Natuurlijk sta ik weer in de weg, zegt de vrouw met het winkelwagentjes buiten op de stoep bij Albert Heijn, die een trek neemt aan haar zojuist opgestoken sigaret. Chef zag haar al staan, kon er met zijn zwaar beladen boodschappentas niet langs. Hij wacht op een oplossing, wat geniet die vrouw van die sigaret, denkt hij. Van de andere kant komen er twee mensen- een man en een vrouw aangelopen die ook langs de rokende vrouw willen. Chef geeft de vrouw voorrang, de man wacht op Chef, de vrouw met de sigaret doet een stap achteruit. Iedereen kan er langs, zegt Chef. Dank je wel, zegt de rokende vrouw. Chef denkt: wat een prachtige stem heeft die vrouw.
In de Kloosterbunker ruimt Chef de enorme tafel leeg. Overal ordners, mappen, stapels papier, een harde schijf, een droppot, een goudreinet, noem het maar op. Binnen een uur is alles geordend en in kasten opgeborgen. Morgenochtend krijgt Chef een paar uur leuk gezelschap van zijn kleinzoon. Hij wil dan als een opgeruimde opa overkomen. Niet dat ze later zeggen: bij die man kon je beter niet over de vloer komen, wat een rotzooi.
Een collega- Kobus, van de Chef lag te sterven. Zijn bed stond middenin de woonkamer. Dat kon ook niet anders want tegen alle muren in alle kamers van het huis stonden rekken en dozen met archiefstukken. Kobus was journalist en wat hij niet paraat had aan kennis kon hij opzoeken. Maar de man was zo verstrooid dat hij ’s morgens op de redactie met een rode en groene sok verscheen. Zijn bureau was een chaos, maar zijn werk okay. Hij hechtte niet zo aan uiterlijk vertoon.
Kobus had samen met een andere collega aandelen of waardepapieren aan toonder gekocht- ooit. De andere collega vroeg aan Kobus op zijn sterfbed middenin de kamer waar die papieren verstopt waren, maar die wist het niet meer. Het hele huis is toen doorzocht, maar ze bleven spoorloos. Er zijn toen verre reizen gemaakt, naar Schotland en Italië, want daar konden die papieren ook liggen. Kobus had van de hoofdredactie een jaar vrij gekregen toen het nieuws van zijn naderende dood bekend werd en had toen onder meer die landen bezocht. Op een dag was Kobus dood. En de waardepapieren spoorloos. Dus Chef ruimt een keer per half jaar de Kloosterbunker op. Maar wat er in al die dozen in al die rekken zit, weet hij ook niet meer.