Ga niet te snel ‘sangha shoppen’. Maar als de tijd er rijp voor is, en je aarzelt, dan kun je er baat bij hebben om te onderzoeken welke steun je beoefening elders ondervindt.
De drie jaren die ik doorbracht als lid van de Hart van Nederland-sangha in Utrecht waren dierbare, in spiritueel opzicht verrijkende jaren.
De sangha behoorde tot de beweging van Thich Nhat Hanh, waarvan de Stichting Leven in Aandacht naar buiten toe het gezicht vormt. We kwamen eens in de twee weken samen in een gehuurde ruimte in het gebouw van een holistische massage-opleiding aan de Mariaplaats in hartje Utrecht, op loopafstand van het Centraal Station.
Thich Nhat Hanh-sangha’s kennen geen docenten, maar begeleiders. Deze volgen een opleiding in Plum Village, het Franse hoofdkwartier van de beweging. Daar leren ze welke ingrediënten bij een sanghabijeenkomst horen.
Heilgymnastiek, dat was waar onze bijeenkomsten mee begonnen. Geen Tai Chi, maar wel een vorm van bewegen in aandacht. Leven in aandacht is immers ook bewegen in aandacht. We zaten in een U-vorm te mediteren, een grote foto van Thich Nhat Hanh aan de open zijde, en in het midden van de kring brandende kaarsjes op een opengeslagen doek met een Aziatisch motief.
Na de meditatie volgde er een periode van ‘dharma delen’. We zaten in stilte totdat iemand naar voren boog ten teken dat hij of zij het woord wilde. Dharma delen kon gaan over ervaringen bij de beoefening, maar ook over persoonlijke problemen. De sangha luisterde in aandacht en liet de woorden bezinken totdat de volgende een buiging maakte. Gouden regel was dat er niet op elkaar werd gereageerd.
En dan was er nog de boekbespreking. Thuis lazen we volgens een rooster vooraf een of enkele hoofdstukken, meestal uit een boek van Thich Nhat Hanh. In de kring bespraken we dan wat ons raakte (of juist niet) en in welke persoonlijke associaties de woorden van Thay bij ons resoneerden.
Er bestonden variaties op dit grondpatroon. Soms zongen we uit de liederencollectie van Plum Village. En soms hadden we een bijzondere bijeenkomst, de theeceremonie.
Na drie jaar in het Amsterdamse zencentrum te hebben doorgebracht, wilde ik eens wat anders proberen. Verandering van spijs doet eten. Ik wist dat Thich Nhat Hanh-sangha’s van opzet dialogischer waren.
Een tijdlang voelde de dialoog als een bevrijding, totdat ik de structuur, het ritueel, de daisan (persoonlijk onderhoud met de leraar), de service (liturgie inclusief sutra’s zingen) en vooral de dharmales uit Amsterdam ging missen. Ik volgde de roep van mijn innerlijke stem en keerde verrijkt terug naar mijn zenschool in de hoofdstad.
Alles heeft zijn voor- en nadelen. Ervaring met het een verandert ervaring met het ander. Bij mijn terugkeer in mijn oude sangha voelde de Japanse zen niet langer als een keurslijf. Compassie had kleur en handen en voeten gekregen in het dharma delen in Utrecht. Gesterkt door dierbare ervaringen elders was mijn motivatie bij mijn terugkeer duidelijker.
In een oud interview raadt Joseph Goldstein, een moderne theravadaleraar uit Amerika, af om te snel te gaan ‘sangha shoppen’. Wacht eerst totdat je je een methode van één traditie hebt eigen gemaakt. Dit verhindert dat je je verliest in een zoektocht naar het ‘ware’ zonder dat je jezelf de kans geeft ergens te gronden. Dit advies heb ik mij altijd goed in de oren geknoopt gehouden.
Maar als je ergens voldoende gegrond bent, en je aarzelt, volg dan je intuïtie en ga eens op zoek naar nieuwe aarde waar de lotus wortel kan schieten. Wie weet keer je, zoals ik, na een tijdje terug naar je oude nest. Maar dit hoeft niet. Het huis van de dharma heeft vele kamers. Het gaat er niet om wat daarvan de ‘ware’ is, maar waar je beoefening de meeste steun vindt.