Meer en meer vraagt Taigu zich af waarom wij ons wentelen in zen en boeddhisme terwijl onze cultuur denkers als Spinoza en Schopenhauer rijk is die ons het pad van de boeddhadharma kunnen opleiden.
“Alle schoon die de aard’ kan geven, blijkt een pad dat tot u voert; en slechts is leven leven als het tot den dood ontroert,” dichtte P.C. Boutens. Zijn poëzie is vrijwel vergeten, maar Taigu kent flarden ervan uit het hoofd sinds hij er op school mee in aanraking kwam. Ryokan had in zijn hut een bundeltje Dogen op een boekenplankje; op het zijne heeft Taigu óók het verzameld dichtwerk van Boutens staan, in twee kloeke deeltjes.
Sinds Taigu zijn onwetendheid heeft afgelegd en hervonden, lezen zijn ogen met een andere kracht. Het ‘u’ waarheen het door Boutens bezongen pad leidt, is de dood, waaraan zijn gedicht is opgedragen. Boutens bezingt de boeddhistische leegte als de grond van al wat bestaat en zijn schoonheid onthult in zijn vergankelijkheid.
Taigu is in het middelgebergte van de Duitse Harz met de oudste van zijn courante vrienden. Hier zijn wouden vol everzwijnen temidden waarvan Ryokan zo uit het niets naar voren zou kunnen treden. Gisteren was Taigu in Göttingen. Omwille van zijn conditie wordt hij gewoon voorgereden bij een terrasje, maar de interactie met zijn vriend leidt tot een herbeleving van hun gezamenlijke studententijd en het kind dat Taigu daarvóór was, toen hij met zijn ouders gezinsvakanties in Duitsland doorbracht. Het is een uitdrukking van een heel bijzondere vriendschap dat hem een reisje is aangeboden dat op maat van zijn kunnen (of het gebrek daaraan) wordt gemaakt. Taigu wordt er stil van en dankbaar en ook emotioneel en het kán allemaal gewoon samen.
De Harz is tijdens de Koude Oorlog in tweeën gereten door een IJzeren Gordijn met wachttorens en automatische schietinstallaties die afgingen als je probeerde het hek over te klimmen. Een deel van dat oude hek staat bij wijze van souvenir in de plaats waar Taigu verblijft. Het is een getuigenis van de bewogen geschiedenis van dit land. Lang voordat dit gebied verdeeld was in een Oost en een West, maakten dichters als Goethe en Heine lange wandeltochten door de natuur van de Harz. Buiten onder Taigu’s slaapkamerraam kabbelt een beekje dag en nacht de taal van de dharma. Geen wonder dat dichters hier inspiratie kwamen opdoen voor hun literaire werk.
Maar het is niet alles poëzie die Taigu’s pen in beweging brengt. Hij leest hier een recent boek over Spinoza, een filosoof uit de zeventiende eeuw. En eindelijk ziet Taigu zijn kans schoon te doen wat hij al langer wilde: schrijven over God, het grootste taboe onder westerse boeddhisten, de Vader, de Zoon en de Heilige Geest, precies die God waarvan veel boeddhisten bij het horen van Zijn naam alleen al puisten krijgen.
Toen twee eeuwen na Spinoza de eerste vertalingen van vedische geschriften in kleine kring begonnen te circuleren in Europa, werd de boeddhadharma misprijzend uitgemaakt voor ‘spinozisme’. Het sentiment is in zijn tijdsbeeld invoelbaar, maar Taigu’s ogen lezen ook Spinoza vervuld van en ontledigd door een andere kracht.
De filosoof maakte onderscheid tussen het Godsbeeld van het Oude Testament en de ware God die immanent is in de dieptestructuur van de wereldse werkelijkheid. Taigu ontleent de terminologie aan Maarten van Buuren, de auteur van het boek. De God van het Oude Testament was volgens Spinoza een uitvinding van mensen om de stammen van het volk van Israël te verenigen onder een gemeenschappelijk banier. De ware God is niets anders dan de natuur zelf, Zijn wetten en ‘wilsbesluiten’ zijn de vormkrachten van die natuur, die ook ons, mensen, als sociale dieren omvat. Aldus de dharma van Spinoza, die hem kwam te staan op een plechtige banvloek en excommunicatie door de joodse gemeente van Amsterdam.
