Een meerderheid in de Tweede Kamer nam in juli 2025 de asielnoodmaatregelenwet aan. Niet alleen illegaliteit werd strafbaar, maar ook de hulp aan mensen die illegaal in ons land verblijven. Het aanbieden van een kopje soep aan een illegaal kàn strafbaar zijn, bevestigt de Raad van State die vreemd genoeg pas nà de aanname van de wet om advies werd gevraagd. Hopelijk loopt het met een sisser af. Zo niet dan is ook straatarts Michelle van Tongerloo, auteur van het boek Komt een land bij de dokter, strafbaar. Dit artikel geeft een indruk van haar boek.
Michelle van Tongerlo werkt als huisarts in Rotterdam-Zuid en als straatarts in de Rotterdamse Pauluskerk. De schrijnende gevallen op haar spreekuur tonen aan dat bestaanszekerheid in ons land steeds vaker een fictie blijkt te zijn en dat de zorg is verworden tot een verdienmodel.
In de verantwoording voorin haar boek schrijft ze onder andere dat de meeste van haar verhalen starten met wat haar patiënten meemaakten, ze verifieerde de verhalen en zag hierbij onder andere dossiers in van de gemeente, van ziekenhuizen of de IND. De patiënten gaven schriftelijke toestemming voor het gebruik van hun verhaal. Achterin het boek staan foto’s van enkele van haar patiënten, waardoor de verhalen van de straatarts letterlijk een gezicht krijgen.
Midden en Oost-Europa
Waren het eerst vooral vluchtelingen en ongedocumenteerden die Van Tongerloo sinds haar aantreden als straatarts in 2016 zag, later kwamen er steeds meer mannen en vrouwen bij tussen de twintig en dertig jaar uit vooral Midden- en Oost-Europa.
In Rotterdam is ongeveer 50% van de mensen die zich melden voor de winteropvang arbeidsmigrant, blijkt uit onderzoek. Het aantal arbeidsmigranten op straat in Rotterdam wordt geschat tussen de honderd en tweehonderd, maar de cijfers zijn onbetrouwbaar. ‘Wat wel duidelijk is: bijna iedereen maand sterft er een dakloos geraakte jonge EU-migrant in Nederland op straat’, bladzijde 43.
Eén op de tien werknemers in ons land is arbeidsmigrant, bij elkaar zijn dit er bijna een miljoen. Dit is een schatting, omdat een derde van hen nergens is geregistreerd. Zij werken in de vleesindustrie, de tuinbouw, de bouw of in distributiecentra. Het is zwaar en monotoon werk en zonder deze migranten zou het economisch niet levensvatbaar zijn. De migranten komen uit eigen beweging naar ons land of worden geronseld door arbeidsbureaus.
In eerste instantie werken ze op uitzendbasis, waarbij ze soms onder het minimumloon worden uitbetaald. Vaak wordt er ook nog eens van alles van dit loon ingehouden, zoals kosten voor een bed in een huis dat ze met vele anderen bewonen, vervoerskosten naar het werk en de kosten voor de zorgverzekering. Er blijft dan weinig meer over. ‘Ook worden er vaak eigenaardige boetes uitgedeeld, bijvoorbeeld als ze het huis niet goed schoonhouden.’ Ze zijn zeer kwetsbaar als ze hun baan verliezen.
Arbeidsmigranten die wel in dienst zijn, hebben vaak flexibele contracten, die ook zomaar kunnen stoppen. Bovendien worden jaarlijks duizenden van hen onterecht op staande voet ontslagen, blijkt uit antwoorden van minister van Eddy van Hijum op Kamervragen in oktober 2024.
Arbeidsuitbuiting
Bedrijven en uitzendbureaus dragen nauwelijks verantwoordelijkheid voor deze toestanden, aldus de straatarts. De Arbeidsinspectie loopt bij het toezicht tegen grenzen aan. Zij concludeert: ‘Arbeidsuitbuiting is zo profijtelijk dat uitzendbureaus niet onder de indruk zijn van een mogelijke boete van tienduizenden euro’s.’ De migranten zijn kwetsbaar en bang: wie klaagt bij de baas kan niet alleen zijn baan, maar kan ook zijn huisvesting verliezen, met grote gevolgen.
Bij de Poolse EU-migrant Dariusz was het kantje boord. Van Tongerloo beschrijft uitgebreid zijn schrijnende situatie en zijn lijdensweg naar het herstel van zijn gezondheid. In de uitzending van Buitenhof van december 2024 maken we kennis met Dariusz, die een metamorfose had ondergaan en zijn leven op de rails had gekregen.
Begin 2023 ontmoette Van Tongerloo een andere Poolse arbeidsmigrant, die in een tent woonde nadat hij zijn baan was kwijtgeraakt. Hij werd door een teek gebeten, waarna zijn arm ging ontsteken. Omdat hij onverzekerd was en geen geld had voor de behandeling, stuurde het ziekenhuis hem weg. Toen zijn arm dreigde af te sterven werd hij naar de Pauluskerk gebracht. Hij moest met spoed worden geopereerd. ‘Had ik hem een paar weken eerder gezien, dan had ik hem kunnen behandelen met een antibioticakuur van nog geen tientje. Was hij eerder toegelaten tot een maatschappelijke opvang, dan was ook dat niet nodig geweest’, bladzijde 53.
