Het is druk en rumoerig in het bruine eetcafé in Grave. Mensen lopen in en uit. De gesprekken gaan over kinderen, uitstapjes en eten. Leuke dingen. Jacco van de Velde en ik buigen ons naar elkaar toe om elkaar in die verbale chaos beter te kunnen verstaan. Hij vertelt, bedachtzaam naar woorden zoekend, over zijn werk als boeddhistisch geestelijk verzorger (bgv’er) in de gevangenis. Zijn vaak emotionele omgang met inbrekers, pedofielen, verkrachters, dieven en moordenaars. Over gevangenen die soms in positieve zin veranderen door meditatie, of verantwoordelijkheid nemen voor hun daden. Het feit dat ze hun emoties met hem willen delen, raakt hem steeds diep in het hart. ‘Soms’, zegt hij, ‘ kan zelfs de grootste olietanker op een oceaan al door een klein zetje van koers veranderen.’
Jacco is een van de zes bgv’ers in Nederland. Ze zijn door de dienst justitiële inrichtingen van het ministerie van Veiligheid en Justitie aangesteld om op aanvraag geestelijke verzorging te verlenen aan gedetineerden en tbs’ers. Hoewel bgv’ers al jaren –eerst als freelancer- actief zijn, zegt Varamitra, het hoofd van de boeddhistische geestelijke verzorging bij Justitie, dat de werkzaamheden en missie nog volop in ontwikkeling zijn. Van de bgv’ers wordt een pioniersmentaliteit verwacht.
De zes boeddhistische geestelijke verzorgers hebben het land verdeeld in regio’s. Het zijn Meindert van den Heuvel (Noord-Holland/Utrecht), Alie Rozendal (Groningen/Friesland/Drenthe), Jacco van de Velde (Gelderland/Overijssel), Stef Lauwers (Noord-Brabant/Leeuwarden, Nelleke van Zessen (Zuid-Holland/Zeeland) en de nieuwkomer The Cuong Lu (Zuid-Holland/Flevoland).
Jacco en zijn collega’s zijn als ambtenaar in dienst bij Justitie. Het is de wens van de overheid dat alle ongeveer 250 geestelijk verzorgers van verschillend pluimage academisch geschoold zijn. In september van dit jaar begint aan de Vrije Universiteit in Amsterdam een bachelor-en pre masteropleiding voor boeddhistische geestelijke verzorging.
De zes die wel al aan de slag zijn gegaan hebben een ‘gewone’ opleiding geestelijke verzorging afgerond. Ze worden steeds zichtbaarder in de gevangenis, de vraag groeit. Hun cliënten, zoals ze genoemd worden, zijn ongelovige Hollanders, etnische boeddhisten, , moslims, Hindoestanen, noem het maar op. Ook gevangenen die gewoon even de cel uit willen en het contact met de ‘boeddhist’ zien als een verzetje.
Nooit ingepakt
In 2005 las Jacco in het boeddhistisch magazine Vorm en Leegte over de ervaringen van Nederlands eerste boeddhistisch geestelijk verzorger in justitiële inrichtingen, Eric Soyeux. ‘Ik werd gegrepen door zijn verhaal, dat wilde ik ook’, vertelt Jacco. Vrienden raadden het de op dat gebied onervaren automatiseringsdeskundige sterk af. ‘Jij met die criminelen, ze winden je zo om hun vinger. Maar ik zette door, sprak met Eric en legde mijn voornemen voor aan mijn leraar Dagpo Lama Rinpoche, die me zijn vertrouwen gaf. En ik heb er nooit spijt van gehad. Tot op de dag van vandaag vind ik het heel bijzonder en intiem om het vertrouwen te krijgen van mensen die van alles op hun kerfstok hebben. En ingepakt ben ik nog nooit, ik ken mijn grenzen en geef die ook aan.’
