Luuk: Rob, ik wil in deze tweespraak ingaan op het gedeelte van de persoonlijkheid dat jij ‘de overlever’ noemt. Jij stelt dat na de geboorte als eerste het natuurlijke kind zich ontwikkelt. Jij noemt het natuurlijke kind naar zijn meest in het oog springende eigenschap, namelijk zijn kwetsbaarheid.
Na het kwetsbare kind ontwikkelt zich het daadkrachtige kind en als het daadkrachtige kind in de knel komt moet hij gaan overleven. Zo ontstaat de overlever in de persoon. Eigenlijk komt ieder kind in meer of mindere mate in de knel, omdat het zich moet aanpassen aan zijn omgeving. De overlever richt zich naar de omgeving, zodat hij of zij daar zo min mogelijk last van denkt te hebben. De overlever zoekt naar veiligheid, erkenning, er bij horen en probeert het tegenovergestelde te voorkomen. De bekende boeddhistische begrippen begeerte en afkeer zijn hier van toepassing. Hij probeert bijvoorbeeld gezichtsverlies te voorkomen. De overlever is van mening dat hij zijn eigen natuur, gewoon aanwezig zijn, geheel of gedeeltelijk moet buiten sluiten, omdat hij denkt dat het juist die eigen natuur is die hem in moeilijkheden brengt met de omgeving. De overlever reageert, vergelijkt, zoekt fouten bij anderen, trekt zich terug, strijdt, spreekt kwaad, manipuleert.
Hetgeen de overlever als gedrag en gedachten ontwikkelt om te overleven zal ook later in de volwassenheid actief blijven, omdat de overlever in zijn of haar ontwikkelde strategieën blijft geloven. De overlever is niet gericht op aanwezig zijn, op geluk, nee hij heeft een gereedschapskist met allerlei strategieën waarmee hij het leven aankan. De overlever heeft de wereld in tweeën gedeeld. Er is een binnenkant en een buitenkant. De binnenkant, zijn eigen natuur, kan leiden tot afwijzing in de buitenwereld en daarom wijst de overlever deze eigen natuur af. Jij noemt de inhoud van de gereedschapskist zijn geloof. Als de overlever het voor het zeggen heeft in de persoonlijkheid, dan is de persoon geïdentificeerd met dit geloof. De persoon vereenzelvigt zich dan volledig met dit geloof van de overlever, hij ervaart dit als -ik -, als de waarheid, zo zit de wereld in elkaar, dit is het spel en zo zijn de regels. In het ergste geval is de persoon zich van zijn identificatie in het geheel niet bewust.
Eigenlijk kan je zeggen dat de overlever per definitie steeds op zoek is naar een tegenstander, omdat deze hem zijn bestaansreden geeft en hem groter maakt. Tegenstand geeft hem de rechtvaardiging om de ander te bestrijden en zichzelf belangrijker te maken. De twee andere -ikken-, het kwetsbare kind en de volwassene moeten hem blijven gehoorzamen, er is namelijk tegenstand, er is een overlevingsstrijd gaande. De overlever probeert met interne bangmakerij, dreigen met calamiteiten, kwaadspreken, wij tegen zij mentaliteit, doorlopende herhalen van piekergedachten, de interne touwtjes volledig in handen te houden.
Een doel in jouw therapie is om mensen zich bewust te maken van hun identificatie met hun geloof, waardoor de persoon zich minder gaat vereenzelvigen met zijn geloof. Hierdoor krijgt de persoon keuzemogelijkheden. De Volwassene kan weer de leider van het interne gezin worden. En het kwetsbare kind krijgt weer zijn eigen ruimte. De volwassene zie je als ouder van het interne gezin, bestaande uit de overlever en het natuurlijke kind.
Heb ik het zo goed samengevat?
Rob: Allereerst vind ik het nodig te stellen dat we het niet over waarheden hebben, maar over een model. Een model om de werkelijkheid trachten te begrijpen en niet meer dan dat.
Eén van de mensen die reageerde op tweespraak één stelde dat psychologie als een baby is in vergelijking met het boeddhisme.
Natuurlijk is het boeddhisme veel ouder dan de psychologie en ik heb alleen maar respect voor deze rijke traditie. Boeddha heeft echter naar mijn weten nooit de bedoeling gehad dat we na hem moesten stoppen met denken. Het lijkt mij juist de bedoeling dat iedereen voor zichzelf blijft nadenken. Dat stimuleer ik ook bij mijn cliënten en dat is mijn hoop ook voor deze tweespraak.
