In een aantal afleveringen werkt Dharmapelgrim een gedachtegang uit die mogelijk licht werpt op … ja, waarop eigenlijk?
‘Snap je het zelf?’ vroeg iemand mij, na mijn verhaal te hebben aangehoord. ‘Nee,’ antwoordde ik, ‘Als puntje bij paaltje komt, snap ik er zelf ook geen snars van.’
‘Als je het zelf niet snapt, waarom val je mij er dan mee lastig?’ ‘Hier geef ik twee antwoorden op,’ zei ik. ‘Het eerste luidt: het is geen kwestie van snappen of niet snappen. Het tweede luidt: ik val jou nergens mee lastig. Als jij het gevoel hebt dat ik je ergens mee lastig val, komt dat waarschijnlijk doordat jij het lastig vindt.’
Wat is er nou lastig aan het accepteren dat 1 + -1 + 0 + 0 precies nul is? Wat is er lastig aan de constatering dat alles er is, terwijl het er niet is? Energetisch gezien dan. Chaos barst van de potentie, maar komt tot niets. En daarom stellen wij: alles is energie, maar energie is niet alles! Energie maakt het mogelijk DAT er iets kan gebeuren, maar doet uit zichzelf niets. Er moet iets zijn dat bepaalt WAT er gebeurt. Zonder WAT blijft Chaos steken in potentie. Het is de manier waarop energie in een of andere formatie staat die bepaalt WAT er gebeurt. Anders gezegd:
Energie maakt het mogelijk DAT er iets kán gebeuren, maar de wijze waarop die energie IN- FORMATIE staat, bepaalt WAT er precies gebeurt. Simpel gezegd: Energie alleen brengt niets tot stand, want ‘het weet niet wat’ en informatie alleen brengt evenmin iets tot stand want het mist daartoe ten ene male DAT wat nodig is: kracht. Zonder energie valt er niets in een of andere formatie te zetten = géén in-formatie. Samenvattend: Alles is energie-in-formatie. Wij noemen iedere combinatie van energie-in-formatie in het Nederlands een DAT-WAT EENHEID ofwel DWE. (In het Engels zou het wellicht een TWU kunnen heten, een THAT-WHAT-UNIT).
DWE’s liggen – wat ons betreft – ten grondslag aan alles in de zichtbare én onzichtbare werkelijkheid. Geen uitzonderingen. Ze liggen dus ook ten grondslag aan de (mogelijk bestaande) ‘snaren’ waar wetenschappers over twisten; aan quarks en andere subatomair deeltjes en aan kalapa’s. Kalapa’s zijn volgens het Theravadaboeddhisme de kleinste eenheden van fysieke materie, ongeveer 1/46.656ste van de grootte van een stofdeeltje van een wagenwiel, waarbij de grootte van dat stofje of het wiel niet is aangegeven. Kalapa’s zouden zijn samengesteld uit onafscheidelijke elementen van materiële essentie in verschillende hoeveelheden, namelijk: aarde, water, vuur, lucht, kleur, geur, smaak, en voeding. Ik ga hier verder niet op in.
Terug naar de DWE’s die ten grondslag liggen aan alles in de zichtbare en onzichtbare werkelijkheid. Hoe kunnen die nu zorgen voor zoiets als hoogte, lengte en breedte of tijd? Antwoord: dat doen ze niet. Dat doen wij zelf. Van de elementaire DWE’s Zijn (Z) en Niet-Zijn (N) zijn er altijd precies evenveel, maar ze zijn nooit gelijk verdeeld! Dat betekent dat er hier en daar in CHAOS clusters Z en clusters N zijn, vergelijkbaar met pixels, naar het voorbeeld van een inkjetprinter: pixels die letters en leestekens vormen. Door die pixels ontstaan er grenzen. De ene letter begint hier, de andere daar. Ze zijn onderling te onderscheiden. En daardoor ontstaat het idee van hoogte, breedte en lengte. Het is een illusie, maar wel een heel hardnekkige! Dimensies bestaan nooit als zelfstandige fenomenen, maar uitsluitend doordat er grenzen getrokken worden door wie grenzen wil en kan waarnemen. Zo van: hé … daar zie ik iets anders boven, onder, naast etc. Elke grens is denkbeeldig (ook de harde grenzen zijn dat, omdat de illusie van ‘grens’ daar hardnekkiger is) Je wordt in deze 3D of 4D wereld – door jezelf – bedonderd waar je bij staat! Net als in een 3D film: het is de bril op je neus die jou helpt te denken dat je naar iets driedimensionaals zit te kijken, maar de projector projecteert toch echt iets op een hartstikke plat doek = tweedimensionaal. En dát is dan in de werkelijkheid van CHAOS dus gewoon overal en nergens (zeg maar). Ben je er nog?
