Een samurai met gewetenswroeging ging te rade bij een zenpriester.
Hij vroeg hem: ‘Eerwaarde kunt u mij zeggen: bestaat er werkelijk een hemel en een hel?’
De priester vroeg: ‘En wie wil dat weten?’ Hij antwoordde: ‘Ik ben Sanada Masayuki van Ueda Clan.’
Zo,… van de Ueda Clan,… gut zeg,… tjeeee en je hebt nog een zwaard ook, nou nou nou dat is me wat. Euhhh wat vroeg je ook al weer meneer? Dinges. Er volgde een lichtflits gevolgd door een aardbeving en een raar gevoel in z’n nek. Plotseling zag de priester zichzelf zitten met zijn hoofd voor zijn voeten op de grond. Langzaam zakte zijn lichaam weg en de priester stond in een grote zaal waar op een troon een afzichtelijk figuur zat. Deze beet hem toe. ‘Wat heb je je nou weer op je hals gehaald, het kostbare leven is je niet gegeven om er achteloos mee om te gaan. Hoe haal je het in je hoofd om een hoogstaande samurai te beledigen. De goeie man wilde alleen maar weten of er een hel en hemel bestaat.’
De priester besefte dat hij voor Emma, de god van de dood stond. Emma vervolgde: ‘Je had in plaats van hem te beledigen simpel kunnen zeggen dat je het niet weet. Ik krijg dagelijks van die egotrippers hier, ga zelf maar eens ervaren of er een hemel en hel is.’ Met donderend geraas scheurde de vloer open en de priester bevond zich voor een vlammende poort met een straatje van gloeiende klinkers er voor. Dansend van de ene op de ander voet bonkte hij uit alle macht op de deur. Helemaal onderin de deur ging een klein luikje open en er klonk een benepen piepstemmetje: ‘Ja,… wie is daar?’ De priester brulde: ‘Doe open, doe open, ik sta mijn poten hier te verbranden.’ Van onderaan de deur klonk er: ‘O, tsja,… maar dat vroeg ik niet, ik vroeg wie is daar?’
Huilend en piepend klonk er, doe nou open, alsjeblieft, alsjeblieft doe nou open. Onderaan de deur klonk het: ‘Nou vooruit dan maar, omdat je zo aandringt.’ Krakend en piepend en tergend langzaam ging de deur open. Toen de spleet vijftig centimeter breed was wurmde de priester zich naar binnen, ging snel op de grond zitten pakte zijn linkervoet vast en begon er op te blazen. Een klein afzichtelijk mannetje van hooguit veertig centimeter hoog zei: ‘Ja, dat doen ze allemaal, hoe was de naam?’ Hij klom een trapje op dat tegen een lessenaar stond waarop een reusachtig boek lag. Inmiddels was de priester zijn rechtervoet aan het beblazen. Vanuit de hoogte klonk: hoe was de naam ook alweer?
Ehhh. Ik ben Kigen[1] van de Eihei tempel, hebt u geen teiltje water voor me. ‘Ja, dat willen ze allemaal, tsssssk een teiltje water. O, ja, ik heb u gevonden, nou nou, poe poe, het is nog al wat, u had niet zo veel op met die Nonin. Wat lees ik hier nou?’ Het kleine mannetje zat met een grote bril op boven op het boek. ‘Heeft u de grond waar die arme Nonin[2] zat na zijn vertrek twee meter diep uit laten graven? En later heeft u een van zijn volgelingen tot uw dharmaopvolger benoemd[3] Tsssssk nou, nou, poe poe dat is inconsequent, logisch dat u hier zit. Nou, ik zal u uw spullen maar geven.’
