‘Gemoedsrust ontleen je aan het besef dat het niet de dingen zijn die ons verontrusten maar onze interpretatie van de dingen.’
Irvin Yalom, Tegen de zon in kijken.
Dit citaat zou van een boeddhistische leraar kunnen komen, maar Yalom was een westerse psychotherapeut, bij mijn weten geen boeddhist, maar wel iemand met een zeer open geest. Ik had ook een andere passage uit een westers boek kunnen kiezen, zoals: ‘Afgunst, begeerte en ambitie houden de mens beperkt tot het universum van Maya. En wat is dat universum? Het is slechts een projectie van zijn afgunst, zijn begeerte en zijn ambitie.’ Dit schreef Frank Herbert in de roman ‘De Godenmakers.’ Herbert schreef in de jaren zestig de succesvolle sf-saga ‘Duin’ en putte voor de talrijke passages over spiritualiteit rijkelijk uit de boeddhisme geschriften.
Westers boeddhisme, praktijk van spiritueel individualisme of de vierde omwenteling van het wiel?
In de Stars wars-films is er de figuur van Yoda, een ‘Jedi Meester’, zowel een krijger als een oude wijze man. Hij heeft als geen ander door wat de gevaren zijn de verlokkingen van de macht die uitgaan van de Duistere Kant van de mens. De inzichten van Yoda klinken als aforismen uit de Zen en de Tao-traditie. Het boeddhisme heeft een plaats verworven in onze cultuur. Zij het dat die vaak beperkt blijft tot een boeddhabeeld in de tuin of tot de modieuze kreet: ‘lekker chillen met deze wiet, man. Ik voel me totaal zen.’
Het boeddhisme dringt zich niet op en is daarom geen bedreigende nieuwe kerk of sekte. Leraren zoals Thich Nhat Hanh en de Dalai Lama benadrukken steeds opnieuw dat we onze eigen religieuze traditie niet moeten opgeven om boeddhisme te praktiseren. De Britse schrijver Aldous Huxley benoemde de overeenkomsten tussen religies, mystieke tradities en filosofie als ‘de eeuwige wijsheid.’ Wijsheid is per definitie universeel.
Zoals ik in de vorige column over dit onderwerp al vermeldde, zien veel westerlingen het boeddhisme vooral als een vorm van psychologie. Deze niet onjuiste maar wel beperkte kijk ontstaat in de eerste plaats doordat we als westerlingen vaak een schrijnende leegte in onze psyche voelen. We zijn bijna allen opgegroeid in een kerngezin met vooral een vader en een moeder. Die twee mensen konden vaak niet alle aandacht en warmte bieden die we als klein kind nodig hadden. In de Aziatische culturen waaruit het boeddhisme voortkomt worden kinderen traditioneel opgevoed binnen een kring van ouders én familie én buren. Vandaar dat mensen in het oosten vaak juist de behoefte hebben om niet enkel sociaal aangepast te moeten leven maar ook vanuit een eigenheid, wat helaas vaak ontaardt in een individualisme naar westers model. Het boeddhisme biedt ook daar een uitweg, omdat het leidend principe steeds een middenweg tussen uitersten is, in deze context tussen persoonlijke groei en verbondenheid.
Een meer algemene motivatie om ons in het boeddhisme te verdiepen ontstaat vanuit een spirituele behoefte om ons naar binnen te keren. In onze cultuur is aandacht vooral naar buiten gericht, naar wat we doen en wat we ‘betekenen’ of waard zijn. Prestatiedwang maakt ons vervreemd en opgejaagd. Boeddhistische meditatie is zeer gemakkelijk aan te leren en leidt soms vlug tot een ontspannen, behaaglijke toestand, wat de illusie kan wekken dat we in een ‘hogere’ spirituele toestand verkeren. Op een dieper niveau lijkt het alsof we ons van onze psychologische problemen kunnen losmaken zonder er op in te hoeven gaan. Vandaar dat velen ook de boeddhistische psychologie nog eens beperken tot meditatie. En zelfs meditatie wordt op zijn beurt vaak herleid tot ‘mindfulness’ als een techniek om te ontspannen. Mindfulness betekent oorspronkelijk ‘aandachtig leven’, ook wanneer je het meditatiekussen verlaat.
Al deze beperkingen versimpelen niet enkel de boeddhistische leer, ze kunnen ook gevaarlijk zijn, als onze psychologische problemen hun wortels hebben in diepe kwetsuren die die we veilig opgeborgen hebben om te kunnen overleven. Door te mediteren kunnen we het deksel bovenop die pijnlijke ervaringen openen en ontploft de inhoud in ons gezicht. Mediteren is geen vervanging voor psychotherapie. In het beste geval kunnen we psychische pijn verlichten door in groep te mediteren met de steun van gelijkgezinden en onder supervisie van een ervaren leraar.
