Het is zondag, 3 uur ’s nachts. Mieke schuifelt zachtjes het bed uit, maar ik word toch een beetje wakker van de rits van de klamboe, die altijd associaties oproept met de tenten en slaapzakken van vroeger, en van het lichtje van haar telefoon. Als ze buiten langs de ramen loopt maken de veren die de metalen rasters in de kozijnen vormen vreemde bewegende schaduwen op de klamboe. Ze knipt een lampje aan op de veranda en even later hoor ik de geiser aanslaan. Mieke heeft warm water toegevoegd aan wat opfokvoer. Met haar tong voelt ze of de temperatuur goed is.
Dan verdwijnt haar hand in een mandje en komt er weer uit met een piepklein vogeltje. Het is een een paar dagen geleden uit het ei gekropen amandava flavidiventris, munya in het Engels en in Nederland ook bekend als tijgervink. Het nestje zat in een boom achter het huis, en iedere keer als we daar onderdoor liepen fladderden pa en ma munya er snel vandoor. Maar sinds vrijdagochtend doen ze dat niet meer. Dat is verdacht, want munya’s worden niet zo gemakkelijk tam. Veel andere vogels, zoals de zebraduifjes, raken niet meer onder de indruk van onze nabijheid, maar de munya’s vliegen altijd op als we in de buurt komen. Nu ze dat niet meer doen groeit het vermoeden dat de ouders er niet meer zijn.
Dat laatste is geenszins denkbeeldig, want de rijstboeren houden niet zo van de vogeltjes. Munya’s zijn namelijk dol op rijst. (Wij noemen ze ook altijd rijstvogeltjes.) Op allerlei manieren proberen de boeren ze te verjagen. Met vuurwerk, door met een stok op de golfplaten wand van een schuurtje te slaan, met vogelverschrikkers en, als meest rigoureuze methode, met de katapult. Als vrijdag tegen de avond de munya-ouders nog steeds afwezig lijken, is het tijd het nest te inspecteren. Het munya-nest is een mooi stukje techniek, bolvormig met een klein gaatje als ingang. Als ze aan het nestelen zijn zien we ze naar het lange gras bij de vijver vliegen. Daar knippen ze een lange spriet af met hun snavel en daarmee vliegen ze naar de bouwplaats. Toen we dat voor het eerst zagen leek het alsof er een vogeltje met een hele lange staart voorbijkwam.
Mieke’s vermoeden wordt bewaarheid: in het nest zitten 3 munya-jongen, waarvan er eentje dood is. De andere twee hebben een lege krop. Het opfokvoer dat we nog hebben staan claimt geschikt te zijn voor alle vogels, dus ze gaat proberen of ze de vogeltjes daarmee “groot” kan krijgen. Grote vraag is of het lukt ze via een spuit te voeren. Dat blijkt goed te lukken.
Inmiddels zijn we 4 dagen verder en beginnen de kwabjes steeds meer op echte vogeltjes te lijken. Ze laten zich horen als ze honger krijgen en vallen fanatiek aan op de spuit met voer. En, de droom van alle ouders, ze slapen ’s nachts door. We zijn benieuwd hoe tam ze blijven als ze iets groter worden. Uiteindelijk zullen ze uitvliegen, waarna we ze waarschijnlijk niet meer terugzien.
De buren vertellen we maar niets over deze reddingsactie. En ach, 2 vogeltjes meer of minder, dat maakt op een rijstoogst nauwelijks iets uit. Althans, dat vinden wij.