Hij klom het laddertje af, rommelde wat in een hoekje en kwam even later met een gigantische vervaarlijke lepel aan zetten van één meter lang. Ze was omwikkeld met prikkeldraad waar scheermesjes in zaten. ‘Voorzichtig aanpakken hoor, het is scherp’, zei het mannetje. De priester haalde onmiddellijk zijn hand open en liet de lepel vallen. ‘Ik zei toch dat ‘ie scherp was, je kunt hem alleen aan het einde vast houden. Nou, loop maar naar de eetzaal daar hebben ze wel een lappie voor uw hand.’ Kigen liep een lange gang door waar aan het eind een flakkerend schijnsel te zien was. Toen hij de afstand voor de helft had afgelegd kwamen hem kreten, vloeken en schreeuwen tegemoet. De ruimte aan het eind van de gang was een soort grot waar in het midden een hels vuur brandde met daar boven een grote ketel vol met gloeiende ‘Okayo’ rijstepap. Rondom de ketel stonden broodmagere mensen te vloeken en te schreeuwen, veel van hen met bloedige handen. Ze hadden allemaal net zo’n lepel als Kigen maar het was onmogelijk om de lepel bij de mond te brengen, er waren er zelfs met bebloede gezichten die de rijstepap van het prikkeldraad wilden likken. Na veel verwoede pogingen ging Kigen gedesillusioneerd naast een broodmagere vent tegen de muur zitten. Kigen mompelde: ‘Waarom zijn die rotlepels ook zo lang.’ De man naast hem verzuchte: ‘Als ze korter zouden zijn verbrand je door de hitte van het vuur.’ Tsja, dacht Kigen, daar zit wat in, en zuchtte diep.
Na drie maanden, het kunnen er ook vijf geweest zijn, klonk er uit een grote luidspreker: Hallo, hallo, hier volgt een belangrijke mededeling die beshbgfoe voor cqq of hij onmmmhkaudelijk naar de poort wil kooooosnnmmas. Dogen vroeg aan zijn buurman Prikkebeen: kon jij verstaan wat eer gezegd werd? Jawel antwoordde Prikkebeen: Dat ze rotte spullen hebben. Een half uur later kwam de kleine portier hijgend en puffend de eetzaal in zetten (nou ja eetzaal…hongerzaal) De portier gaf Kigen een schop tegen zijn scheenbeen en riep: ‘Je heb bezoek, waarom kon je niet gelijk komen toen ik het omriep!’ Kigen zei: ‘nee ik had geen tijd, we hadden net een nieuwe menukaart gekregen, nou goed!’
Na een half uurtje waren ze bij de poort waar een mevrouw, nee een meneer, ehhh een onzijdig persoon, stralend op hen zat te wachten. De portier piepte: ‘Je mot met hemmus mee’ (hij wist ook het geslacht van de stralende persoon niet).
‘Ik ben Avaloki Kanzeon Yin, geef me maar een hand’, en alsof hij in de lift van de Euromast stond, zacht zoevend gingen ze in een rechte lijn omhoog. Toen ze stopten stonden ze voor een zacht glanzende gouden poort waar op stond ‘Westelijk Paradijs’. Op de poort hing een klopper in de vorm van een vuist. Kanzeon Avaloki Chenrezik pakte de klopper en liet die luid galmend op de deur vallen. Er klonk geschuifel, gemorrel, boven in de deur ging een klein luikje open waar grijze lokken door naar buiten staken, daaronder waren twee priemende ogen te zien. Er klonk: ‘Ben je nou al weer je sleutels vergeten.’ Krakend ging de deur open en een mannetje van ongeveer veertig centimeter hoog riep: ‘Kom binnen, dan kan de deur dicht, het tocht hier als de hel.’
Kum Lam Kannon zei: kijk eens, Jehudah, dit is Kigen. ‘Nou het is wel duidelijk waar die vandaan komt, man wat ben jij mager, je zal wel honger hebben, hier is je lepel ga maar gauw naar de eetzaal.’ Godgloeiende, gloeiende. Er werd onmiddellijk een hand op de mond van Kigen gelegd. Avaloki Tesvara Natha maakte hem duidelijk dat er hier niet gevloekt kon worden. ‘Pak nu maar snel je lepel en ga maar naar de eetzaal en ehhh, pas op dat je je niet snijd.’ Gedesillusioneerd liep Kigen richting eetzaal, de lange lepel met prikkeldraad achter zich aan slepend. In de eetzaal brandden wel duizend kaarsen, en weldoorvoede mensen stonden in witte gewaden gekleed rondom een pot die boven een groot vuur hing waar Okayo (rijstepap) in zat. Kigen liet zich plompverloren op de grond zakken en begon te huilen. Een van de wit gehemde personen ging naast hem zitten, legde een arm om hem heen en zei: ‘Man, man wat zie je er uit, je bent vel over been je zal wel honger hebben.’ Daarop begon Kigen opnieuw luidkeels te huilen en te snotteren. ‘Nonin, Nonin, kom eens hier, help je vriend even.’ Een man in een eveneens stralend wit hemd kwam met zijn lange lepel vol geurende heerlijke rijstepap naar Kigen, en terwijl hij die naar Kigens mond bracht zei hij:. ‘Wel even blazen hoor, het is nog erg heet en niet de lepel vast pakken anders haal je jezelf open. Als je het op hebt haal ik nog meer.’