Meer en meer vraagt Taigu zich af waarom wij ons wentelen in zen en boeddhisme terwijl onze cultuur denkers als Spinoza en Schopenhauer (ook een filosoof) rijk is die ons het pad van de dharma kunnen opleiden. De irrationele ‘wil’ van Schopenhauer is de kracht die het boeddhistische levenswiel in beweging houdt en mensen herboren laat worden in het pandemonium van hun aardse lijden. Spinoza’s God is een abstracte God, van dezelfde orde als de Tao uit het begin van de Platform Sutra, wanneer Huineng de ware dharma ten gehore brengt voor een publiek van lokale potentaten en rivaliserende neo-confucianisten; alle worden uiteraard betoverd en bevrijd door de ongeletterde voormalige keukenhulp in het klooster, die het met gevaar voor eigen leven tot abt en zenmeester heeft geschopt.
Waar hebben wij, boeddhisten, het gezwijmel van christelijke mystici voor nodig wanneer Spinoza en anderen, ook moderne filosofen als Levinas (twintigste eeuw), ons voorhouden dat de weg naar bevrijding toegankelijk is door middel van de menselijke rede? Sinds de tijd van Gautama in noordoost India wordt de rede als innerlijk kompas gewantrouwd door boeddhisten; dit was in China en omringende landen niet anders. De werkelijkheid onttrekt zich in het boeddhisme aan het denkvermogen en de taal van mensen.
Zo komen we in zen aan een transmissie zonder woorden; ons zelfverstaan moet worden onderworpen aan een ‘diepe herprogrammering’ (woorden van David McMahan, een onderzoeker van boeddhistisch modernisme) waarbinnen de rede niet wordt afgeschaft, maar een nieuwe, ondergeschikte functie krijgt. Na de onwetendheid komt in het achtvoudig pad juist inzicht, en voor het met een geslaagd resultaat afleggen van de weg naar wijsheid voorbij alle wijsheid heb je een zeker onderscheidingsvermogen en dus een scherp en praktisch verstand nodig. De mythe van het moderne boeddhisme is dat denken de beoefening in de weg staat. Maar dat is dus mythe. Of meent iemand dat Dogen de hoofdstukken van zijn ‘Shobogenzo’ gedachteloos opzei?
Bij Spinoza is de kiemkracht van het kennen de sleutel tot inzicht in de realiteit van transcendente immanentie. Kiemkracht is een van die mooie woorden van Maarten van Buuren. Met een uitdrukking uit het klassieke Grieks heet deze kiemkracht bij Spinoza ‘logos spermatikos’. Wat we hier aan ons oog zien verschijnen is de werking van de andere kracht van de dharma in Spinoza. Wij, mensen, behoren met de immanente God tot de natuur. God heeft niets geschapen en is niet persoonlijk; het is de naam die wij geven aan de totaliteit van de krachten die de natuur tot natuur maken. De kiemkracht van ons kenvermogen is bij Spinoza niets anders dan de boeddhanatuur van ons dharmaverstaan.
Taigu zal niet van de boeddhaweg af geraken, maar je komt de weerklank ervan tegen binnen de filosofie van onze cultuur. Waarom teksten ontcijferen uit de wereld van Mahayana wanneer de wijsheid voorbij alle wijsheid in onze eigen kring onder handbereik ligt? Hieruit geeft Taigu zijn opslagbewustzijn voorlopig spiritueel voedsel. Dat opslagbewustzijn bevat a priori ‘alle schoon die de aard’ kan geven’, dus veel mis gaan kan er niet wanneer het voedsel een tijdje uit andere bron wordt betrokken.
