je hier
En nogmaals: of iemand parttime bezig is met boeddhisme dan wel fulltime, en onder de laatsten vind je bij veel bewegingen ook pijdragers, heeft geen eenduidig bepaalde invloed op diens spirituele niveau. En dus ook niet op het verticale dan wel horizontale karakter van een onderling contact. Meer tijd kunnen besteden aan dharmabeoefening kán je verder helpen, en voor gevorderden is soms zelfs celibaat een nuttige stap, maar beiden zijn geen garantie!
Sangha bouwen
Nog iets meer over bouwen van sangha. Startpunt is dat het spirituele pad toewijding en vastigheid eist. Het gaat er dus niet alleen om te werken met meditatie, dharmastudie en pudja/chanting, maar vooral ook om dat structureel te doen. En daarbij ontwikkel je dan vanzelf een min of meer vaste groep spirituele vrienden/vriendinnen; zij fungeren als klankbord, en geven jou in het begin gevraagd en later ook ongevraagd (!) advies over alles wat met jouw spirituele pad te maken heeft. Inclusief aanpassingen bijvoorbeeld in je gekozen meditaties en studiemateriaal. Je ziet ze geregeld in persoon op bijeenkomsten en-of retraites, en daarnaast is natuurlijk Internetcontact een extra mogelijkheid. Die groep spirituele kompanen is jouw sangha.
Wat bepaalt spirituele vriendschap?
Het zijn een aantal criteria die echt niet allemaal van toepassing hoeven te zijn, maar wel enkele ervan. En die een vriendschap ‘spiritueel’ maken inplaats van een gewone vriendschap.
- De basis van het onderlinge contact is metta. De ander is voor jou een oefenobject om je metta op uit te proberen, maar dat is per definitie niet exclusief. Dus aan de ene kant zal er nooit sprake zijn van handelen vanuit begeerte-haat-onwetendheid naar die ander toe want dat is de ‘power mode’ in goed Engels. Maar aan de andere kant moet het écht gaan om die spirituele vriend het allerbeste te wensen voor haar pad; elke dimensie van verliefdheid/seksualiteit heeft altijd begeerte in zich en is dus heel, heel moeilijk te combineren met spirituele vriendschap.
- Spirituele onderwerpen zijn een hoeksteen van jullie contact, maar het zal zelden de enige interesse zijn die jullie bindt. Andere gedeelte interesses zijn prima – denk aan muziek of andere kunstvormen, sporten etc.
- Een spirituele vriendschap eist nóg specifiekere ‘toewijding en vastigheid’ dan je al naar de sangha als geheel probeert te beoefenen. Dus je houdt bijvoorbeeld ook buiten sanghameetings en –retraites nog geregeld contact met de specifieke spirituele vriend(in), bijvoorbeeld telefonisch of door samen kunstbezoek of sporten te beoefenen.
Je zou kunnen zeggen dat het gedrag is zoals je voor een seksueel partner of voor je kind zou hebben, maar zonder de bloedband-dimensie en ook zonder claimgedrag van de ander. Mijn spirituele vrienden weten dat ik zodra ze me nodig hebben klaar zal staan, en vice versa, maar we zullen ons best doen daar geen misbruik van te maken i.t.t. zoals dat in relaties-met-pema-als-kern makkelijk gebeurt.
De valkuil van groepsdenken (en verdeeldheid)
De kreet in de titel is niet alleen united we stand, maar veelal ook divided we fall; de Griekse wijsgeer Aesopus zag dit al zeer scherp. In deze context is het handig om twee termen te geven:
- De gemiddelde mens is een groepsdier. Oftewel in mijn termen een ‘schaap’: zhij volgt wat op dat moment de meerderheid der stemmen lijkt te zijn, en zwelgt vervolgens makkelijk in een wij-de-insiders-tegen-de-rest denken. Want wie niet in jouw ‘clan’ of groep valt heeft het gewoon bij het verkeerde eind.
- En de wijze volgeling van Boeddha is in mijn termen een ‘slimmerik’, in onze beweging noemen we haar ook wel een echt-individu. Hij denkt zelf na, luistert naar alle afwegingen, en maakt een keuze; waarin ook nadrukkelijk metta voor álle levende wezens een rol speelt.
Zie hier voor meer detail.
Een sangha, oftewel een netwerk van spirituele vriendschappen, is dan vervolgens een vrijwillige associatie van slimmeriken. Zij die proberen een ‘arya’ (nobele of wijze) te worden. En die heeft daarmee meer poreuze grenzen dan het zwart-witte groepsdenken; als je iemand toelaat in de sangha dan is dat vanuit de verwachting dat zhij mee wil denken en ontwikkelen, en dat in principe iedereen daartoe welkom is. Dus je praat niet zozeer over ‘buitenstaanders’ om je tegen af te zetten, maar over ‘potentiele spirituele vrienden/dinnen waar je misschien meer mee gemeen hebt dan je nu kunt zien’.
