Chef zag het al meteen bij het binnentreden van de snackbar in het Rotterdamse bos- het enorme kussen op de grond was onbezet, leeg van zichzelf maar ook in de praktijk. Er klonk geen gesnurk, gepuf en in een droom licht gegrom. Even nog dacht Chef dat de oude, dikke, amechtige hond bij zijn baas was die ook niet aanwezig was in het etablissement. Maar toen sprak de koksvrouw, die er na al die jaren dat Chef daar over de vloer kwam nog steeds uitzag als een meisje: We nemen een bouvier van een jaar en elf maanden oud. Bij ons gebeurt alles op de elfde. Blubbertje stierf elf maanden geleden en elf weken geleden Bas. Maar we hebben een tweede varken genomen, ook op de elfde. Zo lief, ze laat zelfs toe dat ik haar teennagels manicuur.’
Chef dacht: Allemachtig, ben ik hier zolang al niet geweest. De Dood trad binnen en hij was er niet, in de snackbar in het bos. Niet dat de Chef een vrind is van Mara maar hij wil toch wel weten wat er gebeurt in zijn omgeving. De jong uitziende vrouw sprak zonder verdriet over haar twee viervoeters. De hond-van-het-kussen bezweek tijdens zijn leven onder zijn gewicht en bracht de dagen liggend door. De andere hond liep zomers over het terras en had een dekje om met de tekst: Niet Voederen. Zo overleefde hij.
Chef komt al heel lang in de snackbar, die eigenlijk geen snackbar is maar Chef weet er geen ander woord voor, in het Bos. Iedereen kent daar iedereen en er wordt wat afgeluld op z’n Rotterdams. Chef kende ook de vader van de huidige koksvrouw. De man was stokdoof maar nieuwe klanten wisten dat niet. Hij kon heel goed liplezen: Een Patat Met, zag hij aan de lippen van de klant. Chef weet niet hoe het in andere steden is, maar in Rotterdam hebben de Rotterdammers de gewoonte iets na te bestellen als de hoofdbestelling al geplaatst is. Doe ook nog maar een kroket draadjesvlees, zeiden ze tegen de rug van de vader. Dat leidde tot agressief gedrag. Wat een onbeschofte vlerk, zeiden ze tegen andere klanten, hij doet net alsof hij mij niet hoort.
Chef keerde tevreden Bunkerwaarts. Ich bin ein Rotterdammer, dacht hij.