Van waarnemer ben ik gepromoveerd, jullie mogen het ook gedegradeerd noemen, tot gluurder.
Met mijn verrekijker gluur ik naar situaties op straat die ik voorheen waarnam. Een vriend van mij, die bij de politie werkt, zegt dat het strafbaar is, dat gluren met een verrekijker. Ik begrijp dat niet. Met het blote oog naar mensen kijken mag wel, met een instrument niet. Je ziet hetzelfde alleen dichterbij.
Ik gluur ook niet bij mensen naar binnen, leg dat gluren ook niet vast op beeld, het zijn vluchtige momenten die ik begluur, ze zijn zo weer verdwenen. Vergankelijkheid.
Toch ben ik wel bang dat als de zon door de acht meter brede ramen van de Kloosterbunker schijnt, de monniken in een concurrerend klooster hier tegenover de schittering van de glazen van mijn verrekijker zien. Dat ze verhaal komen halen. Voor je het weet sta je bekend als gluurder, een oude, vieze gluurder. Dus gluur ik nooit als de zon hier naar binnen schijnt. Zo heeft het leven zijn beperkingen.
Moedig voorwaarts!