De stichting Vrienden van het Boeddhisme (VvB) bestaat eind dit jaar vijftig jaar. En wil – zonder voorkeur voor een bepaalde richting of stroming – de kennis van de beginselen van het boeddhisme bevorderen en de praktische toepassing van deze beginselen aanmoedigen. De stichting treeft naar een vormgeving van het boeddhisme passend in het westerse cultuurpatroon.
De stichting staat open voor leringen, beschouwingen en informatie uit alle boeddhistische richtingen en scholen. Het accent ligt op hedendaags boeddhisme in landen met een westerse cultuur, zonder de rest van de wereld uit het oog te verliezen. De eeuwenlange tradities en de banden daarmee krijgen zeker ook aandacht. Er loopt immers een ononderbroken lijn van de Boeddha naar zelfs de meest kritische neo-boeddhisten.
In november 1967 werd de Stichting Nederlands Boeddhistisch Centrum opgericht. In januari 1968 verscheen het eerste nummer van het tijdschrift Saddharma. Omdat in 1978 vanuit de SNBC de Boeddhistische Unie Nederland (BUN) werd opgericht en daarmee de centrumfunctie was afgesplitst, werd in december van dat jaar de naam van de Stichting veranderd in Stichting Vrienden van het Boeddhisme (SVB).
In 1995 is deze stichting – thans genaamd VvB – gestart met het uitbrengen van het geïllustreerde magazine Kwartaalblad Boeddhisme, dat anders dan Saddharma gericht was op een breed publiek van boeddhistisch geïnteresseerden en niet alleen op de eigen donateurs. Per 1 januari 2003 is dit tijdschrift overgedragen aan uitgeverij Asoka en van juni 2011 tot januari 2015 is het, na enige jaren Vorm&Leegte te hebben geheten, verdergegaan onder de naam BoeddhaMagazine. Na het faillissement van de uitgeverij, enkele jaren geleden, is het blad opgeheven. De Vrienden van het boeddhisme geeft elk kwartaal een eigen digitaal magazine uit.
De stichting VvB kent een lange en rijke voorgeschiedenis. Op 28 en 29 oktober 1972 werd in Centrum Hyde Park te Driebergen het eerste lustrum van het Stichting Ned. Boeddhistisch Centrum gevierd. Voortgekomen uit de Nederlandse Buddhistische Vriendenkring, in het leven geroepen door Ernst Verwaal.
In een uitgave van het door de stichting uitgegeven blad SADDHARMA (de goede leer) worden de afgelopen vijf jaar van de stichting beschreven. De bekende boeddhist en auteur Jan Willem van de Wetering was een tijdje redacteur van Saddharma. Over het eerste lustrum wordt onder meer gepubliceerd.
‘Met ongeveer 40 donateurs hebben wij gedurende het najaarsweekend van onze Stichting ons eerste lustrum gevierd. In zijn openingswoord memoreerde onze voorzitter, Mr. L. Boer, dat de acte der oprichting gepasseerd werd op 8 november 1967. De feitelijke oprichter was Rev. Peter van der Beek, die ook de eerste voorzitter van de Stichting is geweest. De doelstelling der Stichting was, en is nog altijd: de studie van het boeddhisme te bevorderen en de praktische toepassing der boeddhistische beginselen aan te moedigen. Ter bereiking van dit doel wordt gestreefd naar nauwe samenwerking met alle bestaande boeddhistische organisaties en instellingen in ons land.
Advies en bijstand
Voorts werden als mogelijkheden voor de praktische werkzaamheid der Stichting o.m. gezien: het geven van voorlichting, advies en bijstand, zowel aan individuele boeddhisten als aan boeddhistische organisaties; het uitgeven van geschriften over het boeddhisme; het verkrijgen van een eigen meditatiecentrum; en het bevorderen van een vormgeving aan de boeddhistische beginselen, passend bij het westerse cultuurpatroon.’
Mr. Boer vervolgde aldus: ‘Het oprichten van de Stichting Ned. Buddhistisch Centrum moet in de eerste plaats gewaardeerd worden als een poging om het boeddhisme in Nederland naar buiten toe één gezicht te geven. In wezen is de Stichting een overkoepeling van een aantal autonome groepen en kringen, die bij alle verscheidenheid gemeen hebben dat de Leer van de Boeddha hun uitgangspunt is.
Deze bescheiden vorm van een zekere centralisatie is al moeilijk genoeg gebleken. Ook in onze kringen is wel enigszins aanwezig die Nederlandse neiging om een “hoekje” voor zichzelf te hebben, een eigen leer om mee te spelen, hand in hand met een onderwaardering voor andermans leven en streven. Misschien mede daardoor lopen wij het gevaar een wat bloedarm spel te spelen, dat te weinig geïntegreerd is in het grote spel van ons moderne leven. Niettemin: willen wij recht van bestaan hebben, dan zullen wij een antwoord moeten kunnen formuleren op de eigentijdse problematiek. Zo zal verworven wijsheid, hoe verheven ook, zich moeten kunnen manifesteren in praktische arbeid. Helaas zijn wij daar op. dit ogenblik nog te weinig aan toegekomen.
