Ik doe verslag van wat ik gisteren binnen enkele uren beleefde. De locatie is de Kloosterbunker. Aanwezig: ikzelf. Nadere locatie: werkruimte, gele tafel, stoel. Activiteit: werken aan de krant. Tijdstip: rond 19.00 uur.
Ik hoor gepiep, nieuwsgierig en angstig gepiep in de Bunker. Ik kijk naar links waar een redelijk dure litho aan de muur hangt. Bovenop de lijst zit een levende vogel, een meesje. Ik vermoed een jong schlemielig exemplaar. Het diertje is door de geopende deur op het balkon de Bunker binnen gevlogen. Het is wel gezellig een vogel in huis, maar een wilde kleine kan zich zomaar te pletter vliegen tegen het acht meter brede raam. Weet zo’n dier wat glas is. Ik nader de vogel, ben ook bang dat hij de litho onder zal schijten. De mees vliegt gebrekkig weg en landt op de vensterbank, net naast een cactus met honderden stekels. Het lukt me om het vogeltje met één hand te pakken. Ik ben verbaasd dat mijn hersenen de hand een signaal geven om niet te dicht te knijpen. Ik loop naar de open deur en open de hand. Het kleine diertje blijft er nog even op zitten, piept een paar keer, en vliegt dan strompelig weg.
Een paar uur later. De locatie en omgeving zijn hetzelfde. De tijd is rond 23.00 uur. Muggen komen de Bunker binnen. Ik besluit de balkondeur dicht te doen. Een zwarte kat, die ik niet hoorde en zag, neemt vanuit de Bunker de poten en vlucht het balkon op.
Ik besef: het meesje was geen vogeltje voor deze poes. Was op de goede tijd op de goede plaats.
Moedig voorwaarts!