Het klinkt hol en defensief wanneer je met geloofsmantra’s en selectief gebruik van bronnen probeert het zwijgen op te leggen aan de vraag wat het woord van de Boeddha volgens de Pali Canon betekent voor de zenpraktijk.
Op het internet was ik er pas getuige van hoe de onschuld weer eens het onderspit dolf tegen het gelijk van degenen die het allemaal zeker menen te weten. In een Engelstalige discussiegroep over zenboeddhisme op Facebook vertelde iemand dat hij wat in de Pali Canon had zitten neuzen. Hij stelde de vraag welke rol er binnen zen eigenlijk is weggelegd voor het woord van de Boeddha.
Meer dan zestig reacties lang tuimelden de deskundigen over elkaar heen. Bodhidharma leerde dat inzicht zonder het geschreven woord wordt overgedragen. Het gaat niet om wat de Boeddha zei, maar om je zijn ervaring eigen te maken. Bovendien, de Pali Canon lezen brengt je maar op een verkeerd spoor. De canon dateert uit de tijd dat boeddhisten zich nog bezighielden met hun persoonlijke heil, ten koste van dat van de wereld.
Apostelen
Als mensen zo hun geloofswaarheden gaat etaleren, word ik vanzelf solidair met de stem van de vragende underdog.
Overdracht zonder het geschreven woord. Ik herinner me hoe we bij het Zen Centrum Amsterdam week in, week uit een nieuw hoofdstuk lazen uit de Vimalakirti Nirdesa sutra. De hoofdpersoon van het verhaal ontmoet apostelen uit de kring van de Boeddha en neemt ze de maat op het gebied van hun wijsheid. Telkens schieten de oorspronkelijke intimi van de Boeddha tekort. Oftewel: het Grote Voertuig prevaleert boven het kleine, de ware wijsheid is de ‘wijsheid voorbij alle wijsheid’.
Zijn de mensen die ik op Facebook het hoogste woord zag voeren, zo ook aan hun wijsheden gekomen? Ik durf het niet te zeggen, maar de vraag bekruipt mij soms of mensen in de zenwereld het geschreven woord dat ze uitkomt niet anders beoordelen dan het geschreven woord dat niet in hun straatje past. Het vreemde gevolg hiervan is dat je de Boeddha regelmatig aan het woord hoort komen in teksten waarvan je door de datering alleen al weet dat het niet de historische Boeddha geweest kan zijn. De sutra’s waarvan in het algemeen wordt aangenomen dat ze in de kern wel teruggaan op die Boeddha, plaatst men ondertussen buiten de orde.
Nieuwe generatie
Vele, vele eeuwen lang is de werkelijkheid natuurlijk geweest dat men niet over de oudste teksten beschikte en het eenvoudigweg te stellen had met wat er wel aan geschreven woord bestond. Voor zenmeesters van Hui-neng tot Dogen kwam het woord van de Boeddha niet uit de Pali Canon, maar uit apocriefe geschriften als de Lotus sutra. Dat de dharma ons langs indirecte wegen heeft bereikt, maakt de dharma er als zodanig niet anders of minder door, zou je kunnen redeneren. Misschien zelfs wel rijker.
Maar nu wij leven in een tijd waarin wél meer bronnen voorhanden zijn, kunnen we de klok niet stilzetten. Het klinkt wat hol en defensief wanneer je met geloofsmantra’s en selectief gebruik van bronnen probeert het zwijgen op te leggen aan de terechte vraag wat, met de kennis van tegenwoordig, de leringen van de Boeddha volgens de Pali Canon betekenen voor de zenpraktijk. Ook daar wordt de beoefening misschien wel rijker van. Het vergt wel een nieuwe generatie leraren die zich openstelt voor en schoolt in teksten die ertoe nopen bestaande inzichten met nieuwe ogen te bezien.