Doordat Z en N samenklonteren, ontstaan er automatisch maar volstrekt illusoir drie dimensies ten gevolge van ‘grenzen’. In het dagelijks leven is dat niet anders. Bijvoorbeeld: waar begint de tafel en waar begint de vloer waar de tafel op staat? Waar begint jouw hand en waar de handschoen die je aantrekt? Wij nemen duidelijk grenzen waar! Dat is inderdaad nuttig, voor ons, maar als je in zou zoomen met de krachtigste microscoop die er is, zou je zien dat tafel en vloer, hand en handschoen op magische wijze samenkomen. Het wordt steeds lastiger te zeggen waar de tafel eindigt en de vloer begint of waar de handschoen en waar de hand… Zou je nog verder inzoomen, dan verdwijnen de grenzen voor het oog helemaal, en kun je alleen nog zeggen: deze DWE horen bij wat wij vloer noemen, en die bij wat we tafel noemen, die bij wat handschoen heet en die bij wat hand heet.
TIJD ontstaat ten gevolge van veranderingen, en nergens anders door. Waar niks verandert is géén TIJD. En waar alles tegelijk verandert, is ook géén tijd. Snap je dat? Nee? Als alle Z in N verandert, verandert alle N op exact hetzelfde moment in alle Z, en dan ben je geen stap verder. En op het moment dat alle B een oneindige hoeveelheid Z en N zouden voortbrengen, slokken alle P precies op hetzelfde moment evenveel Z en N op … resultaat: nul. Er verstrijkt nog geen splinter van een nanoseconde tussen de gebeurtenissen. Nee … TIJD zoals wij die kennen, ontstaat doordat niet alle Z tegelijk in N veranderen en omgekeerd, en doordat niet alle B tegelijk met alle P oneindige hoeveelheden Z en N voortbrengen en opslokken. De balans blijft constant onveranderd, maar de verdeling van Z en N verandert WEL. En óók nog eens voortdurend.
Die verandering in verdeling ervaren wij als TIJD. TIJD bestaat bij de gratie van voortdurende verandering in de verdeling van Z en N. Als mensen kennen we seconden, minuten, uren, dagen, maanden en jaren omdat we hierover – – om praktische redenen – afspraken hebben gemaakt. Afgesproken is dat:
- één vol rondje van de aarde om de zon = een jaar.
- één rondje van de aarde om zijn eigen as = een dag.
En doordat een aantal mensen vroeger graag met het getal twaalf werkten, spraken ze toen af dat één dag bestaat uit twee helften van ieder twaalf uur. Eén uur verdeelden ze vroeger in zestig minuten; en elke minuut weer in zestig seconden. En dat doen we nog steeds. Waarom er zeven dagen in een week gaan, en de ene keer dertig en de andere keer eenendertig, achtentwintig of negenentwintig dagen in een maand en twaalf maanden in een jaar … daar zijn óók afspraken over gemaakt.
Onze tijdsindeling berust op afspraken! Maar ineens vond men het getal twaalf toch niet zo praktisch meer. Daarom worden seconden in tien en niet in twaalf stukjes verdeeld. En elk van die tien stukjes weer in tienen, enzovoorts. Handig om te bepalen welke atleet het eerst over de finish kwam, maar het opdelen van TIJD in partjes gaat door tot op een niveau waarop geen mens meer iets kan waarnemen!
In de werkelijkheid van DWE’s geldt: tijd en grenzen bestaan niet tot je ze gaat meten. Er is niks mis met meten. Ga vooral je gang, want het is in het dagelijks leven heel erg handig om hoogten, lengten en breedten te meten, en niet te vergeten TIJD. Maar het is zinvol om te onthouden dat alle dimensies – inclusief TIJD – op illusie berusten. Waarom? Omdat je anders helemaal nergens meer een touw aan vast kunt knopen. De werkelijkheid is namelijk in allerlei opzichten vaak totaal anders dan je je voorstelt op basis van wat je waarneemt met jouw zintuigen.
(wordt vervolgd)