Dit neemt niet weg dat het voorbeeld van Boeddha volgen geregeld tot andere keuzen in het leven leidt dan pakweg motorbende-lid of roofkapitalist of aanhanger-van-de-één-of-andere-almachtige. De verleiding om lekker in verdeeldheids-modus te gaan zitten is er dus volop, maar echt vanuit metta leren werken helpt je om meer op ‘united’ (vanuit diepe innerlijke waarden, niet vanuit schaapachtig volgen) en minder op ‘divided’ te richten. En wellicht ten overvloede: naast deze twee traditionele soorten gedrag zie je in de moderne samenleving ook vaak de ‘individualist’. Ook deze claimt zelf na te denken en onafhankelijk te beslissen, maar onderhuids zit zhij vastgeklonken aan zowel eigen egoïsme als een constant tegen-denken; waar de groep A zegt wil de individualist per se B en andersom, dus eigenwijsheid-omdat-het-kan (en niet omdat het qua inhoud moet). Je ziet het bijvoorbeeld terug bij een gedeelte van de vaderlandse vaccin-weigeraars. En deze persoon zal dus op nóg meer ‘divided we fall’ uitkomen dan de versnippering langs groepslijnen al oplevert. Dus kijk ook uit met deze valkuil; schapengedrag achter je laten moet vol van zich langzaam ontwikkelende metta gebeuren, anders beland je op een ander dwaalspoor inplaats van het sangha-spoor.
Hoeksteen
De Boeddha zou je een spirituele gigant kunnen noemen, die voor een aanzienlijk stuk op eigen wilskracht verlichting herontdekte en bereikte. Maar ook Boeddha was er helder over dat hij dit deed deels “staande op de schouders van reuzen”; hij was tot het eind vervuld van dankbaarheid aan zijn eigen leraren die hij eerder in het zwervend bestaan had, en aan de tijd die hij met mede-asceten doorbracht.
Wij, met bepaald minder gunstige omstandigheden dan Gautama had, hebben nog veel meer de noodzaak om het pad samen te onderzoeken en volgen. Spirituele vriendschap, leidend tot sangha, is daarmee minstens een hoeksteen van het leven als boeddhist. En het eist actieve inspanning, los van je leven in het werkzame bestaan en je gekozen familie-leefstijl. Het is een balanceren tussen een aantal extremen. Maar die inspanning is het écht waard: zonder sangha geen boeddhisme.
Bert zegt
Mijn insteek is dat je de intentie hebt om de leer van Boedda te volgen. Er zijn zoveel wegen die naar Rome leiden. Helemaal afstand doen van alle materiële zaken en dan gaan voor de leer of alleen een ochtendmeditatie zoals ik beoefen. Niemand kan daar een waarde aan toekennen of een oordeel over uitspreken.
De definitie sangha volgens bovenstaand; “het netwerk van door spirituele vriendschap verbonden volgelingen van Boeddha en dharma’ kan ik dan ook hartelijk omarmen. De intentie is daarbij belangrijk. Ik ga er van uit dat die zonder enig persoonlijk belang wordt ingevuld. Daar ontbreekt het nog wel eens aan. Mij weerhoudt dat om deel te nemen aan gezamenlijke sangha beleving. De oprechtheid, vrij van materieel belang en eerlijkheid zijn voor mij waarden die je zelden tegen komt. Het is en blijft een moeilijke afweging.
Ujukarin zegt
Helemaal mee eens!
Het écht bouwen van sangha is een konstant gevecht met onze eigen niet altijd 100% zuivere tendensen en met die van anderen. Er kunnen bijvoorbeeld machtsspelletjes gaan ontstaan, mensen binnenstromen die het doen om macht over anderen te krijgen; of mensen die andere belangen erbij hebben, zoals op termijn het geld kunnen verdienen met werken-voor-boeddhisme. (Dat is op zichzelf niet slecht als een sangha/school mensen van de donaties kan betalen, fulltimers hebben hun voordelen. Maar iets te vaak zijn de voorstanders voor zo’n fulltimer-model ook de belangrijkste sollicitanten om de dan aangemaakte positie te gaan invullen).
Er is echter uiteindelijk weinig keuze. “Wij, met bepaald minder gunstige omstandigheden dan Gautama had, hebben nog veel meer de noodzaak om het pad samen te onderzoeken en volgen.”….
With folded palms,