“Een ware vrouw/man, zonder rang, stand naam, leeftijd, gaat vrijuit in en uit door de poorten van de zintuigen”. Dat is een koan waar ik, in het zencentrum de Noorder Poort (waar ik train) vaak mee gezeten heb. Een fantastisch mooie koan vind ik. Want het zegt iets over waar we onze identiteit aan koppelen. Het zegt iets over dat idee van: Ik ben…
Ik ben een vrouw, of ik ben een zakenman, of een yogaleraar.. een kunstenaar, noem maar op. Zolang ik daar aan vast houd, kan ik niet vrijuit door de poorten van de zintuigen.
Dan is het net alsof ik met een enorme hoeveelheid bagage op mijn rug en grote koffers in mijn handen probeer om me door een smal poortje te wringen. Duwend en misschien wel geërgerd omdat het niet lukt.
Als ik op de wc zit, ben ik vaak ook even ontdaan van al die etiketjes die ik doorgaans op mezelf plak, en waar ik mijn gevoel van identiteit aan ontleen. Het is een perfecte plek om even te zitten in, zal ik maar zeggen, ‘mijn eigen naakte waarheid’ . Dan realiseer ik me een momentje dat al de dingen waarvan ik denk dat ik dat ben, eigenlijk maar plakkertjes zijn.
Als ik doodga zijn die plakkertjes ook niet meer van belang. Net als op de wc. Vaak hoor je verhalen van mensen die bijvoorbeeld ernstig ziek zijn geweest, en maar net aan de dood ontsnapt zijn, dat ze de dingen die ze vroeger zo belangrijk vonden (werk, inkomen, een groot huis) onbelangrijk worden. Dat zegt toch wel wat.
Dat zegt toch dat we eigenlijk allemaal heel goed weten dat die dingen waar we in ons leven zoveel waarde aan hechten, een baan, een hoog inkomen, status, als het er op aan komt, niet toe doen. Dat ze eigenlijk zelfs lastig zijn en je belemmeren. Dat het feitelijk een hoop overbodige bagage is die je meezeult.