Er zijn van die zinnen die politici moeiteloos uit hun mouw schudden: “Ik luister naar de mensen.” “De menselijke maat moet terug.” “We moeten verbinden in plaats van verdelen.” Maar telkens vragen wij ons af: als je dat echt meent, waarom zien we daar dan zo weinig van terug in je daden?
De realiteit is dat politici zelden worden gekozen of beloond op basis van menselijkheid, eerlijkheid of empathie. Ze worden geselecteerd op hun vermogen om te beheersen, te overtuigen, kiezers te winnen, dossiers te managen en de media te bespelen. Ze groeien op in een systeem dat wantrouwen inbouwt, afstand creëert, kwetsbaarheid afstraft en controle boven vertrouwen stelt. Daarom klinken de woorden mooi, terwijl de uitvoering steeds technocratischer, afstandelijker en liefdelozer wordt.
Psycholoog Ivan Tyrrell beschrijft in zijn manifest Human Needs in Politics – The Charter hoe politieke systemen structureel falen omdat ze voorbijgaan aan wat mensen écht nodig hebben: veiligheid, autonomie, verbondenheid en zingeving. In plaats daarvan krijgen we beleid gebaseerd op controle, cijfers en systemen — niet op vertrouwen of menselijk contact. Het gevolg is dat mensen zich miskend, onveilig of simpelweg vergeten voelen.
Ook neuropsychiater Iain McGilchrist ziet deze ontwikkeling, vanuit de werking van ons brein. Onze cultuur is verstrikt geraakt in het denken van de linkerhersenhelft: alles moet meetbaar, controleerbaar en voorspelbaar zijn. Intuïtie, empathie en het grotere geheel verdwijnen uit beeld — en zeker uit de politiek. Niet de meest wijze of meelevende mensen worden verkozen, maar degenen die het beste passen binnen het systeem dat we zelf hebben opgebouwd. De linkerhersenhelft is gericht op analyse, isolatie en controle; de rechter op verbinding, betekenis en mededogen.
De gevolgen zijn zichtbaar. Steeds vaker horen we mensen zeggen dat ze hun vertrouwen in politici kwijt zijn — niet alleen vanwege wat er wél gebeurt, maar juist vanwege wat er níét gebeurt: luisteren, twijfelen, voelen. “De politici van mijn partij zijn oprecht,” zeggen mensen. En dat zal vaak kloppen. Maar het geloof in het politieke systeem als geheel wankelt steeds vaker.
Wat mensen zien, is dat ook veel politici — net als ieder ander — hun eigen littekens meedragen: onverwerkt verdriet, een diepgewortelde drang naar erkenning, een jeugd vol ongeschreven plichten. In plaats van die kwetsbaarheid zichtbaar te maken, leren ze al vroeg een masker op te zetten. Zekerheid tonen. Sterk overkomen, zonder twijfel of emotie. Twijfel en gevoel worden zelden getoond, laat staan gewaardeerd.
Zelfs een uitgesproken verlangen naar vrede — bijvoorbeeld in de vorm van pacifisme — wordt al snel als naïef bestempeld. Alsof opkomen voor vrede een zwakte is in plaats van een kracht. Het aloude motto “wie vrede wil, bereide zich voor op de oorlog” zou veiligheid moeten brengen, maar leidt eerder tot verharding. Ondertussen groeit het gevoel dat er iets wezenlijks ontbreekt. Niet omdat politici per se slecht zijn, maar omdat menselijkheid in het systeem geen ruimte krijgt.
Wat mensen verlangen, is geen perfectie, maar echtheid. Politiek die geloofwaardig wordt door menselijk te zijn. Eerlijk over falen. Open over emoties. Dichtbij in plaats van verheven. Tot die tijd zoeken mensen hun vertrouwen elders — in elkaar, in gemeenschappen, in de kunst van samen problemen oplossen.
Wat wij zien, is een politiek die het contact met liefde heeft verloren. Geen echte ontmoeting, geen kwetsbaarheid, geen “ik wil onderzoeken en begrijpen.” Alleen nog gladgestreken zinnen, standaardzorgen en een praktijk die daar niets mee doet. Het probleem is niet dat politici slecht zijn, maar dat ze gevangen zitten in een systeem waarin macht een surrogaat is geworden voor zingeving — een vervanging voor echte verbondenheid, dienstbaarheid en richting.
Toch geloven wij dat het anders kan. Denkers als Charles Eisenstein reiken ons een ander verhaal aan: The More Beautiful World Our Hearts Know Is Possible. In zijn visie ontstaat echte verandering niet door strijd of macht, maar door gemeenschap, empathie en de moed om vanuit verbondenheid te leven. Niet alles hoeft bewezen te worden voordat het waarde krijgt. Niet alles hoeft strak geregeld te zijn voordat het werkt. Misschien moeten we leren vertrouwen op iets wat we allang weten, maar zelden durven volgen: het hart.
Als we echt willen toewerken naar een samenleving die ons niet ziek maakt van stress, polarisatie en vervreemding, dan moeten andere mensen opstaan. Niet de slimste managers of de hardste schreeuwers, maar mensen met een warm hart, daadkracht en een rechte rug. Die luisteren zonder te oordelen. Die durven twijfelen. En die het lef hebben om zichzelf te blijven zodra ze verantwoordelijkheid krijgen.
Tot die tijd houden wij afstand. Niet uit cynisme, maar uit zorg voor onze eigen gezondheid — en om het kleine vuur te behouden voor die mooiere wereld die ons hart allang kent.

Luuk Mur ( 1952) is psycholoog en heeft een drietal boeken geschreven over de door hemzelf ontwikkelde hulpverleningsmethode communitysupport. Hij is lid van de Dzogchen Community Nederland. Dzogchen is een vorm van Tibetaans boeddhisme waarbij veel belang wordt gehecht aan de ontwikkeling van individueel bewustzijn. Bij deze traditie streeft men naar non-dualiteit van het bewustzijn. Mensen zijn zich niet alleen bewust ( je weet dat je dit leest), maar je kunt je ook bewust zijn van dit eerste bewustzijn. Dit meta-bewustzijn wordt ‘gewaarzijn’ genoemd.
Karin Vermeulen zegt
Woorden naar mijn hart! 🙏🏻💚