Verdubbeling daklozen
Het kabinet schrok zich ‘rot’ toen bleek dat het aantal daklozen in 10 jaar was verdubbeld: van 17.800 in 2009 naar 39.900 in 2018. Die stijging kwam voor de straatartsen echter niet onverwacht. Niet alleen waren er immers veel sociale huurwoningen verdwenen, ook werd er bezuinigd op woonvormen voor mensen met meerdere problemen. Er kwamen steeds meer mensen op straat, al dan niet verward. ‘In 2019 krijgt de politie bijna 100.000 meldingen over mensen met verward gedrag, een verdubbeling van zeven jaar eerder.’ Dit aantal stijgt tot een recordaantal van 141.810 meldingen in 2023, bladzijde 63.
De Onderzoeksraad voor Veiligheid (OVV) deed onderzoek naar verwarde mensen op straat. Het blijkt dat van de 250.000 tot 300.000 mensen met een ernstige psychische aandoening er 20.000 in zorgnood verkeren. Dit komt volgens de OVV omdat niet de zorgvraag centraal staat, maar het zorgaanbod van de instellingen. Meer dan driekwart van de mensen in maatschappelijke opvang kampt met ernstige psychiatrische problemen. Dat is ook haar ervaring, schrijft Van Tongerloo op bladzijde 63. Zie de bijdrage van Nieuwsuur.
Meer dan oplappen
Zorgen voor daklozen is meer dan het oplappen van een lichaam, een protocol afvinken en een taak afwerken. Bijna verloor de straatarts Giuseppe, maar hij bleek eenvoudig te redden. Hij woonde jaren onder een brug toen hij in de Pauluskerk terecht kwam. Hij verloor zijn baan als kok en zonder postadres ook zijn zorgverzekering. Hulp zocht hij niet want hij dacht dat hij de behandeling niet kon betalen, maar er bestaat wel degelijk een onverzekerdenregeling. Hij stopte met het innemen van hiv-remmers, een langzame zelfdoding schrijft Van Tongerloo. Graatmager, benauwd en kortademig kwam hij in de Pauluskerk. Doordat hij antivirale middelen kreeg, voedzaam eten, een bed en af en toe een warme douche in een klein verpleeghuis, kwam hij in een maand bijna 15 kilo aan. Michelle van Tongerloo herkende hem bijna niet terug toen ze hem enkele weken na de opname terugzag. ‘Hij zat rechtop, keek me vrolijk aan en praatte honderduit.’
Bij gebrek aan gespecialiseerde zorg belanden patiënten met complexe problemen op straat en in de maatschappelijke opvang, merkt de straatarts. Zij begeleidde Ron jarenlang vanwege zijn verslaving. ‘Hij zat een tijdje geleden gemarineerd in heroïne voor me: grauw, met een belabberde hoeveelheid in zijn bloed.’ Ze vertrouwde het niet. Op de eerste hulp bleek hij een ernstige longontsteking te hebben en stortte ineen. Een paar dagen later trof ze hem slapend aan. Het bleek dat het ziekenhuis hem had opgelapt, maar de maatschappelijke opvang had zijn bed al vergeven. Deze bedden mogen niet leegstaan, dus hij werd nog herstellende uit het ziekenhuis ontslagen naar de straat. ‘Goed voor de cijfers van de opvang, niet goed voor mijn patiënt’, bladzijde 71.
De afgelopen jaren zag Van Tongerloo de dakloosheid toenemen: ongedocumenteerden, arbeidsmigranten en verwarde mensen. ‘En daar komen nu doodgewone mensen bij met wie niets aan de hand is – behalve dat ze geen huis meer kunnen betalen.’ De meesten van hen leeft niet op straat of in een opvang voor daklozen. Ze verblijven bij vrienden of familie, op een camping, in een antikraakpand, een schuur of in een auto en niet alleen volwassenen.
Op bladzijde 260 richt straatarts Michelle van Tongerloo zich direct tot haar lezers: ‘Veel mensen voelen zich onveilig in onze maatschappij, en zoals je in mijn verhalen hebt kunnen lezen, is dat vaak volkomen terecht. Maar in plaats van naar elkaar te wijzen, elkaar te negeren, boos te worden of te oordelen, moeten we onze pijn centraler stellen. Praat met elkaar – met je partner, collega en buurvrouw – over jullie terechte zorgen en vraag vervolgens ook even wat die ander nodig heeft.’
Ten slotte op de volgende bladzijde de oproep: ‘Met elkaar kunnen we de focus verleggen van hulpbehoevend naar behulpzaam, van angstig naar weerbaar, van cijfer naar waarde, van boven naar onder. Kan gewoon, hoor. Daarom sta ik morgen weer voor iemands deur.’ Kortom: ‘niet lullen maar poetsen.’
Opmerkingen
Het boek is niet alleen een ‘beschamende puinhoop die we vroeger de verzorgingsstaat noemden’ en verplichte stof voor iedere bestuurder. Vooral is het ook ‘een gloedvol pleidooi voor een warmere samenleving. Rechtstreeks vanaf de straat en uit het hart.’
Het boek bestaat uit drie delen, te weten: 1. De problemen, 2. De oorzaken, en 3. De oplossingen. In dat laatste deel schrijft ze over wat de overheid kan doen, over het bevorderen van professionele nabijheid van hulpverleners, over het organiseren van bestaanszekerheid en het verbeteren van de verzorgingsstaat.