Vaak zitten psychische kwetsuren zo diep dat mediteren gevaarlijk kan zijn. Een ervaren leraar zou kwetsuren niet alleen moeten opmerken maar ook verwijzen naar een ervaren psychotherapeut. Dat is best niet louter een gesprekstherapeut. Ook al lijken emoties in onze cultuur aanvaard te worden, emoties zijn wel degelijk geconditioneerd. Grosso modo verwachten we van mannen assertiviteit, wat er vaak neerkomt dat we ook een zekere agressie tolereren. Mannen die een traantje laten zijn vertederend, maar niet te lang, en angst tonen is ronduit slap. Omgekeerd mogen vrouwen wel assertief zijn maar zeker geen agressieve bitches zijn. Verdriet en angst tonen is dan weer heel ‘normaal’ voor vrouwen.
Psychotherapie en boeddhisme kunnen mekaar zeer goed aanvullen en wederzijds versterken. In psychotherapie kunnen we leren om alle emoties zonder schuldgevoelens te uiten; onszelf eens goed beklagen en snotteren, luidkeels frustratie uitroepen en bang in een hoekje gaan zitten. Boeddhistische training kan ons leren om niet in emoties of negatieve gedachten te blijven hangen, en de negatieve lading ervan om te buigen naar daden die nuttig zijn voor onszelf en vooral voor anderen. De brug tussen boeddhisme psychotherapie is een ervaringsgerichte aanpak. Onze geest is bedreven in het creëren van illusies. Maar ons lichaam is duidelijk: er is ofwel pijn en ongemak, of een neutrale toestand of een positieve, heilzame toestand. Bewust door pijn en ongemak leren ademen is zowel essentieel tijdens het mediteren als tijdens het zelfonderzoek in psychotherapie.
Boeddhisme, een toevluchtsoord met vele poorten
Er is nog een andere motivatie die westerlingen bij het boeddhisme brengt. Velen voelen hoe het ongebreideld streven naar succes, macht en financiële winst onze morele waarden uitholt en zowat alle domeinen van ons leven bepaalt. We accepteren daarom niet langer dat verziekte morele waarden van buitenaf worden opgelegd, maar willen ethiek vanuit onze eigen inzichten toepassen. Boeddhisme komt aan die behoefte tegemoet. Overigens is ook het Aziatisch boeddhisme vaak ingedommeld en gereduceerd tot ceremonies, erediensten en een gezagsgetrouwe houding, in feite vergelijkbaar met wat bij ons in het katholicisme en protestantisme gebeurde. Nogal wat boeddhistische leraren emigreerden van Azië naar het westen uit onvrede met de patriarchale structuren of om te ontsnappen aan onderdrukking.
De vele verschillende vormen van boeddhisme bieden alle gedetailleerde aanwijzingen voor het dagelijkse spirituele leven. Net als in andere spirituele benaderingen, gaat het om een aanpak die ons bewustzijn verruimt. Uit de verschillende stromingen kunnen we kiezen wat bij ons past. Wie introvert is, of eerder mystiek aangelegd, kan op zijn eentje mediteren voor de wereld. Wie niet geneigd is om Boeddha te vereren of boeddhistische teksten te doorploeteren, vindt zijn gading in de no nonsense benadering van het zenboeddhisme. Ook het Theravadaboeddhisme biedt een eenvoudige praktijk, maar dan juist omdat het zich als oudste boeddhistische stroming enkel op de oorspronkelijke uitspraken van Boeddha baseert.
Wie baat heeft bij symboliek, visualisatie en rituelen vindt dat in het Tibetaans boeddhisme, dat de facetten van de geest beschouwt als symbolen van een Boeddha-bewustzijn. Het Zuiver Landboeddhisme heeft een nog eenvoudiger praktijk, je hoeft enkel ‘Namo amida bu’ te reciteren, een korte, krachtige Japanse mantra. De Nederlandse vertaling is wat omslachtiger: ‘Ik zoek mijn toevlucht bij u, Boeddha van het Zuivere land.’
Vermoedelijk trekt het boeddhisme ons vooral aan omdat het meer is dan een religie of filosofie; het is een levensstijl. Ik hoorde een geïnteresseerde het zo verwoorden: ‘Mij trekken vooral waarden aan als vriendelijkheid, verdraagzaamheid, respect voor het leven, geweldloosheid en mededogen. Het zijn waarden die je niet alleen met de mond belijdt maar ook in het dagelijkse leven. Boeddhisme toont mededogen voor alle voelende wezens. Ik geloof dat het de wereld kan veranderen, dat we er nutteloos lijden mee kunnen verminderen.’
In een volgende bijdrage ga ik dieper in op wat de nieuwe inzichten en praktijken van een westers boeddhisme concreet kunnen zijn.