Een paar keer per jaar komt het voor dat mensen mij gaan bevragen over het boeddhisme. Meestal gebeurt dat in een gezelschap. Ik heb helemaal geen zin om over het boeddhisme te praten.
Van tevoren kan ik al aangeven welke richting zo’n gesprek op gaat. Nu ook weer. De jonge man zat bij mij aan de eettafel. Hij wilde weten wat de oorsprong en de beginselen van het boeddhisme zijn. Ik had hem natuurlijk het werk van professor Hans Wolfgang Schumann ‘De historische Boeddha’ kunnen adviseren, maar voor je het weet gaat hij het boek lezen en wil hij met mij over de inhoud discussiëren. En daar heb ik helemaal geen zin in.
Dus ik noemde hem razendsnel de drie juwelen, de vier edele waarheden en het achtvoudige pad, het uitdoven van de vlam, samsara, karma en meditatie. En ik vertelde hem de korte versie van het verhaal van het aapje dat door een beer opgevreten werd omdat de aap weigerde zijn knuistje te strekken omdat hij zo’n trek had in honing in een holle boomstam. Begeerte. In de hoop dat deze flitstekst van nog geen minuut de ander naar adem doet snakken en hem tot zwijgen dwingt.
Ik wendde me weer naar het toetje op tafel, wilde net een hapje nemen toen de jonge man zei: ‘Eigenlijk is het net het christendom, de vader de zoon en de heilige geest’. Kijk, dat verpestte nou mijn trek. Ieder het zijne, maar ik heb niks met het christendom of andere dommen.
Ik vertelde de jonge man dat het boeddhisme geen scheppende goden kent en dat de Boeddha een leer verkondigde van take it or leave it. Dat je niet in hem hoeft te geloven en dat er geen sprake is van schuld en boete. Dat sprak hem wel aan. Ik gooide nog een schepje samsara en begeerte en juiste spraak over mijn betoog en zeeg snakkend naar frisse lucht ineen. Mijn ogen draaiden weg toen hij mij nader wilde bevragen over de vier, ehhh edele waarheden.
Nooit weer, nooit meer zou ik me laten verleiden tot een uitleg over het boeddhisme, nam ik me voor. Een dag later zat ik op de bank met mijn lieve wederhelft, de kleindochter van zeevisser Thijmen, en potsiedommie gaat het gesprek weer over het boeddhisme. Het erge was dat ik er zelf over begon. Het begon zo onschuldig. Zij beoefent meditatie die niets met het boeddhisme te maken heeft, maar wel met chakra’s van doen heeft en licht en bloemen. Zij voelt zich daar wel bij, ze is onderhand een seniorstudent in dat gezelschap van lieve mensen.
Ik vroeg haar naar het belang van deze meditatie en vertelde haar dat sommige clubs in het boeddhisme ook met chakra’s werken. Ik wilde juist met haar de tv-programma’s bespreken van die avond maar opeens ging het dong dong dong in mijn hoofd. Oh ja, Hoekie, je zit toch elke dag en gedraagt je boeddhistisch om de VERLICHTING te bereiken ofwel te ONTWAKEN, zei het dongetje. Het liefst nog in dit leven.
Dat is waar ook. Weet je, zei ik tegen mijn wederhelft, ik verdoe mijn tijd met zitten en mediteren. En moet maar afwachten of het aanslaat. Een werkgever zou zo’n personeelslid subiet ontslaan.
Als ik ’s morgens in mijn auto zou stappen en de hele dag door het drukke verkeer in Rotterdam of Amsterdam zou rijden, zou ik ’s avonds totaal verlicht thuiskomen. Het hele achtvoudige pad zou ik gedurende de dag berijden. Lijden, de oorzaak van lijden neutraliseren door al die dwangmatige automobilisten om mij heen te koesteren. De opheffing van lijden bevorderen door geen last meer te hebben van die lui in hun rijdende koninkrijkjes. Wie dat wil krijgt voorrang, ik word niet meer boos en heb de juiste intentie: het geluk van anderen bevorderen.
Ik spreek juist, scheld en mopper niet, handel juist door de overstekende voetgangers een gulle lach te gunnen en een gebaar te maken van ‘ik wacht op jou’, ik verricht de juiste inspanning, beoefen indachtigheid en juiste concentratie en met mijn levensonderhoud zit het ook wel snor. Wat een idee, de eendagverlichting.
Ik kijk opzij en zie hoe mijn wederhelft mij stomverbaasd en bezorgd aankijkt. Het busje komt zo, Joop, zegt ze.
Bert Dorrestijn zegt
Het lukt je iedere keer weer Joop……….die lach op mijn gezicht toveren……..dank je wel en een fijne dag!