Een lange tafel met vrouwen, koffiepotten en schaaltjes met koekjes. In dit zaaltje, ergens in de regio Breda komen de dappere moeders van kinderen die verslaafd zijn bij elkaar. Een enkel kind woont nog thuis, anderen verblijven op straat, in een kliniek, in de gevangenis of op een onbekende locatie. Enkele moeders bezoeken de bijeenkomsten nog steeds terwijl hun kind al eerder overleed aan de gevolgen van verslaving, lichamelijke en psychische aandoeningen, het harde leven aan de rand van de samenleving.
Het zijn vrouwen zoals mijn eigen moeder, zoals mijn vrouw, mijn zus, mijn dochter. Net zo toegewijd en liefdevol en onvoorwaardelijk in het steunen van hun dierbaren. Omdat er geen knop is waarmee ze die liefde kunnen uitschakelen is er een voortdurende martelende ongerustheid over hun kinderen. Soms gedragen die zich agressief, of stelen geld. Moeders zijn vaak dodelijk ongerust over hoe het met ze gaat ergens in het niemandsland van de straat of de gevangenis. Machteloos, vol schuldgevoelens.
Hun kinderen ken ik ook.
Veel van hen pasten als kind niet helemaal, niet lekker op school, moeilijk thuis. Ze voelden zich niet gezien. Andere kinderen in hetzelfde gezin konden kennelijk beter omgaan met de omstandigheden waarin zij opgroeiden, maakten misschien andere dingen mee, maar op een of andere manier, ergens tussen aangeboren eigenschappen en omgeving ging het mis. Natuurlijk was er in sommige gezinnen sprake van verwaarlozing en geweld of hadden kinderen aangeboren eigenschappen zoals een licht verstandelijke beperking. Sommige kinderen namen onbewust de rol van zondebok op zich, zorgden zoveel voor anderen in het gezin dat ze zichzelf vergaten, waren heel energiek en druk of hadden weinig aandacht voor hun eigen zelfbehoud.
Maar toen kwamen de drugs en reageerde de buurt, de politie en de instellingen op de kinderen die delicten begonnen te plegen om aan geld te komen. En begon er een periode van politiecontacten, hulpverleners, straffen en maatregelen. Kinderen die van jongs af aan al een buitenbeentje waren werden nu gemeden als de pest en gezien als “junkies” met een “ruggengraat van elastiek”. Geen mensen zoals jij en ik, maar gewetenloze monsters die voor een paar euro hun eigen moeders bestalen. Die beter hun best moesten doen, wat meer wilskracht tonen. En de moeders, ja, die moeders zijn natuurlijk ook schuldig. Ze hebben het kind niet goed opgevoed, niet voldoende in de gaten gehouden. Hadden strenger moeten zijn of juist wat meer ruimte moeten geven.
Veel van de mensen die ik ontmoet heb waren ooit zulke kinderen. Jaren verslaafd, soms opgeteld wel tien of vijftien jaar in de gevangenis geweest. Ze waren door iedereen opgegeven, vooral door zichzelf. Nu hebben ze een liefdevol bestaan met waardevolle contacten, werk. En ze gebruiken niet meer.
Omdat ze iemand tegenkwamen die echt belangstelling had voor wie ze echt waren: achter dat gedrag, de uiterlijke kenmerken. Iemand die door de weerstand en het wegduwen heen net zolang in contact bleef tot hij of zij de verlangens, de talenten en dromen kon zien van die man of vrouw op straat, in de gevangenis, kliniek of het opvanghuis. Ervan overtuigd raakte dat de ander in staat was om een fijner leven op te bouwen. En steunend aanwezig bleef en bij iedere terugval zei: “kom op, je kunt het. Sta op en ga verder”.
De moeders weten heel goed hoe verschrikkelijk zij hun best hebben gedaan. En dat in hun kind een lief en talentvol mens schuilt.
Wat zou het een verschil maken wanneer u en ik zouden stoppen over hen te oordelen. En deze moeders en kinderen te zien als onze moeders en kinderen. Onze buurtgenoten, onze collega’s. Mensen die we niet kwijt willen en met zijn allen proberen te behouden voor en terug willen halen naar onze huizen en buurten.