Luuk: Mee eens. Ik wil onze tweespraak in het geheel niet vergelijken met de wijsheid die te vinden is bij het boeddhisme. Dat zou natuurlijk een zelden vertoonde zelfoverschatting zijn. Het lijkt me wel boeiend om over een aantal onderwerpen die relevant zijn bij dzogchen en bij psychotherapie van gedachten te wisselen, met jou en vooral ook met de lezers.
Er zijn religies waarbij gesteld wordt dat hun heilige boek de volledige waarheid bevat, dat er nooit meer iets geschreven of bedacht zal worden dat hun heilige boek zal overtreffen op welk terrein van het leven en welke opvatting dan ook.
Bij dzogchen is het zeker niet de bedoeling uit te gaan van absolute waarheden. Je zou zelfs kunnen zeggen dat het tegenovergestelde het geval is. Bij dzogchen is juist het je losmaken van zogenaamde absolute waarheden in je denken belangrijk. Groei van bewustzijn kan nooit beperkt zijn tot wat je al weet.
Rob: Je hebt mijn model goed samengevat, maar ik heb nog wel kanttekeningen.
Zowel het daadkrachtige als het kwetsbare kind komen in de knel, dus niet alleen het daadkrachtige.
En in de gereedschapskist die je noemt zit ook nog een handleiding en dat is zijn geloof. Het geloof is een verzameling gedachten die een status van absolute waarheid krijgen.
Naast deze handleiding bestaat de inhoud van de kist uit drie verzamelingen tools namelijk alles wat valt onder terugtrekken uit, aanpassen aan of strijden met de omgeving, alle drie met als doel te overleven.
Het overleven is de reden van bestaan van de overlever, maar dat was het in oorsprong niet. Het daadkrachtige kind had vooral de functie van hoe kan ik me profileren, hoe kom ik tot mijn recht in wie we met elkaar (het daadkrachtige en kwetsbare samen) zijn.
Het daadkrachtige deel wordt steeds meer een overlever naarmate het daadkrachtige deel moet doen wat eigenlijk de opvoeders zouden moeten doen, bijvoorbeeld veiligheid bieden, mee laten doen, erkenning geven. Naarmate er niet in de basisbehoeften van een zich ontwikkelend kind wordt voorzien, zal het daadkrachtige kind zijn kracht aanwenden om de kwetsbaarheid te beschermen. Deze energie kan dan niet meer ingezet worden om zijn eigen natuur te profileren.
Tevens gaat de overlever zijn energie stoppen in missies om erkenning te krijgen van de buitenwereld bijvoorbeeld om liefde-waardig te worden in plaats van gewoon bezig te zijn met eigen leven, waarbij de mening van de ander secundair is.
Luuk: De persoon gaat dus steeds meer reageren op de omgeving en steeds minder vanuit zijn eigen natuur leven. Eén van de reacties op tweespraak één was: “Van Boven ondersteunt mensen in het worden wie ze zijn. Kan iemand mij dit uitleggen?”
Ik vind dat je deze vraag hierboven beantwoord hebt.
Klopt het dat de overlever zichzelf niet bewust is van zijn manier van naar de wereld kijken en dat zijn beslissingen over hoe de wereld in elkaar zit het resultaat zijn van ervaringen toen hij nog niet volwassen kon denken.
Rob: Ik neem aan dat de overlever een fundamentalist is en zijn geloof gesloten is. De overlever heeft voor alles behoefte aan zekerheid, omdat dat voor hem veiligheid garandeert. Twijfelen aan wat je gelooft zou hem houvast doen verliezen. De overlever heeft dus een geloof dat voor hem absoluut waar is en waar hij zich niet van bewust is. De overlever is volledig geïdentificeerd met zijn geloof en als het geloof van de overlever in het interne gezin ( kwetsbaar kind, daadkrachtig kind, volwassene) regeert, zorgt dit voor een verstoord zelfbeeld. Levend naar dit verstoorde zelfbeeld kan je niet volledig neerzetten wie je eigenlijk bent. Mooi zou zijn je helemaal niet bezig te houden met welk zelfbeeld dan ook, maar meer te volgen wat je waarneemt en ervaart in jezelf.