Een uur eerder. Ik wacht in de hal van de penitentiaire inrichting Oosterhoek in Grave op Jacco. Portiers kijken me wantrouwend aan en vragen me om een legitimatie. Door mijn jarenlange werk als politieverslaggever ken ik de naargeestige sfeer in de huizen van bewaring en gevangenissen, maar het went nooit. Caroline Hissink, in 2008 een van de drie boeddhistische geestelijke verzorgers, omschreef die sfeer in een interview in het dagblad Trouw als volgt: ‘Het is de benauwdheid binnen die zo beklemmend aanvoelt. Het ruikt er muf, soms naar voedsel, dan weer naar schoonmaakmiddelen of –bij warm weer- naar mannenzweet. De kleuren zijn sober, het eten is sober. Het is er een doolhof. Gangen zijn vals plat, zodat je je ineens op een andere verdieping kunt bevinden, die er precies hetzelfde uitziet als de vorige. Door die constructie raak je gedesoriënteerd.’ Hissink is altijd weer blij als ze buiten staat, buiten de hekken van de gevangenis. Niet dat ze zich onveilig voelde, voor noodgevallen had ze een pieper op zak.
‘oehwoe, gevaarlijk’
Jacco herinnert zich nog goed zijn eerste gesprek. ‘Ik was best wel gespannen en had me voorgenomen om vanwege mijn veiligheid alleen mijn voornaam te noemen. Maar toen ik hem de hand schudde, noemde ik gelijk mijn volle naam. Het was een grote man met enorme handen. Ik dacht oehwoe, gevaarlijk, met hem moet ik geen ruzie krijgen. Hij was erg boos op zijn omgeving, om wat ze hem hadden aangedaan. We zaten tegenover elkaar aan tafel. Ik vertelde hem in de loop van het gesprek over het effect van meditatie en de paramitta van geduld. Hij nam dat goed in zich op, want in de volgende ontmoeting was hij al een heel stuk zachter, meer ontspannen. Dat was voor mij een hele ervaring.’
Klinisch psycholoog en bgv’er Meindert van den Heuvel gaat redelijk onbevangen het gesprek met zijn cliënten aan. Hij typeert zijn werk als soms zwaar en vaak ook leuk. ‘In het eerste contact weet ik niet waar mijn cliënt voor zit. Ik vind het prettig om open het gesprek aan te gaan. In een later stadium praten ze wel over hun daad, dat zijn soms verhalen die moeilijk te slikken zijn. Dan zeg ik: nou, dat is niet mis wat je allemaal vertelt, ik word hier wel een beetje misselijk van. Dus ik geef dat wel terug. In het algemeen lukt het me aardig om die verhalen daar te laten. Een enkele keer is dat niet het geval, dan is het te akelig. Dan zegt mijn vrouw bij thuiskomst: Oh ik zie het al, je hebt zoveel zwaarte en verdriet bij je. Maar vaak zijn de gesprekken ook erg leuk, zonder kommer en kwel. Over boeddhisme, dharma, over hoe iemand met zijn leven bezig is. Van zo’n geweldig gesprek krijg ik zelf ook energie.’
Ze vragen, ben je dominee?
Ik spreek Meindert in de bibliotheek van het Kanzeon Zen Centrum Amsterdam, waar hij leraar is. Meindert: ‘Veel mensen denken dat het initiatief voor de boeddhistisch geestelijke verzorging in de inrichtingen van de boeddhisten zelf kwam. Zo van, we gaan daar eens wat zieltjes winnen. Echter, door de vasthoudendheid van een gedetineerde, die enkele malen naar de rechter stapte en zijn gelijk kreeg, is Eric Soyeux van Rigpa in Amsterdam al in het begin van de jaren negentig tot bezoldigd bgv’er aangesteld. En nog steeds is het zo dat het initiatief voor een contact met ons van een gedetineerde zelf komt. Maar als je er een spreekt volgen er meer. Dan loop je over de gang en vragen ze of ik van de commissie van toezicht ben, of de dominee. En zo groeit het aantal contacten. En in elke inrichting is er wel een pastor, humanist of dominee die naar mij doorverwijst. Soms mediteert de pastor zelf of heeft de humanist iets met het boeddhisme. Het zijn mensen die al in de inrichtingen geworteld zijn en daardoor erg waardevol zijn.’
