De volgende enigszins voor het BD bewerkte tekst is een passage uit de autobiografie van Dharmapelgrim. De hoofdpersoon is gestopt als Yogaleraar. Hij werkt als stafverpleegkundige in een groot ziekenhuis. Hij is gescheiden, hertrouwd en heeft nu zes kinderen, waarvan er drie uit huis zijn vertrokken. In deze bijdrage is de hoofdpersoon 42 jaar.
Xavier
“I’m sorry, I don’t speak Dutch. I’m Spanish,” verklaart de jonge man in het kerkbankje wanneer Menno hem aanspreekt. Het gesprek gaat daarna in het Engels verder.
“Spaans?” vraagt Menno verwonderd. “Dan kun je de dienst toch niet volgen?”
“O jawel. De mis is overal ter wereld precies hetzelfde.”
‘Dat is waar,’ denkt Menno. Hij weet even niets te zeggen.
In een opwelling nodigt hij de Spanjaard uit voor een kop thee of koffie bij hem en Tineke thuis. De uitnodiging wordt in dank aanvaard. Menno haalt Pieter en Ruth op uit de kindernevendienst, waarna zij naar huis wandelen. Xavier, zo heet de man uit Spanje, loopt met hen mee.
Tineke ziet het kwartet aankomen en verontschuldigt zich tegenover de gast. Ze is thuisgebleven omdat ze zich niet sterk genoeg voelde om naar een dienst te gaan, en de baby niet alleen wilde laten. Het is mooi weer. Ze gaan in de tuin achter de keuken zitten.
Xavier is slechts voor korte tijd in Nederland, vertelt hij. Morgen gaat hij alweer weg. Zijn adres in Spanje wil hij niet geven. Hij correspondeert nooit. En de kans dat Menno en Tineke ooit bij hem op bezoek zullen komen schat hij in als nihil. Een adres is daarom ook overbodig.
“Waarvoor ben je hier, in Nederland?” vraagt Menno.
Xavier lacht minzaam. “Voor jullie.”
Dit antwoord verwondert Menno nogal, en hij weet opnieuw niet wat te zeggen.
“Ik ben er voor iedereen die mij wil ontvangen,” legt Xavier uit. “En voor mensen die mij niet willen ontvangen ben ik er ook, maar zij moeten het zolang maar zonder mij doen, want ik dring me nooit op.”
“O,” antwoord Menno, “bijzonder, maar dat bedoel ik niet. Wat doe je voor werk dat je daarvoor helemaal naar Nederland bent gekomen?”
“Mijn werk?” reageert Xavier. “Ik heb geen werkgever, als je dat bedoelt. Ik ben wat je zou kunnen noemen een zelfstandige.”
“Als wat?”
“Als mezelf. Dat is meer dan genoeg. Als mezelf houd ik me bezig met alles en iedereen bij elkaar brengen en houden. En geloof me, daar kun je druk mee zijn. Zeker wanneer je niks op wilt dringen.”
Menno denk na. Is dit nou een antwoord op zijn vragen of is het dat niet? Xavier zegt veel, en tegelijk zegt ie eigenlijk niks.
“Je wilt niks opdringen …” herhaalt Menno tenslotte, om een langere stilte te voorkomen.
“Je moet liefde nooit opdringen.”
“Hoe bedoel je dat?”
“Precies zoals ik het zeg. Je moet Liefde niet opdringen. Aan niemand. Aan niets. Liefde is het enige dat ertoe doet; het is zichzelf genoeg en het is er in vele, vele vormen.”
Het gesprek neemt een bijzondere wending, vindt Menno. Hij raakt erdoor in de war. Eerst wil de man geen adressen uitwisselen, daarna wil hij niet vertellen wat voor werk hij doet en nu zit ‘ie over liefde te praten als het enige dat ertoe doet.
Xavier gaat verder: “veel mensen beperken de liefde en daardoor zichzelf en hun mogelijkheden. Ze houden alles liever klein en overzichtelijk. Maar onbeperkte liefde vult van zichzelf onbeperkte ruimte en biedt onbeperkte mogelijkheden. Het is mijn werk hen daarop te wijzen.” Hij staat op en verontschuldigt zich. “Ik moet nu echt weg. Bedankt voor de gastvrijheid. Dios lo bendiga”.
Voor Menno en Tineke er erg in hebben heeft hij hen een hand gegeven, en is hij door de voordeur vertrokken. Hij heeft zichzelf uitgelaten. Menno en Tineke zien en horen nooit meer iets van hem.
Geef een reactie