Op de vraag wie –ik- nu eigenlijk ben wil ik stellen: ik ben in het moment dat wat ik waarneem en tegelijkertijd ben ik de waarnemer. Des te minder ik gehoorzaam aan geloof des te meer ik kan zijn wie ik ben. Wat ik waarneem is wat mijn zintuigen me vertellen, wat ik aan lichamelijke sensaties waarneem, mijn emoties en mijn gedachten. De inhoud van mijn gedachten en dus ook wat ik geloof gaan slechts over mogelijkheden.
Luuk: Bij dzogchen is het uiteindelijke doel het herkennen van het non-duale bewustzijn, een bewust zijn dat voorbij gaat aan het gevoel een afgescheiden zelf (ego, ik) te zijn. Volgens dzogchen is ons bewustzijn voor onszelf zo moeilijk te herkennen doordat we doorlopend bezig gehouden worden door onze dwangmatige gedachten. Dat afdwalen van de geest, het dwangmatige denken, wordt toch voor een belangrijk deel veroorzaakt door de overlever. De overlever is bij uitstek een dualist, hij kan alleen bestaan als er een tegenstander is. Hij zal zelfs een tegenstander bedenken als er zich niemand aandient. Daarvoor gebruikt hij bijvoorbeeld projecties. Hij moet en zal een tegenstander hebben, bij voorkeur buiten zichzelf, maar desnoods alleen maar intern. De eigen natuur, in jouw model het kwetsbare kind, kan ook zo’n tegenstander zijn.
Rob: Het hoeft niet altijd een tegenstander te zijn, waar je een afkeer van hebt. De overlever kan het kwetsbare kind ook uit bescherming in meer of mindere mate weg willen houden voor de wereld. In plaats van een non-duaal bewustzijn verwoord ik het meer als een bewustzijn waarmee ik me als individu verbonden/ opgenomen weet in het geheel.
Luuk: Spiritualiteit wordt vaak gezien als bewustzijnsgroei. Je leert je eigen gedachten gewaar zijn. Als je getuige bent van je gedachten, heb je al vrijheid gewonnen ten aanzien van die gedachten. Je leert je eigen -ik- gewaar worden. Doordat je je eigen ik gewaar wordt, leer je zien dat je deze eigen ik niet bent, omdat je deze –ik- gewaar bent. Je kunt niet die gene zijn die je gewaar bent.
Mensen die het besluit nemen dat dit gewaarzijn je werkelijke -ik- is, zijn begonnen aan een spirituele reis. Je zou kunnen zeggen dat religie en spiritualiteit daarbij niet naast, maar tegenover elkaar staan. Bij religie is er sprake van een identificatie met een geloofssysteem en bij spiritualiteit is er sprake van een groei van bewustzijn, waardoor je ziet dat je je geloofssysteem gewaar kunt zijn en er niet aan gebonden bent.
Rob: Mijn stelling is dus dat ik zowel de waarnemer als het waargenomene ben. Alles wat er is bestaat bij de gratie van dualiteit. Is er geen dualiteit dan is er niets. Verder sluit ik me bij jouw standpunt van religie en spiritualiteit.
Kay zegt
Deze reactie is verwijderd, gaat niet in op de inhoud van het artikel.
Piet Nusteleijn zegt
“Als je getuige bent van je gedachten”.
In deze zin wordt “de getuige” genoemd, opgevoerd.
Uitgaande dat “de waarnemer en het waargenomene feitelijk één zijn: de ziener en het geziene één zijn. Kan je dus spreken over de getuige van het waargenomene. In het waargenomene komt die hele santekraam langs: de persoon, de overlever, het kind, een iemand die beslissingen neemt, een denker, een ziener. Noem maar een rijtje op.
Is er onderscheid te maken tussen de getuige en de waarnemer? Hoe weet je wanneer je getuige bent en wanneer je geïdentificeerd bent met de waarnemer? Anders gevraagd: Is er verschil tussen getuige zijn en waarnemen?
Piet Nusteleijn zegt
“De denker” is ook een gedachte. Weliswaar een kerngedachte maar wel een gedachte. Er bestaat slechts denken.
Zo kom ik op de gedachte dat er een wereld is van “denken en niet denken”. Is “de getuige” ook slechts een gedachte?