Meindert: ‘ Voor veel gedetineerden die wij spreken geldt dat ze van huis uit geen boeddhist zijn. Maar wel geïnteresseerd zijn in meditatie of boeddhistische filosofie. Hun eerste stap is vaak nieuwsgierigheid. Later komen ze met dingen die je ook bij een introductie in dit boeddhistisch centrum tegenkomt. Onrust in het hoofd, zoeken naar innerlijke rust, een betere concentratie, dat soort algemene dingen. Maar ook, ik wil mijn leven over een andere boeg gooien en me niet meer met criminaliteit bezig houden. Hoe doe ik dat? Vind ik in het boeddhisme handvatten om dat vorm te geven? En met die vragen gaan we aan de slag. Soms in een persoonlijk gesprek, of met meditatie of in groepsbijeenkomsten.’
Vrijplaats
De bgv’ers noemen geestelijke verzorging een vrijplaats. Wat de gedetineerden tegen hen zeggen gaat verder niemand wat aan. Ze hebben een geheimhoudingsplicht, bij persoonlijke gesprekken zijn geen bewaarders aanwezig. De keerzijde is dat ze er met niemand over kunnen praten. Jacco: ‘Ik heb een beroepsgeheim en verschoningsrecht. Dus ik kan met niemand mijn ervaringen delen. Compenseren is wel erg belangrijk. Een dominee adviseerde mij veel te bidden en naar het theater te gaan. Het zijn soms heftige dingen die op ons afkomen. Op een dag reisde ik met de trein terug, na met twee gedetineerden over een levensdelict te hebben gesproken. Dat greep mij erg aan. In de coupé kletste ik over koetjes en kalfjes met een wildvreemde vrouw, dat had ik echt nodig.’
Meindert: ‘Ons werk is niet gericht op resultaat, er hoeft niets bereikt te worden. Die belangrijke openheid moeten wij bewaken.’ Bgv’ers hebben te maken met een mix van alles wat je in een gevangenis tegenkomt. Kortgestraften maar ook mensen die levenslang hebben, zoals meervoudige moordenaars. Meindert: ‘ Vaak zijn wij de enigen met wie ze in de machowereld die de gevangenis is, heel open kunnen praten. Want vergis je niet hoor, voor veel mensen is met name een eerste detentie een traumatische ervaring. Ze worden in de cel voor vaak lange tijd op zichzelf teruggeworpen. Zo’n confrontatie is een pijnlijk proces. Ze komen dikwijls op de bodem van hun bestaan terecht. Het besef komt dat, wat ze gedaan hebben, niet meer is terug te draaien. Sommigen leren er veel van. Wat in een retraite gebeurt, komt soms ook in de gevangenis voor. Mooie inzichten en kleine of grote verlichtingservaringen. Dat maakt ons werk ook zo leuk, er is vaak een grote intensiteit. Dat je denkt, jeetje, dat gebeurt toch allemaal maar. Dat ze een volgend keer buiten zeggen: aan die shit doe ik niet meer mee.’
Een boeddhist is geen heilige
Meindert: ‘ Het boeddhisme kan daaraan veel bijdragen, ik denk meer door innerlijke kracht dan door normen. Door het boeddhisme word je geen perfect mens, geen heilige. Het kan iemand wel helpen een dusdanig pad te bewandelen dat hij niet meer terugkomt in de gevangenis. Ik vraag het gedetineerden regelmatig: wat is nou belangrijk in je leven? Sommigen merken op dat dingen verschoven zijn- dat geld en dure auto’s ze steeds minder interesseert. Dat vind ik leuk om te horen, dat daarvoor het goed hebben met elkaar in de plaats komt.‘ Ook bewaarders hebben dat in de gaten. Meindert: ‘We krijgen uit die hoek veel positieve reacties. Sommige bewaarders willen ook een meditatiegroep. Dan zeg ik, prima, regel dat maar. Het zou me niet verbazen als die groepen er komen, ze hebben een zware baan. Eventueel een gemengde groep, bewaarders en gedetineerden. Jacco: ‘Bewaarders en gevangenen zijn tot elkaar veroordeeld. Met welke gedachte doe je de deur dicht. Eikel, achter de deur, jij. Of doe je dat met de gedachte dat je hoopt dat de ander gelukkig wordt. Dat maakt het verschil.’
