Heb jij dat ook? Je bent met iets doende, en dan ineens, met een floep-effect, levert een brain wave een inzicht dat je niet eerder hebt gehad. Je vraagt je vervolgens af waarom je iets dat zo voor de hand ligt niet eerder hebt opgemerkt. Ik ervoer dat bij het schrijven van de voorlaatste Vrijdag Zindag, over de vraag of God een autocraat is.
Dat ging zo: ik noemde toen een rijtje overstijgende gehelen, zoals het heelal, de tijd, de dood, het kwaad, de samenleving en het zelf. Die zijn wat mij betreft de aanleiding voor het ontstaan van religie. Mijn redenering gaat zo:
- mensen lijden onder overstijgende gehelen,
- al zingevend, vanuit hun veelsoortige ervaring, komen ze uit bij het heilige als tegenhanger,
- weliswaar is dat ook een overstijgend geheel, maar benaderbaar en behulpzaam,
- want het is het positief van die negatieve overstijgende gehelen.
Dit moet de trouwe VZ-lezer bekend voorkomen.
Wat had ik dan niet eerder bedacht, terwijl het toch zo voor de hand lag?
Dit was de brain wave in die column: ‘Het lastige zelf zou wel eens het startpunt kunnen zijn geweest voor het idee van een godheid, zeker als het die andere overstijgende gehelen meeneemt in de zoektocht naar zin. Wie ben ik in deze wereld?‘.
Alle keren dat ik mijn theorietje uitlegde, had ik nog niet bedacht dat het overstijgende zelf het beginpunt was in die gedachtegang. De spelende mens verdween achter dat problematische zelf. En dat terwijl in veel afleveringen van VZ die spelende mens toch de hoofdpersoon is. Juist diens zelf lijkt in dat rijtje overstijgende gehelen een doorslaggevende plek in te nemen. Het universum van de zingeving ontvouwt zich in het zelf.
Maar wat was dan de winst van dat nieuwe inzicht?
Allereerst dus: het zelf als startpunt van dat proces rehabiliteert de spelende mens, Homo Ludens. Door met een dubbel perspectief te spelen zoekt die mogelijkheden om overstijgende gehelen een plek te geven. Zo kan het heilige er zijn, naast de waarneembare werkelijkheid met al die overstijgende gehelen.
Ten tweede: van een abstracte formulering kwam ik bij de concrete creatieve mens uit. Systemen, ook religieuze, hebben wel een eigen werking, maar ontstaan niet zomaar. Godsdienststichters komen, vanuit hun zoekende zelf, tot een zinnige kijk op de werkelijkheid, met een aansprekende visie op het heilige.
Verder begreep ik op deze manier de mystieke variant van religie. De verre God migreert naar binnen en de mysticus ontdekt het goddelijke in zichzelf. Dat zie je terug in moderne half-geseculariseerde vormen van spiritualiteit.
En tenslotte maakt het startpunt bij het zelf duidelijk dat het onderscheid tussen het religieuze en niet-religieuze zelf betrekkelijk is. Elk mens heeft immers met overstijgende gehelen te maken, en elk zelf probeert daar op eigen wijze een bevredigende omgangsvorm voor te vinden. Die kan religieus zijn, maar evengoed seculier. Om in de goedheid van de mens te geloven heb je het heilige niet nodig.
Vier keer winst dus. Maar waar komt dat floep-effect vandaan?
Wie betekenis geeft aan de eigen werkelijkheid, speelt met tienduizend stukjes van een legpuzzel. En dan ineens past dat ene stukje dat je, al uitproberend en combinerend, aanlegde. Bingo!
Het zelf ondergaat wel een beperking, ook al dient het als startpunt. In het rijtje overstijgende gehelen staat ook de samenleving. Daar horen machtsprocessen bij. Die beperken de speelruimte van het onbegrensd zingevende zelf. Macht vestigt en bewaakt het zingevingssysteem.
Je zou daardoor, zoals ik deed, kunnen denken dat religie een abstract gebeuren is, op het niveau van de samenleving en met de enkeling als object. Maar dan zie je dus de concrete rol van het zelf over het hoofd.
En jij? Ook ervaring met voortschrijdend inzicht?\
Geef een reactie