Namu Amida Butsu,
Taigu
Stefan van Weers zegt
Dag Jules,
Leuk stukje en raakt het thema van mijn eigen comparatief onderzoek naar Spinozisme en Boeddhisme. Een eerste resultaat van mijn vergelijking tussen Boeddha-natuur en God/Substantie/Natuur is terug te vinden op spinoza.blogse.nl van Stan Verdult. Mijn werktitel is dan ook ‘Spinoza: de Boeddha van de Lage Landen’. Maar de materie blijkt overigens complexer dan je suggestie dat “de wijsheid voorbij alle wijsheid in onze eigen kring binnen handbereik ligt”. In Spinoza’s eigen woorden: “Al lijkt de weg waarvan ik heb laten zien dat hij daarheen leidt nu erg moeilijk, hij kan wel gevonden worden. Het kan ook niet anders of iets wat zo zelden gevonden wordt is moeilijk. Want als het heil binnen handbereik lag en zonder veel moeite gevonden kon worden, hoe zou het dan mogelijk zijn dat het door bijna iedereen werd genegeerd? Nee, alles wat schitterend is, is even moeilijk als zeldzaam”(slotwoorden van de Ethica).
Met groet, Stefan van Weers
Jules Prast zegt
Dankjewel; je kanttekeningen zie ik als waardevolle toevoegingen.
G.J. Smeets zegt
Beste Jules,
– Boeddha natuur?
Ik dacht dat Linji met dat idee korte metten heeft gemaakt.
– Spinoza’s immanente god?
Henry Oldenburg, secretaris van de Royal Society in Engeland, maakte al in 1661 in briefwisselingen met Spinoza korte metten met diens ‘ware god’-idee.
– Gezwijmel van christelijke mystici?
De zogeheten ‘woestijnvaders’ waren nogal precies en gedetailleerd in hun analyses van de hindernissen op het spirituele pad. En Franciscus van Assisi vind ik nou ook niet bepaald een zwijmelaar.
Begrijp me goed, Spinoza is o.k. zeker als psycholoog, Levinas is uiteraard ook o.k. Het is wat het is: theorie.
Laat me een steentje in de vijver doen. Voor de overgrote meerderheid van ons is enthousiaste gang op zijn/haar pad gebaat bij systematische confrontatie 1 op 1 met een ervaren, welwillende en kritische gesprekspartner. In het boeddhisme heet dat de leraar / leerling relatie – daar kan geen theorie tegenop. Spinoza had dergelijke systematische 1 op 1 confrontatie niet, Schopenhauer ook niet, Levinas geloof ik ook niet. Afijn, om kort te gaan, het enige goed ontwikkelde Europese equivalent van de Aziatische leraar /leerling relatie is de analyticus / analysand relatie. Freud heeft een hoop onzin gedebiteerd maar we zijn inmiddels meer dan 100 jaar verder en de psycho-analyse is allang niet meer Freudiaans. Dus ik wil er aan herinneren wat Freud met de analytische methode voor ogen had: dat de analysand zijn persoonlijke shit onder ogen ziet en leert genoegen te nemen met het dagelijkse leven, inclusief de sterfelijkheid. En de man zei ook dat een analyse echt afgerond is zodra de analysand inziet dat hij er tot Sint Juttemis mee door zou kunnen gaan en dat het tijd is te stoppen.
Opmerkelijk dat westerse boeddhisten systematisch over het hoofd zien wat voor het oprapen ligt. Nu ik dit voor je opschrijf schiet me iets te binnen. Toen ik in de jaren ’80 in Sri Lanka in het klooster zat stond ik paf dat de meeste locals wel uitkeken om te gaan mediteren, ze hadden geen zin (tijd en geld gebrek als smoes) om hun shit onder ogen te zien. Omgekeerd sta ik paf dat NL boeddhisten, zowel leraren als leerlingen, doen alsof de psycho-analyse (nogmaals: psycho-analyse is anno 2016 geen Freudianisme) niet bestaat. Tja, het is kennelijk waar, ’t gras aan de andere kant van de berg oogt groener. Maar we weten wel beter: van dichtbij is ook ’t verre groen gras een zootje.
Groet van G.J. met excuses voor de enorme lap tekst maar niet heus want je blogstuk vroeg erom :)
Jules Prast zegt
Dank voor je reactie.
Dat de zenweg exclusief uitzicht biedt op inzicht, lijkt mij een onhoudbare stelling.
