In het Musée Guimet in Parijs is tot en met 4 november een tentoonstelling te zien met als titel ‘La Legende Doree’ (De gouden legende), die het leven van de Boeddha als thema heeft. De tentoonstelling laat zien hoe in de verschillende boeddhistische culturen de Boeddha werd afgebeeld, beginnende bij de Jataka- verhalen, tot en met de verdeling van de stoffelijke resten die overbleven na zijn crematie.
Het Musée Guimet werd opgericht op initiatief van Émile Guimet (1836-1918), een industrieel en geleerde uit Lyon. Dankzij zijn reizen naar Egypte en Griekenland en een wereldreis in 1876 waarbij hij Japan, China en India aandeed, slaagde hij er in een indrukwekkende collectie exotische kunst op te bouwen. Vervolgens specialiseerde hij zich in Aziatische kunstvoorwerpen en verhuisde hij zijn collectie naar het museum dat hij in Parijs had laten bouwen aan het Place d’Iéna in het 16e arrondissement. Mede dankzij enkele particuliere legaten bezit het de grootste collectie van Aziatische kunst buiten Azië.
Het eerste dat de bezoeker opvalt is de ruimtelijkheid van het museum. Wie na de gebruikelijke plichtplegingen zoals het kopen van een kaartje en eventueel het afgeven van zware jassen en tassen, het museum binnenkomt, bevindt zich al direct in een grote ruimte waarin tempelmuren en grote beelden van de Cambodjaanse Khmer cultuur zijn opgesteld. Aan beide kanten voeren brede trappen naar de eerste en tweede verdieping. Er is ook een derde verdieping, waar naast kantoren nog een kleinere expositieruimte is en men kan zelfs opstijgen naar de bovenste ruimte, die behalve een tijdelijke opstelling een prachtig vergezicht over Parijs biedt. (https://en.parisinfo.com/paris-museum-monument/71525/Musee-national-des-Arts-asiatiques-Guimet-MNAAG)
Vertelkunst
De tentoonstelling over het leven van de Boeddha is ingericht in de kelder. Het begint met afbeeldingen en beelden van bekende Jataka-verhalen. Deze moeten bij een breed publiek vrij populair geweest zijn. Als je al deze kunstwerken ziet, besef je opeens dat tegelijk met het boeddhisme ook een belangrijk deel van de Indiase vertelkunst werd geëxporteerd naar de omringende landen. Dit wordt nog eens bevestigd in het volgende gedeelte, waar beelden en afbeeldingen van belangrijke passages uit de legendes over de jeugd van de Boeddha te zien zijn.
De Boeddha zelf zou niet erg blij geweest zijn met al deze beelden en afbeeldingen. Zoals hij zelf zegt in de leerrede over ‘Het in beweging zetten van het wiel van de leer’ (Dhammacakkapavatta Sutta) is hij zijn persoonlijke identiteit ontstegen en behoort thatāgatha genoemd te worden, iemand geworden die tot de waarheid is gekomen. In de oudste afbeeldingen van de Boeddha wordt hij dan ook aangeduid met lege plek onder een parasol, twee voetafdrukken of een lege zetel. Gedurende de eerste eeuw voor het begin van onze jaartelling ontstonden er echter bijna gelijktijdig twee artistieke tradities in Gandhara (Kandahar) en Mathura waarbij de Boeddha voor het eerst in menselijke vorm werd weergegeven. De Gandhara-stijl staat duidelijk onder de invloed van de Griekse beeldhouwkunst, die een eeuw eerder na de verovering door Alexander de Grote op het Indiase subcontinent werd geïntroduceerd. de Boeddha lijkt daar erg op een Griekse god en heeft een Grieks kapsel. De Mathura-stijl is te herkennen aan de ragfijne contouren waarmee de kleding van de Boeddha wordt weergegeven.
