Gesprekje tussen oudere kerkgangers:
– Doen jouw kinderen nog iets aan de kerk?
– Nee. De jouwe?
– Nee, ook al niet.
– Vind ik toch wel verdrietig.
– Ja, ik ook.
Deze ouders kijken elkaar tamelijk mistroostig aan. Dat doen ze vooral als ze hun kerk het monopolie op geloofszaken toeschrijven. Zulke ouders gaat het aan het hart als hun kinderen de kerk de rug toekeren.
Het gesprekje had ook zo kunnen gaan:
– Hebben jouw kinderen nog iets met het geloof?
– Ja, eigenlijk wel, maar op hun eigen manier. En de jouwe?
– Zelfde verhaal.
– Ik heb soms echt goeie gesprekken met ze.
– Ja, ik gelukkig ook.
Deze ouders zien bij hun kinderen geloofsvormen die ook zonder kerkelijke zegen gedijen. Ze onderkennen weliswaar verschillen met hun eigen beleving, maar zien een goede basis om het met elkaar over zingevingsvragen te hebben.
De achterliggende vraag is wat geloofsopvoeding met kinderen doet. Een strak kader biedt veiligheid, al kunnen pubers de vers ontdekte vrijheid aanwenden om dat kader te ontvluchten.
Een andere mogelijkheid is dat kinderen juist kernwaarden als tolerantie en vrijheid van denken meekrijgen, waardoor de buitenkerkelijke zingeving gemakkelijker in zicht komt. Ook dan schrikken ouders soms van het effect van hun opvoeding: voed je ze op tot zelfstandig denken en doen ze het nog ook! Maar zo houden ouders en kinderen de zingeving wel open.
Wat de volgende generaties laten zien, is dat het heil en het heilige een paar maten groter zijn dan de institutie kerk. Kinderen en kleinkinderen bevrijden religie uit het dwangbuis van de institutie. Dat brengt iedereen dichter bij de kern van de zingeving.
Ontkerkelijking is geen secularisatie, maar haalt de seculiere kant van de macht uit de religie. Dat scheelt een hoop spelbederf. Want uiteindelijk gaat het om speelruimte, om buiten spelen, en om het vrije spel met betekenissen.
Ruud van Bokhoven zegt
Een andere vraag zou kunnen zijn,
“Zijn je kinderen gelukkig” want dat is volgens mij het belangrijkste in een menselijk leven. Namesté.