Omdat ik religie en spel met elkaar in verband breng, krijg ik vaak de kritiek dat levensvragen te ernstig zijn voor spel. In plaats van betrekkelijkheid is betrokkenheid nodig, op God en mens. Ik moet religie niet relativeren.
Die kritiek kreeg ik kortgeleden naar aanleiding van een interview voor het januarinummer van het maandblad ‘Volzin’. Nadat interviewster Jolanda Breur haar tekst had ingeleverd, vroeg de redactie me: ‘Als we uw speltheorie consequent doorvoeren, kunnen we niet meer geloven, want een spel gaat niet over iets echts, hoe serieus je het ook speelt. Klopt dit?‘.
Een soortgelijke kritiek formuleert Jan Greven in zijn bespreking van mijn boekje ‘God 3.0′. Hij begrijpt dat je van een afstandje naar de menselijke zingeving kunt kijken. ‘Maar wat schiet ik op met een helicopterblik? Ik ben niet als hobby met mijn zoektocht naar betekenis begonnen. Het was pompen of verzuipen.‘
De kritiek wordt opgeroepen door mijn poging heilloze tegenstellingen te boven te komen. De meest ingrijpende tegenstelling die ik probeer te overstijgen, is die tussen spel en ernst. Het taalgebruik houdt die tegenstelling in stand. Zeker als het om levensvragen gaat, sluit ernst spel uit. Als er dan ook nog macht en belang in het ‘spel’ zijn, blijft van het spel alleen het machtsspel over.
Maar waarom hecht ik zo aan spel? En hoe zou het kunnen helpen om heilloze tegenstellingen te boven te komen?
Spel noem ik het menselijk vermogen tegelijk meer ordeningen van de werkelijkheid te hanteren. Als mensen betekenis geven aan woorden en beelden, spelen ze met alternatieve ordeningen en maken een keuze. Dat is geen spelletje. Ernst staat niet tegenover spel, maar zit in het spel ingebouwd. Het geeft de doorslag.
De gemaakte keuzes zijn niet altijd vanzelfsprekend. Leg maar eens uit wat je met een woord of beeld bedoelt. Gerrit Kouwenaar: ‘maak de taal waar achter zijn tekens’. Daar heb je meer voor nodig dan een woordenboek.
Kiezen maakt onzeker, want het alternatief blijft souffleren. Die onzekerheid geldt nog meer als we zoiets moeilijks als levensvragen proberen op te lossen. Dat anderen tot andere keuzes komen, versterkt dat nog eens. Gemaakte keuzes dreigen gewraakte keuzes te worden.
En toch gedragen mensen zich alsof onzekerheid niet bestaat. Logisch, als de keus is pompen of verzuipen, moet je geen onzekerheid hebben. Met je zingeving bestrijd je die juist. Macht schiet te hulp door exclusieve visies te vestigen en te verdedigen. Communicatie zou ook uiterst onpraktisch worden als je steeds maar weer je woorden en beelden moet verantwoorden. Gevolg: We weten niet meer dat we spelen.
De prijs die we betalen is dat die noodzakelijke zekerheid conflicten voedt over tegengestelde keuzes. Die maken samenleven moeizaam. Nu de wereld één plek is geworden, dringt dat pas echt door. ‘Parijs’ vat sinds een week alles samen. Bloedige ernst is meer dan een zegswijze.
Zouden we echter onderkennen dat we allemaal spelen met betekenissen, dan is er minder aanleiding elkaar naar het leven te staan. Om dat te bereiken moet het spel weer een plaats krijgen, naast en in de volle ernst. Zoals ernst bij spel hoort, hoort spel bij ernst, als bubbels in de Sourcy.
Ernst is van levensbelang, ook bij levensbeschouwingen. Bij lezingen adviseer ik vaak wat ik over spel gezegd heb te vergeten en door te gaan met de eigen betekenisgeving. Wel vraag ik om één keer per jaar in de spiegel naar jezelf te knipogen. Niet vaker, want die knipoog is met het oog op de mens-eigen onzekerheid gevaarlijk. Wie wil zegt erbij: Je suis Charlie. De rest van het jaar past volkomen ernst. Maar misschien helpt die jaarlijkse knipoog in de omgang met tegenstellingen. Vanuit absolute ernst is relativeren niettemin mogelijk.
Zo, weer een tegenstelling overstegen!
Chris zegt
Bedankt om het paradoxale van Boeddha als zekerheid te laten verschijnen… voor mij toch :) :)
Een knipoog is iets dagelijks in mijn spiegel want de zekerheid in onzekerheid is wat wetenschap, humor, en spiritualiteit heeft samengebracht…
Wat is het fijn een Boeddhist te zijn
Sjoerd zegt
Onzekerheid. dat is echte zekerheid, net zoals de heer Gotama geen flauw idee had dat er boeddhisten zouden kunnen bestaan.