Sfeertje scheppen en religie
Boer spreekt van een moeilijke kwestie. ‘Nu gaat het in feite ook om een uitermate moeilijke zaak, en ik heb de indruk dat dit wel eens uit het oog wordt verloren. Bijna even riskant als harttransplantaties zijn, is het “importeren” van eeuwenoud cultuurgoed van andere, hoogbeschaafde volken. Zo heeft b.v. een “sfeertje scheppen” nog niets met religie te maken; niettemin verwart men het er soms wel mee. “Zelfbedwelming” is per se géén bewustzijnsverruiming. Merkwaardig is ook de grote vraag in het westen naar guru’s, swami, Meesters, maharishis, yogi’s en soortgelijke uit het oosten komende geestelijke leidslieden.
Men verwacht veelal, dank zij deze bijstand, tot een spoedig en gemakkelijk “succes” te komen. Tezeer vergeten wordt dan het woord van Goethe: “Nur wer strebend sich bemat, den kinnen wir erfsen”. Dit neemt niet weg, dat de confrontatie net het oosten ongetwijfeld van groot belang is voor het westen, wellicht zelfs een noodzaak.’
Boer heeft het in Saddharma over het eigen cultuurgoed, een belangrijk item de afgelopen jaren. Boer: ‘Evenwel gelden daarbij wel enkele voorwaarden: om te beginnen moet men bijzonder kritisch zijn, en dit is alleen mogelijk als men overtuigd en doordrongen is van de waarde van het eigen cultuurgoed; en in de tweede plaats moet er het scheppend vermogen zijn om aan de wijsheid van het oosten een eigen vorm te kunnen geven.
Aan deze voorwaarden nu, voldoen wij nog te weinig. Tezeer draaien wij, letterlijk en figuurlijk, in kleine kringen rond! Wij citeren graag, wij lezen graag, wij zijn soms wat “fijnproeverig” in onze beleving. En toch staan wij voor de reële opdracht om aan dit eeuwenoude boeddhisme vorm en gestalte te geven op deze plaats en in deze tijd. Hier en nu!
Een dezer dagen verscheen bij het Amersfoortse documentatiecentrum “de Horstinck” de map: Religieuze subcultuur in Nederland. Daarin is naast zaken als Yoga, Transcendentale meditatie, Krishnamurti, Hare Krishna, Macrobiotiek, Kruidenleer, Astrologie, Jezusbeweging en Gurdyeff, (Sok een stukje opgenomen over boeddhisme, dit onder het hoofd “Oosterse invloeden”. Tot troost kan ik eraan toevoegen dat dank zij Peter van der Beek, die dit stukje geschreven had, het niet het slechtste was van de bijdragen. Integendeel! Het doet wèl de vraag rijzen: willen wij ons bezighouden met een randverschijnsel of beogen wij meer te betekenen dan dat?
Elke religie belast en beladen
Bij sommigen is er een zekere schroom zich boeddhist te noemen. Indien men hiermee tot uitdrukking wil brengen dat de waarde van iedere godsdienst slechts relatief is, dat èlke religie belast en beladen is met relikwieën die niet meer van deze tijd zijn, dan begrijp ik deze schroom om zich met enig etiket, welk ook, te tooien. Tegen hen zou ik willen zeggen: realiseert u zich dat vormen en regels hun tijd en plaats hebben en zoek de geest die achter deze vormen en regels verborgen ligt.
Ook zijn er, die elke “zendingsdrang” met kracht ontkennen, of afkeuren, en natuurlijk hebben ook zij voor een deel gelijk. Onze christelijke geschiedenis laat beschamende voorbeelden zien van bekeringen te vuur en te zwaard. Maar anderzijds: kent het boeddhisme niet het Bodhisattva-ideaal? Het streven allen tot verlichting te voeren? Daarom is voor ons belangrijk ons gaan tot de ander. Niet high-brow, als waren wij de uitverkoren dragers van een mystiek geheim. Maar in alle eenvoud, als simpele medepelgrims op het pad van wieg tot graf.’
Rariteitenkabinet oosterse mode
Boer vervolgt: ‘Inderdaad: wij hebben er geen behoefte aan om het rariteitenkabinet van de “oosterse mode” met nog een lachspiegel te verrijken. En ook met het oog hierop lijkt het verstandig om een te vluchtige publiciteit – die alleen misverstanden kan veroorzaken – te vermijden. Voor alles blijft het gewenst een nuchtere, zakelijke koers te varen en zodoende echecs te voorkomen, die maar al te vaak het gevolg zijn, helaas, van te hoog gespannen idealen.
