Vorig jaar publiceerde André Kalden, voorzitter van de stichting Vrienden van het boeddhisme, in het magazine van de Vrienden een tekst over de relatie boeddhistisch leraar en student. Altijd een actueel thema.
Mijn Citaat – De keuze van André Kalden
“Mijn leerlingen dekken mijn gedrag niet toe en ik verwacht dat ook niet van mijn leerlingen.”
Mij werd weinig keus gelaten. “Als nieuwe voorzitter van Stichting Vrienden van het boeddhisme word je geacht om een bijdrage te leveren aan ‘Mijn citaat’ in het online magazine,” zo meldde Kees Moerbeek, die de scepter over de VvB-website zwaait. Zo hoort dat, zo doen wij dat, was de boodschap. Nu is mores een actueel onderwerp, dus al associërend drong zich al snel het actuele thema van mijn bijdrage op: wangedrag van de leraar in het boeddhisme, een onderwerp dat meer dan 2500 jaar teruggaat, en hoe daar volgens de Boeddha mee om te gaan. Het gekozen citaat is te vinden in het Kakudha-Sutta, Anguttara Nikaya III (sutta 5.100). Met dank aan Jan de Breet en Rob Janssen voor de vertaling vanuit het Pali. Niet toevallig zal de Nederlandse vertaling van de Anguttara Nikaya III de eerstvolgende vertaling zijn die in hun reeks van vertalingen in boekvorm zal uitkomen.
Het Kakudha-Sutta begint met het bezoek van de deva Kakudha Koliyaputta aan een prominente leerling van de Boeddha, de monnik Mahā-Moggallāna. Reden van zijn bezoek was de monnik Devadatta, die door zijn beoefening speciale krachten had verworven en de wens kreeg de Boeddha als geestelijk leidsman van de orde te vervangen. Op het moment dat dit verlangen in Devadatta opkwam verdwenen die speciale krachten, maar niet zijn snode plannen en dus wilde Kakudha voor Devadatta waarschuwen. Na het verhaal aangehoord te hebben ging Mahā-Moggallāna naar de Boeddha en vertelde hem wat hij had gehoord. De Boeddha liet daarop weten dat het niet zo’n vaart zou lopen, omdat Devadatta zichzelf door zijn eigen toedoen zou blootgeven. Waaraan de Boeddha toevoegde dat er in verschillende variaties een bepaalde soort leraren bestaat die leerlingen hebben die niet open zijn over de ware kwaliteiten en eigenschappen van hun leraar.
‘Hierbij beweert een bepaalde leraar wiens gedrag niet volkomen zuiver is: “Ik ben iemand wiens gedrag volkomen zuiver is. Mijn gedrag is geheel zuiver, geheel rein, onbezoedeld.” Zijn leerlingen kennen hem als volgt: “Deze meneer, onze leraar, beweert, hoewel zijn gedrag niet volkomen zuiver is, dat hij iemand is wiens gedrag volkomen zuiver is, dat zijn gedrag geheel zuiver, geheel rein, onbezoedeld is. Als wij dit aan de huishouders zouden vertellen, dan zou dat niet aangenaam voor hem zijn. Hoe kunnen we hem nou behandelen op een manier die onaangenaam voor hem zou zijn? Bovendien wordt hij geëerd met de rekwisieten zoals gewaden, voedsel in de bedelnap, onderkomens en medicijnen voor als hij ziek is. Iemand zal gekend worden door wat hij zelf doet.” Zijn leerlingen dekken het gedrag van zo’n leraar toe en zo’n leraar verwacht dat ook van zijn leerlingen,’ aldus de Boeddha in het Kakudha Sutta.
Dit geldt gedrag, zoals in het eerste voorbeeld dat de Boeddha gaf, maar ook zuiver levensonderhoud, een zuivere weergave van de Dhamma, een zuivere uitleg en een zuivere kennis en visie. Op al deze punten bestaan leraren die zich anders doen voorkomen, zo lezen we verder in het sutta.
Leerlingen van deze leraren willen hem de schande besparen en ook de financiële gevolgen beperken en zelf niets onthullen onder het adagium: “Iemand zal gekend worden door wat hij zelf doet.” [niet door onze onthullingen].
In het sutta vervolgt de Boeddha: ‘Maar, Moggallāna, ik beweer, terwijl mijn gedrag volkomen zuiver is: “Ik ben iemand wiens gedrag volkomen zuiver is. Mijn gedrag is geheel zuiver, geheel rein, onbezoedeld. Mijn leerlingen dekken mijn gedrag niet toe en ik verwacht dat ook niet van mijn leerlingen.”‘ Dit was het citaat dat ik hier op deze plek onder de aandacht wilde brengen.
Heb ik zelf iets over mijn boeddhistische leraar aan de grote klok te hangen? Nee. Mijn Lama, Muktinath Lama Wangyal, woont in Nepal. Ik zoek hem sinds achttien jaar elk jaar op en we Skypen, chatten en bellen. Naar het Westen is hij nog nooit geweest. Hij is daarbij van onbesproken gedrag. Nu ja, inmiddels, sinds hij op zijn minst twintig jaar geleden voor de stupa van Bouddhanath te Kathmandu beterschap heeft beloofd. Sindsdien drinkt hij geen alcohol meer, eet hij geen vlees, vis of ei en flirt hij niet meer met vrouwen. Is hij zachter geworden ook. Zijn levensonderhoud is in orde, zijn visie ook, zijn uitleg en weergave van de Dhamma bestaat uit handelen, nauwelijks uit praten. “Mijn lijn van leraren is krachtig, ikzelf ben maar een kleine lama.”, legde hij me bij onze kennismaking uit. Om daar lachend aan toe te voegen ‘Small Lama is good. No small lama; how can there be a big lama? Haha.’
Met zo’n afwezigheid van hoogmoed kom je niet ten val.
Deze tekst werd eerder in het winternummer van het magazine van de Vrienden van het boeddhisme gepubliceerd en is overgenomen met toestemming van de redactie van het magazine en de auteur.