Onder bepaalde omstandigheden kunnen bijv. ook wetenschap en filosofie met gebruik van de menselijke rede komen tot een inzicht dat gelijkwaardig is met het inzicht dat de boeddhaweg je kan brengen.
Dit is het principe dat in het geding is. Spinoza laat zien dat het kán.
Modern boeddhisme heeft er baat bij diens weg te exploreren en in het eigen discours te betrekken.
Ik adviseer je voorafgaand aan verdere discussie eerst zelf het boek van Maarten van Buuren te lezen. Het is helder en vlot geschreven, niet dik of ondoordringbaar door filosofisch jargon.
G.J. Smeets zegt
Inderdaad, inzicht is geen exclusief zen ding. En inderdaad, contemplatie op het werk van Spinoza kan inzicht brengen.
Dank je voor de leestip (M. van Buurens nieuwe boek) maar ik doe het met het werk van Spinoza zelf, al vanaf 1967. Spinoza beoogt maar 1 ding: de geestelijke liefde tot God – het staat in al zijn werken, Ethica, Theologisch-politiek traktaat, etc.. God is het alfa en omega van ’s mans filosofische project. Hij ambieerde zich opgenomen te weten in een door goddelijke liefde bezield universum. Persoonlijk vind ik dat even weinig overtuigend als boeddhistisch gedoe over de boeddha natuur. Overigens: de raadsels waarvoor de natuurkunde anno 2016 ons stelt zijn even krachtig contemplatief spul als de traktaten van Spinoza. Waarom zou ‘modern boeddhisme’ (jouw term) Spinoza’s werk in het discours betrekken als het wereldraadsel glashelder door de moderne natuurkundige voor de voeten ligt geworpen?
Ik recycle mijn opmerking dat voor de meeste mensen een systematische confrontatie via een 1 op 1 relatie, zoals de psycho-analyse, meer zoden aan de dijk zet dan denkbeelden over boeddha natuur of God. Het genie van Spinoza zit niet in zijn geschreven werk. Het zit in het feit dat hij zonder een systematische 1 op 1 relatie zijn dreigende waanzin heeft overwonnen en ingewisseld voor inzicht. In ‘Vertoog over de zuivering van het verstand’ beschrijft hij de gekte die hij vreesde en die hij slechts langzaam en met veel moeite kon afschudden. Ik wil maar zeggen, bepaald niet iedereen komt er, zoals Spinoza, op eigen rationeel houtje uit.
Jules Prast zegt
Behalve het bakken van een ei is vrijwel alle natuurkunde mij altijd een raadsel gebleven.
Als jij in quantumfysica of zwarte gaten een bron van spirituele inspiratie ziet, dan onderstreept dit het punt (waarover wij het eens lijken te zijn) dat er verschillende wegen zijn die tot inzicht kunnen leiden.
De Italiaanse psychiater Roberto Assagioli, de geestelijk vader van de psychosynthese, onderscheidde zeven wegen naar inzicht, waaronder de wetenschappelijke route. Hij was een groot liefhebber van Gautama en zijn verlichtingsweg.
De ondertitel van het boek van Maarten van Buuren is ‘vijf wegen naar vrijheid’. Uiteraard vervangt dit boek de werken van Spinoza zelf niet. De God van Spinoza is maar één van die vijf wegen. Als je belangstelling voor de andere vrijheden mocht hebben (waaronder de relatie van macht en recht), dan zou je toch kunnen overwegen het boek tot je te nemen.
Ik heb gemaild met de auteur. Deze laat mij weten dat de Tao de juiste context is waarin je de godsvisie van Spinoza vergelijkenderwijs kunt plaatsen. De auteur heeft ervan afgezien de oosterse spiritualiteit bij zijn boek te betrekken om het eenvoudig te houden. Hij laat mij eveneens weten dat de vraag hoe Spinoza zich tot boeddhisme verhoudt, open is, maar een goede discussie waard.