Ook in het boeddhisme, waarin karma een grote rol speelt, is de daad zelf niet goed te keuren, Karma betekent niet dat je niet verantwoordelijk bent voor je daden. Meindert: ‘Dat betekent ook dat een mens kan falen. Om te leven als een moordenaar is misschien nog wel het moeilijkste. Vergeving is een belangrijk thema in het boeddhisme, jezelf en ook anderen vergeven. Voor ons is het een uitdaging om de Boeddha in een mens te blijven zien. Want ik kom hier gewone mensen tegen, zoals jij en ik, waarbij het vreselijk is misgegaan. De scheidslijn tussen mensen die binnen zitten en buiten lopen is aardig dun. Wij van buiten hebben geluk, maar we hoeven ons daar niet voor op de borst te kloppen. Justitie is soms eng dichtbij. Als ik sommige verhalen hoor, en ik in dezelfde omstandigheden had verkeerd, dan was het met mij niet anders gegaan. Goed en kwaad zit in ons zelf. Het slechte is niet ergens ver weg. Het is niet zo zwart wit, dat moeten we onder ogen zien.’
Boeddha in de bajes. Er zijn gedetineerden die een zelfgemaakt huisaltaar in de cel hebben. Beelden en waterbakjes zijn toegestaan als religieus object. Kaarsen –brandgevaar- en wierook –maskeren van andere geuren- mogen niet. Soms voert de bgv’er gesprekken in de cel, soms in een spreekkamer of stiltecentrum. De gesprekken variëren van vijf minuten tot twee uur. Bij sommige gedetineerden zijn de hersenen verpest door drugs, dan blijft er weinig hangen. Meditatie vindt soms een op een plaats, of groepsgewijs. Het kan onaangename gevoelens oproepen, zo’n confrontatie met jezelf. Sommige gedetineerden vinden het iets voor softies. Anderen valt het niet mee om korte tijd stil te zitten. En er zijn er bij die vanuit de meditatie ervaren dat er verstoorde emoties zijn van waaruit dingen kunnen gebeuren.
Helder vertrouwen in karma
Jacco: ‘Ik heb cliënten die ogenblikkelijk een helder vertrouwen hebben in karma. Had ik dat vroeger maar geweten, zeggen ze, dan zat ik hier niet. Dat is natuurlijk een pijnlijke ervaring. Maar het feit is gepleegd en niet meer terug te draaien. Ze nemen wel verantwoordelijkheid voor hun daden, er is spijt. Dat creëert een gevoel van acceptatie, zuivering ook, en naar de slachtoffers toe kan je iets rechtzetten. Ik zeg altijd tegen cliënten dat ik niet beter ben dan zij. Wat jullie nu hebben gedaan, deed ik in een vorig leven. Anders hadden we elkaar niet ontmoet. Door mijn werk hoop ik de detentie draaglijk te maken. Zelf kan ik me het gewicht van een lange gevangenisstraf niet voorstellen, dat is zo immens. Maar die mensen ontmoet ik wel. Ze zitten gevangen in een gesloten systeem, dat ook de grens van hun leven vormt. Gevangenen zijn nooit alleen, ze worden voortdurend in de gaten gehouden. Door andere gedetineerden en door personeel. Er is altijd spanning en wantrouwen. Maar ze weten: wat ze tegen mij vertellen maakt niet uit. Soms leren ze in deze gesloten situatie naar binnen te kijken, accepteren ze dat er lijden is. Dan kunnen ze hun rugzak met nare zaken en spijt gaan legen’.
Sobhanandi zegt
Ik heb als vrijwilliger 8 jaar een langgestrafte gevangene bezocht in een gevangenis waar Meindert meditatieles gaf. Ik heb het effect ervan op de gedetineerde duidelijk ervaren, hij werd in de loop van de tijd steeds opener en rustiger. Hij mediteerde ook in zijn cel. We hebben lange gesprekken gevoerd over het Boeddhisme en meditatie tijdens het bezoek. En over de verandering in kijk op zijn leven die hij opmerkte. Na zijn vrijlating heb ik hem nog een keer ontmoet. Hij mediteerde nog steeds maar kwam langzaam weer terug in zijn oude gewoontes en milieu. Het in de gevangenis zijn en daar mediteren geeft ook een focus omdat er minder verleidingen zijn die buiten wel bestaan. Toch heeft hij even aan een ander bestaan geproefd, de moeite waard.