Wij zijn niet de enige bewoners van Baan Din, ons kleihuisje. Al voordat we klaar waren met de bouw was er al een tokeh ingetrokken. Tokehs zijn de grootste gekko’s en gekko’s zijn een hagedissensoort.
‘Onze’ tokeh is al enkele malen in deze blog aan de orde gekomen. De laatste keer was ruim 3 jaar geleden, toen hij ons terras op kwam wandelen en daar vervolgens het leven liet. Hij had een flinke hoeveelheid nageslacht achtergelaten. Dat Mieke hem dagelijks van meelwormen en andere lekkernijen voorzag, waardoor hij uitzonderlijk groot en sterk was, heeft ongetwijfeld bijgedragen aan zijn succes bij de voortplanting.
Zijn nakomelingen hebben altijd voor zichzelf moeten zorgen. (We hadden er niet de speciale band mee die we met ‘de onze’ hadden, en die voortgekomen was uit een soort boetedoening nadat we het beest haast hadden vermoord door, weliswaar per ongeluk, een zwaar raam op zijn staart te zetten.) Maar ze mogen net als hun voorvader wel achter onze kasten wonen, als ze hun indringende roep maar niet te vaak binnen, en zeker niet ’s nachts doen. Daar houden ze zich vrijwel altijd aan. De drolletjes die ze voordat ze ’s avonds naar buiten gaan nog even op onze drempel draaien nemen we maar voor lief.
Dat we de tokehs in ons huisje laten wonen, en zelfs hebben gevoerd, vinden Thaise mensen maar vreemd. De meeste Thai zijn doodsbang voor de beestjes. Daar is niet echt een reden voor in de zin dat tokehs gevaarlijk voor mensen zouden zijn, maar dat geldt ook voor de muizen en spinnen in Nederland, waarvoor niettemin velen gillend wegvluchten.
De angst voor de tokeh wordt echter door de Thai zelf gevoed. Kinderen die iets doen wat niet mag krijgen te horen dat als ze daarmee door gaan, de tokeh zal komen als ze slapen, door hun mond naar binnen kruipen en daar hun lever opeten. Hoewel die kinderen vaak geen idee hebben waar hun lever zit, wat die doet, en dat ze er überhaupt een hebben, klinkt de boodschap angstaanjagend genoeg om levenslang panisch te blijven voor tokehs.
Mocht het dreigement met de tokeh geen effect hebben, dan zijn er altijd nog de tempels die kinderen (en volwassenen) laten zien wat je te wachten staat als je je niet netjes gedraagt in dit leven. In taferelen waar de Efteling jaloers op zou zijn wordt ondubbelzinnig uitgebeeld hoe je gekookt of bloot aan een cactus gespiest wordt, hoe je tong wordt uitgetrokken of hoe je door enge wezens met enorme piemels aan je haren wordt meegesleept.
We hebben er als rechtgeaarde Nederlanders natuurlijk wel onze mening over klaar. Want zulke bangmakerij daar doen wij niet meer aan. Okee, Sinterklaas misschien nog, maar die is toch behoorlijk onschuldig vergeleken met de Thaise hel en de tokeh.
Vanmorgen liep ik na het ontbijt terug naar het terras en zag daar de kippetjes rondscharrelen. ‘1, 2, 3, 4, 5’ telde ik hardop en aangezien ik altijd onmiddellijk associaties met liedjes in mijn hoofd heb zong ik er achteraan: ‘De bakker sloeg zijn wijf. Met een houten hamertje…’ Vaak kan ik de meest onmogelijke liedjes probleemloos helemaal opdreunen, maar bij dit liedje had ik geen idee waar de bakker nou precies met zijn houten hamertje op sloeg. Tegenwoordig is dat geen probleem meer, want je zoekt het gewoon even op. Er blijken verschillende versies te zijn, waarvan ‘het bloed spoot door het kamertje’ en ‘de darmen uit haar lijf’ weinig aan de fantasie overlaten. Met dat soort liedjes zijn wij dus opgegroeid. En met een sinterklaas die je in de zak stopte en meenam naar Spanje (waarom waren we daar eigenlijk bang voor?) en zwarte Pieten die je er met de roe (ik had geen idee wat dat was, maar het klonk niet aantrekkelijk) van langs gaven. En vooral ook met het onverbiddelijke eindoordeel van Petrus aan de hemelpoort, waarbij hel en verdoemenis dreigden.
Kinderen bang maken, wij doen dat inmiddels officieel niet meer, maar zo heel lang geleden was het nou ook weer niet dat dat in Nederland nog heel gebruikelijk was. En ik ga natuurlijk geen pleidooi voor herinvoering houden, maar het valt wel op dat allerlei Nederlandse jeugd-overlastproblemen en vandalisme hier niet of nauwelijks voorkomen. Zouden enge wezens met enorme piemels dan meer indruk maken dan Petrus aan de hemelpoort? Of is het toch die tokeh?