Maar bovenal zal ons moeten bezielen een gevoel van broederschap tot elkaar. Rivaliteiten zijn – om met Salomo te spreken – “vossen die de wijngaard verderven”. Ze behoren onder ons niet voor te komen. Wie mij goed heeft begrepen, heeft tevens verstaan dat ik aan het bestaan van de Stichting grote waarde toeken. Ik kan natuurlijk niet garant ervoor staan, dat zij de volgende vijf jaar zal volmaken. Dat hangt niet alleen van het bestuur, maar vooral van u af. Van uw goodwill, uw doorzettingsvermogen, van de mate waarin u werkelijk religieus bent. Bij de eerste bestuursvergadering heb ik destijds gezegd:
“Wij zitten in eén schuit. Wij zijn uitgevaren. Ik reken erop dat wij allen aan boord blijven”. Want wat is het alternatief? Zou deze Stichting niet blijven bestaan, dan wordt de klok onherroepelijk teruggedraaid. In dat geval vallen wij terug in een zinloze versnippering, die alleen hobbyisten bevrediging kan geven. Wij zullen met elkaar nog vele openhartige gesprekken moeten hebben, grootsere plannen moeten smeden, een wijdere visie ons eigen moeten maken. Wat wij nu bereikt hebben is nog niet veel, maar het is iets: we hebben een eigen tijdschriftje, tweemaal ’s jaars houden we een bijeenkomst als deze, we hebben een paar boekjes uitgegeven, er zal in Amsterdam een studio ter beschikking komen voor meditatiegroepen, er is een plan in de maak voor een boeddhistische woongemeenschap. Er is een begin. Misschien nog maar een begin van een begin.-Ik nodig u dan ook uit om gezamenlijk met onze Stichting verder te gaan in de komende jaren. Eendrachtig. Eenvoudig. En bovenal: geïnspireerd door de Dharma!’, aldus voorzitter Leo Boer.
Er gebeurde dat weekeinde meer in Hyde Park. Ook daarvan wordt verslag gedaan in Saddharma. Eric Bruyn gaf de aanwezigen een grondige uiteenzetting van doel en Wezen ‘der meditatie.’ Hij toonde aan welke drogbeelden wij hebben van de werkelijkheid, door de werking van ons verstand en gewoontevorming. Hij verlevendigde zijn betoog met concrete voorbeelden; b.v. een bal kan eigenlijk niet vallen, en ons leven is te vergelijken met een film, waarvan alleen wèrkelijk is: het witte doek – en maakte ons deelgenoot van zijn overtuiging dat deze situatie door middel van meditatie doorbroken kan worden.
Daarna gaf mevrouw de Roos-Krouwel een pianorecital met kleine composities van Erik Satie. Zij zette zich moedig heen over de handicap van de wel wat slechte vleugel. Met veel spontaniteit gaf zij enige informatie over de persoon van Satie en toelichting bij de gespeelde stukken. Het was een fijn concert. De avond eindigde met een meditatie onder leiding van Eric Bruyn, die nog veel aanwijzingen gaf en vragen beantwoordde.
De volgende dag begon met een puja, geleid door Rev. Stuetzner – een priester van de boeddhistische orde Arya Maitreya Mandala in Duitsland, op Tibetaanse grond- slag – met assistentie van Peter van der Beek en Eric Bruyn. Na het ontbijt volgde de lezing van Rev. Stuetzner, die het hoogtepunt van het weekend werd. Op wel heel bijzonder innemende wijze beantwoordde onze gast uit Berlijn daarna nog vragen der aanwezigen. Meesterlijk was b.v. zijn uiteenzetting over het Wiel van de Dharma, waarvan de cirkelvorm de kringloop – het eindeloos voortwentelen – symboliseert en de spaken het Pad zijn, die alle toelopen op het éne middelpunt. Zo ook wat hij zei over het boeddhisme als een boom met vele vertakkingen; maar de voet van de boom en de stam zijn voor allen dezelfde: de vier edele waarheden en het achtledige pad.
’s Middags hield Leo Boer een interessante causerie over Zen. Hij legde vooral nadruk op het paradoxale karakter van Zen. B.v.: geen waarde hechtend aan teksten, maar men kan een boekenkast vullen met Zen-literatuur; anti traditioneel en gericht op spontaniteit, maar op weinig plaatsen vindt men zoveel traditie en discipline als in de Zen-kloosters. Hij meende dat Zen de mens, misschien, een kans geeft “aarde èn hemel” te transcenderen. Ter lezing beval hij aan het boek “La doctrine suprème” van H. Benoit.
Als laatste onzer gasten trad op de fotografe Else Madelon Hooykaas, door wie, onder begeleiding van fascinerende bijpassende muziek, heel mooie dia’s werden vertoond, die zij genomen had in een Zenklooster in Japan. Wat een wonderlijke, verstilde schoonheid – die Zentuinen. En hiermee was dan het officiële deel van de bijeenkomst ten einde.
Het weekend werd besloten met een slotgesprek, waarin nog nuttige suggesties voor de toekomst der Stichting werden gegeven.