Beeldend kunstenaar Marien Bakker (Amsterdam 1951) uit Tiel noemt zich geen boeddhist- en wie is dat wel? Maar zegt zich wel thuis te voelen in het boeddhistisch gedachtegoed, hetgeen voor haar een bron van inspiratie is.
‘Ik ben er achter gekomen dat het best wel prettig is om je hersenen eens rust te geven. Voor mij lukt dat het best door mij onder te dompelen in het ritmische geluid van mantra’s. Mantra’s en meditatie zijn hierbij belangrijke ankers in het dagelijkse leven.
Alleen onder deze condities zijn we tot grote dingen in staat. Ritmische klanken en mantra’s brengen de vertolkers in een soort van hypnotische trans met als enige doel evenwicht en rust te creëren om uiteindelijk tot een hoger inzicht te komen. Ook in de jaren 60 van de vorige eeuw speelde dit fenomeen, nu eens bij ons in het Westen. We noemden het Minimal-Art. Samen met de Minimal-Music van Terry Riley en Philip Glass vormde dit een westerse exponent van een uitheems fenomeen. Mijn tekeningen en schilderijen zijn hierop geïnspireerd. De ritmes en heldere vormen hebben dan ook als enige doel om gefocust te zijn als in een mantra.
Zo als zovelen ben ik ook op zoek naar mijn ‘waarheid’. Dit doe ik door me zelf de oervragen te stellen van: wie ben ik , wat is de weg en waar ga ik naar toe. Ik heb een hekel aan dogma’s en geloof in de universele boodschap van vrede en liefde in de meest ruime zin. Een middel daarvoor is mijn dagelijkse meditatie van ongeveer 30-45 minuten. Ik heb last van oorsuizen (chronische tinitus). Dit heeft een negatief effect op mijn aandacht. In de loop van de tijd heb ik ontdekt dat het mediteren op mantra’s mij de mogelijkheid tot focussen geeft en daardoor rust in mijn hoofd.
Ik geloof in reïncarnatie. Dit komt omdat ik verschillende dromen heb gehad van levens in Tibet. Het lukt me niet om dit op waarheid te controleren, maar heeft op mij een blijvende indruk achtergelaten en zou heel veel van mijn belangstelling verklaren.’
Marien volgde een opleiding aan de academie voor beeldende kunst in Utrecht (tegenwoordig Hogeschool voor de Kunsten Utrecht) richting Interieur- en meubelontwerpen. Hij was werkzaam als ontwerper van meubelen t.b.v. de gezondheidszorg en daarnaast als professioneel kunstenaar met exposities vanaf ongeveer 1980. En is lid van kunstenaarsvereniging WERKPLEK voor het Gelders rivierengebied.
Een tijdje hebben zijn creatieve uitingen stilgelegen. Sinds eind 2015 bouwt hij weer een collectie op waarbij ritmes bepalend zijn. De eerste expositie sinds 2014 was in september 2016 in de grote of Barbarakerk te Culemborg.
Marien: ‘Het tekenen en schilderen is voor mij een ‘heilig moeten’. Dit doe ik dan ook al zolang ik mij kan heugen. De vraag hoe ik kom tot het maken van mijn werk is dan ook niet zo eenvoudig te beschrijven en is zeker niet rationeel te noemen. Mijn uitgangspunten waren voorheen totaal anders als nu, maar altijd met de dwang om te willen creëren. Ik wil me dan ook beperken tot mijn laatste schilderijen en tekeningen en hieruit zal ik een voorbeeld beschrijven die mogelijk ook representatief is voor de rest.
Binnen de stroming het Minimalisme zijn naast de beeldend kunstenaars (Sol LeWitt) ook de muziek componisten sterk vertegenwoordigt (Philip Glass, Steve Reich). Opvallend hierbij is dat al deze mensen het boeddhisme een warm hart toedragen.
Mijn belangstelling voor het boeddhisme, met zijn zich herhalende mantra’s, zijn een bepalende factor in de keuzes die ik maak. Je ziet in de tekening een achtspakig-wiel maar dan wel in de herhaling. Lijkt op een sneeuwkristal. Vandaar de naam: Tibetaanse winter.
Wat ik wil overbrengen is niet zo gemakkelijk te benoemen. Een schilderij kan mij ontroeren. Bijvoorbeeld het meisje met de parel van Vermeer, het joodse bruidje van Rembrandt. Sommige schilderijen van Van Gogh en Mark Rothko. Wat is dit voor een fenomeen, dat de een je ontroert en de andere kunstenaar je koud laat. Heel boeiend, heel ongrijpbaar. Voorlopig hou ik het er op dat het een soort van verliefdheid is, een onbewuste gezamenlijkheid.
Heeft mijn werk ook die kracht? Ik zou het niet weten, maar ik heb een partner, kinderen, vrienden en kennissen. Relaties gebaseerd op iets gezamenlijks. Zij staan open voor mij en ik voor hen.
Ik hoop dat het bij mijn kunst ook zo werkt. Hoe meer ik laat zien van mezelf des te dieper is de relatie met de beschouwer, ook al ken ik ze niet persoonlijk. Misschien wil ik op deze manier wel iets terug geven aan het universum, iets wat ik ooit heb ontvangen.
Voor mij is dan ook heel belangrijk om mezelf te leren kennen. Hoe minder ballast ik mee sjouw hoe meer ik van me zelf kan geven. Het dwingt me om stil te staan. Wie ben ik klinkt het! Hoort het werk bij mij? Ik ben op weg.
Natuurlijk begrijp ik dat slechts weinigen zien wat mijn beweegredenen zijn. Ik loop er ook niet mee te koop. Ondanks dat hoop ik wel dat men mijn werk kan waarderen en hen een goed gevoel geeft. Dat hun omgeving, hun leven, er iets mooier door wordt.’