Gisteravond hoorde ik collega misdaadverslaggever Peter R. de Vries in De Slimste Mens zeggen dat hij nooit zonder een zak krentenbollen in zijn auto op stap ging naar een klus. Krentenbollen zijn lekker, nemen weinig plaats in, blijven lang vers en zijn goed te beleggen. Dat is ook mijn ervaring.
Misdaadverslaggevers weten nooit hoe lang een klus duurt. Het is dan zaak om voldoende eten en drinken bij je te hebben. Niet in de vorm van een overlevingspakket met gedroogd voer, maar vers eten en drinken. Het is prettig om, als je in je auto zit te observeren, een hapje te kunnen nuttigen. Misdaadverslaggeversvoedsel bestaat uit 2 verschillende zaken: a) eten in de auto en b) eten buiten de auto. Ik ga daar zo nader op in.
Jullie kennen inmiddels Bambi, mijn collega misdaadverslaggever. Hij en ik zijn culinaire smulpapen en koken ook zelf graag een potje voor onszelf, familie en vrienden. Wij noemen chef koks bij de voornaam. In onze woningen hadden we keukens laten installeren voor bedragen waarvoor je ook een flinke suv kunt kopen. We hadden en hebben pasjes van culinaire groothandels waar we graag geziene klanten waren.
Als Bambi en ik in de loop van de ochtend ons van de redactiezaal afgezonderde kamertje binnen liepen, zongen we eerst een Duits krijgslied. Waarom weten we niet. Bambi belde daarna met een familielid in Hong Kong die ook van lekker eten houdt om recepten uit te wisselen waarna wij ook zelf onze voeding van de vorige en tegenwoordige dag bespraken. De tijd vloog en in een eettentje vlakbij de redactie gebruikten we onze lunch. Daarna gingen we aan de slag. Wij kenden twee journalistieke metiers: a) de reguliere, zaken waar we al lang mee bezig waren en b) de plotselinge, als de telefoon rinkelde en er ergens een misdrijf was gepleegd.
B) ging natuurlijk altijd voor. Het kon zijn dat we samen maar toch apart uitrukten omdat de klus groot van omvang was en met meerdere mensen is het dan goed werken omdat ‘ s avonds nog de artikelen moesten worden geschreven om te worden gedrukt. Een dagkrant is een dagkrant. Je gaat als verslaggever pas naar huis als het werk gedaan is. De deadline was het zakken van de krant, als de pers ging draaien. En zelfs tussentijds, als artikelen nog geactualiseerd moesten worden kon dat, dan werd een nieuwe plaat op de drukpers gelegd. Als er supergrote klussen waren formeerde ik soms een klein team van collega’s op de redactie. Die werkten vanuit de redactiezaal en ondersteunden Bambi en mij ook met informatie.
Als er geen b) zaken waren gingen Bambi en ik vaak op pad om dingen uit te zoeken, te observeren of informanten en politiemensen te ontmoeten in het veld. Meestal waren we niet thuis als daar de boerenkool op tafel stond te dampen maar waren we gedwongen om in eetknijpjes en restaurants onze honger te stillen. Ja, u leest het goed, het leven van een journalist valt niet mee, het is vaak afzien. Maar we hadden het er graag voor over.
In de loop der jaren wisten we welke eetgelegenheden we moesten mijden en in welke we juist onze honger konden stillen. In Schiedam had je vroeger café Het Vierkantje waar ze goede saté op de kaart hadden staan. Misschien nu nog wel. Op de Oude Binnenweg in Rotterdam zat een Chinees zaakje dat zo klein was dat, toen Bambi en ik om een bonnetje vroegen om onze maaltijd bij de administratie van de krant te kunnen declareren, alle klanten de zaak moesten verlaten om een luik te kunnen openen waaronder de bonblokjes waren opgeslagen.
Bambi en ik gingen ook vaak eten met buitenlandse misdaadverslaggevers en binnen- en buitenlandse politiemensen. Met name Belgische speurders maakten vaak van onze gastvrijheid gebruik. In het begin duurde een lunch anderhalf uur, later stapten we rond lunchtijd het restaurant binnen om er na het avondeten weer uit te komen. De Belgen kwamen te voet, dan hoefden ze niet dronken achter het stuur van hun auto te kruipen. Wij voelden ons nooit bezwaard, uiteindelijk moet je goed voor je gasten zorgen. En we hoorden veel.
Moedig voorwaarts!
paul zegt
Mooi verhaal!