Ik maak in mijn artikel zelf de koppeling tussen de Tao en (zen)boeddhisme omdat Philip Yampolski in zijn vertaling van Huinengs Platform Sutra (ik meen uit 1962) naar het Engels de Chinese term laat staan. Ook elders zie je dat het oorspronkelijke zen in China de Tao als zijnsgrond (boeddhanatuur?) omarmde. Verder streden neo-confucianisme (dat de Tao als zijn eigendom zag) en zenboeddhisme in China op leven en dood om het spirituele primaat. Volgens de Platform Sutra, een apologetisch voortbrengsel van zijn dharma-erfgenamen, had Huineng zijn tegenstanders onder zijn gehoor en overtuigde en bekeerde hij hen tot zijn traditie.
Ik heb zelf wel een geschreven dat modern boeddhisme een maatschappijvisie ontbeert. Modern confucianisme zou er in Aziatisch-historisch opzicht mooi bijpassen, hoewel Spinoza ons meer te zeggen heeft over de scheiding van kerk en staat en over de burgerlijke vrijheden die eerst na de Franse Revolutie gemeengoed werden in ons deel van de wereld.
Sommige fundamentalisten vinden modern boeddhisme onecht omdat het een adaptatie van het oerboeddhisme zou zijn. Mijns inziens mag én moet aanpassen zelfs. De fundamentalistische visie negeert de wet van de permanente veranderlijkheid der dingen (anatman), net zoals de Dalai Lama vasthoudt aan een Tibet dat niet meer bestaat. Modern, westers boeddhisme moet zijn belijdenisvrijheid verdedigen en zich wapenen tegen het onnozele China-enthousiasme van sommigen, voordat we uit dat land met hun versie en financiering van de dharma ook hun religieuze (on)vrijheid importeren.
Anderzijds moeten we ons boeddhisme beschermen tegen de oprukkende rage van McMindfulness, gevoed door de onderstroom van Aziatisch modernisme en versimpeling van meditatietechnieken sinds de negentiende eeuw. Laten we de Satipatthana Sutra nog eens ter hand nemen en onze meditatie voor wie dit wil en kan een dieptestructuur teruggeven die ook het tegenwoordige Theravada (met uitzondering van sommige bosmonniken in Thailand) niet meer kent. Taigu’s intuïtie en ervaring zegt hem dat er in die sutra nog meditatiewinst valt te behalen die de mantra van ‘bare awareness’ weer tot een aanpassing zou kunnen bewegen.
G.J. Smeets zegt
Jules,
dank voor je interessante reactie. Interessant omdat we (wat mij betreft) een paar eeuwenoude koeien bij de horens hebben die uit de sloot kunnen.
Persoonlijk heb ik het altijd graag zo eenvoudig mogelijk gehouden: persoonlijke shit onder ogen zien en genoegen leren nemen met het dagelijkse leven, inclusief de sterfelijkheid. Studeren en op De Boeken contempleren was daarbij behulpzaam. Er komt een moment dat men ziet dat je daarmee tot Sint Juttemis kunt doorgaan. Dus ik geloof het nu wel, Assagioli’s 7 wegen, Van Buurens 5 wegen, etc. etc. – en ik bedoel dat *niet* bagatelliserend.
Hetzelfde geldt voor allerlei versies van een zogeheten zijnsgrond (jouw term) zoals daar zijn: Tao, boeddha-natuur, Spinoza’s God, etc. etc.. Ik geloof daar niets van en vind het om allerlei redenen weinig overtuigend. Het is allemaal wat het is: kosmologische fantasie. Wie er, om zijn eitje te kunnen rapen en bakken, baat bij heeft gun ik dat van harte.
Jules Prast zegt
De dag lijkt te zijn aangebroken dat het onwaarschijnlijke zich voltrekt: wij zijn het helemaal eens.
Laten we afspreken dat we herhaling tot het uiterste zullen beperken.
Ik stamel ook maar wat voor me uit. Als ik me niet ondertitel, dan begrijp ik mezelf niet. Dit is een lastige situatie in een traditie die gelooft in transmissie zonder woorden.
Het blijft me dan ook verbazen dat mensen mijn teksten publiceren of lezen…
Zie overigens ook hier:
https://site.amidazen.nl/2016/07/02/god-spinoza-en-boeddhanatuur-deel-twee/