In de Pali-canon neemt begeerte en het opgeven en beëindigen daarvan een centrale plaats in. Maar wat is begeerte? Begeerte die lekker duidelijk is kun je gemakkelijk identificeren als een aan de oppervlakte liggend verlangen wat je meestal zonder al te veel problemen kunt onderdrukken.
Een zintuiglijke prikkel activeert de dirigent van ons hormoonorkest en een immens innerlijk koor zingt fortissimo: “Ik wil dit hebben!”
Een ander deel van ons brein begint redelijke tegenwerpingen te componeren (beter van niet, jôh, onverstandig, je hebt al te weinig tijd, je bent te dik, te dun, niet sterk genoeg, te sterk, niet mooi genoeg, te mooi, enzovoorts). Ons superego, zou Freud gezegd hebben. In datzelfde brein volgt een discussie met datgene dat ik voor het gemak toch maar even het gewone ego zal noemen. Je mag ook wel eens iets leuks hebben, dit is goed voor je, je ontspant ervan, je hebt al zo weinig, waarom een ander wel en jij niet? Van die innerlijke dialogen.
Herinneringen die in het neuronale magazijn liggen opgeslagen zijn inmiddels uit hun stelling gehaald, met elkaar verbonden of juist losgemaakt en voeden de innerlijke dialoog. Beelden, geluiden en gevoelsindrukken spiegelen een korter of langer toekomstbeeld. Identificatie, associatie. Woorden die geen recht doen aan de innerlijke beweging van begeerte, het toegeven daaraan of de morele afwegingen om dat nou juist níet te doen.
En dat allemaal in een nauwelijks meetbare flits. Je stelt je voor hoe het zal zijn zodra je wel of niet aan de impuls hebt toegegeven en je systeem checkt dit af door een gevoel te produceren. Een rationeel besluit geeft helaas meestal geen eenduidig gevoel af. Je kunt je goed voelen, omdat je zo verstandig geweest bent de uit begeerte voortkomende impuls te onderdrukken, terwijl een gevoel van achtergrondspijt je lang kan blijven belagen.
Meer gluiperig zijn de impulsen van begeerte, acceptatie en verwerping die wat minder voor de hand liggen.
Je stoot je teen. Aauw! Die rotdrempel, ik ga dat kloteding eruit breken. Je hebt pijn en wat je wilt is geen pijn. Logisch, toch? Je focust niet op wat je hebt, maar op wat je niet wilt hebben. Een kansloze missie, natuurlijk. Tenminste, zolang er tenen en drempels bestaan. Er is natuurlijk altijd wel iets anders waaraan je jezelf gaat storen. Je gaat naar de badkamer om het gekwetste lichaamsdeel te pamperen en je ruikt een vlaag van het parfum van je partner. Oh, heerlijk. Wat hou ik toch van haar/hem en wat hebben we toch fijn gevreeën. Ik wil meer, langer, de hele tijd, opnieuw beter, intenser. Afwijzing en verwerping versus acceptatie en een wilsimpuls.
Het gebeurt de hele dag door, meestal zonder dat we het ons bewust zijn.
Ja, èn? roept de gemiddelde burger die zijn leven laat verlopen tussen carrière, relatie, voetbal en een troostend biertje zonder zich al te veel existentiële vragen te stellen. Dat vraag ik me nu dus ook af. Ja, èn? Zodra ik aan het wandelen ben, en een boom staat in mijn looproute, dan zal ik toch proberen deze te vermijden? Kwestie van lijfsbehoud. Maar dat bedoel ik niet. Het gaat niet over automatismen en instinctmatige reacties en handelingen die ingesleten zijn om het vege lijf te behouden of te behoeden. Het gaat erover dat de geest, de denkende geest, de hele dag bezig is dingen te vermijden of juist te verkrijgen. Voor wie karma een vertrouwde term is, weet dat ook die kleine accepteer- en verwerpgebeurtenissen stapelend karma geven. Wat moeten we dan doen met begeerte? Er een beetje aan toegeven, niet de moeite waard om het over te hebben, zodat er geen problemen ontstaan met de karmaspaarkaart? Maar wat is dan precies een beetje?
Alleen maar ruiken aan een geurig glas wijn en er niet van proeven? Je alleen vóórstellen dat je hand over een aantrekkelijk lichaamsdeel van iemand gaat? Wel verlangen, maar niet doen? En wat is dan ‘erger,’ wat geeft meer of juist minder karma? Er zijn bibliotheken volgeschreven over karma. Deskundigen vallen in woord en geschrift over elkaar heen met allerlei verklaringen, de éne meester weet het ècht veel beter dan de andere, vindt hij zelf. Wie weet het antwoord?
Ik.
We weten het namelijk niet. Het is geen glad ijs, het is ijs zonder oppervlakte, structuur of temperatuur. Wat we zeker menen te weten is dat alles wat we denken, doen of laten een kosmische blauwdruk achterlaat die ooit opnieuw aan de orde zal komen nadat het gerijpt is. Tot er één of andere secundaire oorzaak komt die het tot uitwerking brengt. Hoe kunnen wij, mensen op een spiritueel pad, die karmische oorzaken en gevolgen voorkomen?
Heel eenvoudig. Door begeerte voorgoed op te geven, als je theravadist bent. Door begeerte te transformeren, mocht je vajrayana-boeddhist zijn. Of door begeerte zichzelf te laten bevrijden, als je dzogchenbeoefenaar bent.
Hoe bevrijd je gevoelens? Ook al zo eenvoudig, lijkt het. Door ze te observeren in plaats van te volgen. Is het echt allemaal zo simpel? Waarschijnlijk even simpel als iets zoeken wat vlak voor je neus op de grond ligt. Je stapt er compleet overheen zonder het te zien of je struikelt erover.
Begeren, verlangen en lijden. We doen het allemaal zelf.
Begeerte, verlangens en ander leed
Tekst Henk van Kalken.