Het boeddhisme wordt een religie
De beelden en afbeeldingen tonen dat er een omslag heeft plaatsgevonden in de beleving van het boeddhisme. Het is op een zeker moment niet langer alleen een weg om tot het nirvāṇa te komen, maar ook een deel van de openbare cultuur, met verhalen, goden en rituelen. De devotie en de emotionele band met een goddelijke boeddha, die slechts in schijn een gewoon mens was, maar al voor zijn geboorte een god, werd naarmate de eeuwen voorbij gingen steeds meer gemeen goed. Mahāyānasutra’s die de Boeddha laten optreden te midden van allerhande goden in fantastische hemelen, verdringen de meer sobere Pali sutta’s. Deze ontwikkeling voltrok zich ook in het hindoeïsme, dat omstreeks de vierde eeuw pas de gedaante kreeg die we nu kennen, met grote tempels, godenbeelden, erediensten en lofzangen. Omstreeks de tweede eeuw al neemt in de Bhagavadgīta de god Kṛṣṇa de gedaante aan van de bestuurder van Arjuna’s strijdwagen en adviseert hem karmayoga te beoefenen, door zijn gehele leven in dienst te stellen van de god. Het knellende probleem van het eindeloze karma kan alleen worden opgeheven door goddelijke interventie.
Er heeft zich in die tijd in de Indiase cultuur een omwenteling voltrokken van bottom-up beoefening (de gewone mens transformeert zichzelf tot volmaaktheid), naar top-down (de god transformeert het innerlijk van de gewone mens). Waarom jarenlang mediteren en zelf de asava’s stoppen, de kleśa’s opruimen en de jhana’s doorlopen, als je een goddelijke boeddha kunt vragen dit werk voor je te doen? Hij zal je vast niet weigeren als je het met heel je hart vraagt! In het boeddhisme worden voor het probleem van het eindeloze karma nog meer oplossingen gevonden, zoals astronomische hoeveelheden goed karma te laten ontstaan door rituelen en het overschrijven van heilige teksten. Enkele eeuwen later komt daarbij de rituele trukendoos die tantra wordt genoemd.
Het boeddhisme verdwijnt uit India
Op deze manier werd het boeddhisme in India meer geschikt voor het gewone volk, waarvan het leven zich afspeelde op straat en niet in afgelegen kloosters of retraite-oorden. De enorme rijkdom aan verhalen en manieren om het ideaal van boeddhaschap te bereiken heeft ongetwijfeld de populariteit van het boeddhisme in India in die tijd gestimuleerd, maar in andere landen. Uiteindelijk heeft dit ook in onze tijd enorm bijgedragen tot een groot aantal aanhangers in het westen en een rijk gevarieerde boeddhistische cultuur. Het boeddhisme was niet voor een gat te vangen en daardoor kon het zich gemakkelijk aanpassen aan de lokale cultuur. Het heeft in India, misschien wel mede daardoor, de concurrentie met het hindoeïsme verloren en was nagenoeg verdwenen, totdat het in de vorige eeuw opnieuw aanhangers vond door het werk van Goenka, die Birmese leraren had, en Ambedkar. Door de opkomst van de sterk nationalistische middenklasse bestaat de aanhang echter vooral uit de laagste kasten.
De vaste collectie
Het Musée Guimet heeft echter veel meer te bieden dan alleen een tijdelijke tentoonstelling. Er is een uitgebreide collectie met veel boeddhistische artefacten te bewonderen, zowel uit China, Japan, Korea, Tibet, Thailand, Laos en Cambodja. Ik ben er al meer dan tien keer geweest en nog steeds niet uitgekeken. Ondanks de tekenklasjes, de klassen met schoolkinderen en de rondleidingen is er altijd rust en ruimte. Er zijn geen elektronische toeters en bellen, geen ingewikkelde omgevingen en geen panelen met plaatjes en knopjes. De collectie heeft dit niet nodig.
Voor mij springt één beeld er uit, het beeldt de arhat Tamrabhadra uit. Het heeft een overdonderende uitstraling en een tegenwoordigheid die ik nog nooit zo sterk heb gevoeld. Oordeelt u zelf en kijk eens in https://en.wikipedia.org/wiki/Yixian_glazed_pottery_luohans
6, place d’Iéna, 75116 Parijs (metro lijn 9, station Iéna)
https://www.guimet.fr/
https://nl.wikipedia.org/wiki/Mus%C3%A9e_Guimet
https://www.google.nl/search?q=Mus%C3%A9e+Guimet&tbm=isch#imgrc=jy3MeIa8ymMOiM: