Als kinderen uit huis worden geplaatst, dan moet er een besluit komen over het toekomstperspectief van het kind. Kan het weer terug naar huis of moet het perspectief ergens anders liggen, bijvoorbeeld in een pleeggezin, gezinshuis of in een residentiele instelling? Bij dit besluit wordt gebruik gemaakt van het begrip ‘aanvaardbare termijn’. Met een beroep op de hechtingstheorie is er een richtlijn opgesteld waarin de aanvaardbare termijn bij jonge kinderen tot 5 jaar een half jaar is en bij wat oudere kinderen een jaar. Dus na de aanvaardbare termijn ligt de toekomst van het kind niet meer bij de biologische ouder(s). Binnen een half jaar of jaar zijn de problemen bij de biologische ouders vaak niet opgelost, alleen al door de wachtlijsten lukt het meestal niet. Er gaat van alles mis in de jeugdzorg. Het is zeker niet alleen de belastingdienst die zich misdragen heeft, ook wijkteams, Veilig Thuis organisaties, Gecertificeerde instellingen, scholen, de Raad van Kinderbescherming en zelfs de kinderrechters zijn betrokken bij onterechte uit huis plaatsingen en bij het veel te weinig moeite doen om het kinderen weer mogelijk te maken terug naar huis te gaan. Genoemde organisaties vormen een monopolistisch netwerk, vaak gelovend in hun eigen gelijk.
Na een uit huis plaatsing ondervinden kinderen vaak nog meerdere overplaatsingen, waarbij het begrip hechting ineens niet meer relevant is. In Nederland wonen meer dan 40.000 kinderen niet meer thuis, bijvoorbeeld in een residentiële instelling en 75% van deze kinderen krijgt te maken met psychische of lichamelijke mishandeling in de instelling. Door deskundigen wordt een hopelijk goed bedoelde plaatsing in een instelling wel de lopende band naar gesloten opvang genoemd. Door de aanzwellende kritiek maken de opstellers van de richtlijn zich inmiddels zorgen over hun eigen reputatie en zijn bezig gegaan met het herzien van de richtlijn. Ze werken hieraan sinds het najaar van 2021. Je kan dit zien als een vorm van damage control. Het NIP, Nederlands Instituut voor Psychologen, is ook eigenaar van de richtlijn en wil natuurlijk niet de schuld krijgen van het niet terugplaatsen van kinderen nadat de situatie in het gezin van oorsprong verbeterd is.
Dus nu brengt het NIP het bericht naar buiten dat de aanvaardbare termijn voor ieder kind anders is en dat een onjuist gebruik van de richtlijn komt door jeugdprofessionals die een verkeerde interpretatie aan de richtlijn gegeven hebben. Dus het ligt niet aan de opstellers van de richtlijn, maar aan de verkeerde interpretatie ervan door anderen. Waarom bieden ze hun diepe verontschuldigingen niet aan voor alle onterechte beslissingen die genomen zijn op basis van de mede door hun opgestelde richtlijn en die het leven van zoveel kinderen een dramatische wending hebben gegeven?
Een jonge vrouw geboren in Roemenië werd al als baby geplaatst in een adoptiegezin in Nederland. Ze had een fijne jeugd, ontwikkelde zich goed en is heel tevreden over haar leven. Ze kreeg op volwassen leeftijd de behoefte om uit te zoeken wie haar ouders eigenlijk waren. Het koste veel moeite, maar ze vond haar moeder terug. Haar vader is onbekend. Moeder en dochter huilden bij de ontmoeting de ogen uit hun hoofd en kregen vervolgens een diepgaande betekenisvolle relatie. De verbondenheid was een vanzelfsprekendheid. Wat is hier dan de aanvaardbare termijn? Hechting zoals opgevat door de jeugdzorg is hier helemaal niet aan de orde geweest en toch is er een intens houden van, misschien is er wel sprake van een verstrengeling tussen moeder en dochter of van prenatale hechting.
We houden van categorieën. Deze ouders zijn fout, en die pleegouders zijn goed. Zou het kunnen zijn dat er bij die foute ouders ook sterke punten zijn? En kan het zijn dat pleegouders ook hun problemen hebben? Wat voor boodschap krijgt een kind dat bij de ouders weggehaald is, bijvoorbeeld vanwege de toeslagenaffaire. Je ouders zijn slecht, fraudeurs, oplichters. Je bent nu bij ons en wij zijn goed? Wat betekent dat voor de identiteitsvorming van het kind? Zal hij of zij zich afvragen of hij nu zelf ook slecht is? En als hij of zij nu toch stiekem van zijn ouders houdt en ook dient te houden van zijn pleegouders, hoe ingewikkeld is dat?
We hebben een voorstel: stop met het of-of redeneren. Denk veel meer in termen van samen een kind opvoeden en niet in elkaar uitsluiten. Als biologische ouders en pleegouders samen de kinderen die uit huis geplaatst worden, opvoeden, dan is er sprake van aanvaardbare jeugd voor de kinderen. Natuurlijk kunnen er bij samenwerking tussen biologische ouders en andere opvoeders problemen zijn, die zijn overal, ook tussen ouders en leerkrachten. Bij conflicten kan een derde partij hierin bemiddelen.
Zo kan er ook samengewerkt worden met de groepsleiding van residentiele instellingen. Waarom moet een kind elke dag, jaar in jaar uit in een instelling wonen? Waarom mag hij niet omgaan met zijn biologische ouders, grootouders, neven en nichten? En de methodieken om de gemeenschap te betrekken bij het oplossen van problemen in een gezin zijn er, denk daarbij aan het familiegroepsplan of community support. De deskundigen werkzaam in de instelling kunnen ingezet worden om veilig verblijf thuis mogelijk te maken, waarbij de instelling faciliterend is.