Avaloki keek Kigen aan en zei: ‘Lekker hè.’
[1] Mocht u van mening zijn dat het niet Kigen Dogen was die zijn hoofd werd afgehakt,…dan moet ik bekennen: ‘U HEEFT GELIJK’. Wat dan weer wel jammer is dat u de strekking van het verhaal waarschijnlijk mist.
[2] Nonin was stichter van de eerste zenschool (Daruma-shu) in Japan die in korte tijd grote populariteit verwierf. Niet veel later ontstond de Rinzai school en de Soto school. Na een onderhoud met Kigen Dogen, liet Dogen de grond waar Nonin had gezeten 2m. diep uitgraven en met nieuwe grond vullen. Later is de tempel van Nonin door rivaliserende boeddhisten in brand gestoken.
[3] Dogen werd opgevolgd rond 1236 door zijn leerling Koun Ejo (1198-1280) die oorspronkelijk een leerling van Nonin was.
Ujukarin zegt
Mooi verhaal! De versie die ik al heel wat jaren terug hoorde komt in de kern op hetzelfde neer, onduidelijk of beiden op één bron teruggaan of gewoon 2-zielen-1-gedachte:
Ernstig zieke student drijft in zijn dromen weg, en ontmoet een engel. Babbelt met deze over dezelfde vraag: “is er een hemel en hel, en wat verschilt dat nu?”. Engel belooft beiden te tonen, en neemt hem mee naar een prachtig groen land met eeuwig blauwe lucht, en hij ziet grote tafels vol met overheerlijk voedsel. Aan beide kanten zitten lange rijen mensen, maar ze hebben doffe ogen en skelet-achtige buiken; het voedsel lijkt allemaal niet aangeraakt. Wat blijkt: het enige bestek zijn lepels, messen en vorken van 1 meter lang dus ze kunnen zichzelf niet voeden; strenge duiveltjes staan met zweepjes achter hen om dat te bewaken.
Engel wandelt met patient verder naar het volgende gebied, de hemel. Ziet er eigenlijk 100% hetzelfde uit, maar de mensen zijn welgevoed en van het eten wordt duidelijk genoten. Maar één verschil met het vorige gebied: de mensen gebruiken dat meterlange bestek om elkaar te voeren…
With folded palms,
Hans van Dam zegt
Wie de hemel zoekt, moet met zijn handen leren eten.
Hoed je voor de bodhisattva.
Nic Schrijver zegt
Hahaha..
Ik durf niet meer te slapen.
Ik wil de reacties van Hans van Dam niet missen!
zeshin zegt
Hans, jij hebt duidelijk geen ervaring met Okayo
Hans van Dam zegt
Gewoon even laten afkoelen.
zeshin zegt
Op het helse vuur
wacht je uur na uur
en je voelt
of het is afgekoeld
toch je hand
verbrand
Kijken of Van Dam
het Kan
Au au au,bodhisatva
heb jij een EHBO Diploma
Hans van Dam zegt
Van Dam heeft alleen maar een Zwamdiploma
Nic Schrijver zegt
Oesterzwammen vind ik lekker.
Petra Klene zegt
Als je echt aandurft empathie eindeloos voor alle medewezens in jezelf te laten groeien, wordt door de overstromende empathie iedereen in hemel en hel gevoed………..
zeshin zegt
En dat doe je met een zelf? Hmmm….. heb je niet veel aan, een zelf scheid je juist af van alles en iedereen