Vooral verticaal georganiseerde kerken vertonen merkwaardige overeenkomsten met banken. Elke vergelijking gaat natuurlijk mank, maar toch…
In hiërarchische kerken, met exclusieve ambten, functioneren geestelijken als bankiers die het kapitaal aan heil beheren. Zij beschikken over de specialistische theologische kennis waar de meeste gelovigen geen weet van hebben. De rituele rollen die zij spelen zijn niet voor leken weggelegd. Zodoende controleren en bemiddelen ze de toegang tot het heilskapitaal.
De gelovigen zijn de rekeninghouders die afhankelijk zijn van deze bankiers. Zij wensen een aandeel in het heil, met bijbehorend dividend. Bij goed gedrag vergaren ze uiteindelijk schatten in de hemel. Met hun aardse geld ondersteunen ze de instelling en houden ze de clerus aan het werk. In ruil verwachten zij heilzame pastorale dienstverlening.
In de meer calvinistische kerken speelt schuld een rol, als een wel erg grote hypotheek op de eeuwigheid. Gelovigen houden rekening met de mogelijkheid die nooit af te kunnen lossen. Verlossing is een schaars goed. Wie sober leeft en zijn talenten verstandig investeert, maakt misschien een kans op eeuwig heil. Max Weber meende dat het calvinisme daarom een voorportaal was van het kapitalisme.
Volgende week: wat betekent het dat zowel kerk als kapitalisme in crisis verkeert?