Het volgen van je neus lijkt voor Kamo no Chomei een voorwaarde voor vreugde, rust en vrede. Maar er is meer:
Mensen verkiezen als vriend de rijken en ook diegenen die iets voor hen kunnen doen. Zij houden niet per se van hen die goedhartig of recht door zee zijn. Je kunt beter muziek of de natuur als vriend hebben. Bedienden voor wie beloning en straf zo belangrijk zijn, geven de voorkeur aan hen die goedgeefs zijn. Ze hebben beslist geen behoefte aan iemand die hen koestert en zich om hen bekommert, of aan rust en stilte. Je kunt beter je eigen knecht zijn.
Dat muziek en natuur zijn vrienden zijn was al duidelijk. Kamo no Chomei woont te midden van de natuur en bezit meerdere muziekinstrumenten waarop hij verdienstelijk speelt. Maar hij verzet ook veel werk. Als er gelopen moet worden, loopt hij zelf. Zijn handen zijn zijn knecht en zijn benen zijn wagen. ‘Ze voldoen aan mijn wensen. Omdat ik weet wanneer het mij te zwaar valt, laat ik ze rusten als het me te veel is en gebruik ze als ik me goed voel. En zelfs dan laat ik het nooit te ver gaan. Maar ook wanneer ik me tegen mijn zin moet inspannen wind ik me daar niet over op. Is het immers niet zo dat veel lopen en veel werken goed is voor de gezondheid?’ Vervolgens beschrijft hij zijn volle tevredenheid met het eenvoudige en weinige voedsel dat hij nuttigt en de eenvoudige kleding en dekens die hij zelf maakt. Hij lijkt een vervuld mens die volledig genoeg heeft aan zichzelf, geen begeerte meer kent en geluk niet buiten zich zoekt.
Dan komt de een na laatste alinea:
De maan van mijn leven gaat onder en de jaren die mij nog resten naderen de rand van de bergen [zoals de maan ondergaat achter de rand van de bergen, zo loopt het leven van Kamo no Chomei ten einde]. Spoedig zal ik de duistere paden van het hiernamaals tegemoet gaan. Welke daden zal ik dan betreuren? De essentie van wat de Boeddha ons leert, is dat men zich nergens aan moet hechten. Dat ik nu zo van mijn hutje houd, beschouw ik als een tekortkoming en ook het feit dat ik zo op stilte gesteld ben, zal wel een hindernis vormen. Waarom zou ik kostbare tijd verspillen met vertellen over zinloze pleziertjes?
Een lichte droefgeestigheid en melancholie zou de lezer hier kunnen overvallen, zoals die mogelijk ook Kamo no Chomei zelf overviel. Wat hij schrijft is, zo lees ik het, geen valse bescheidenheid. Dit, zijn hechten aan bijna niets, is eerder een (lichte?) vorm van wroeging – maar ja, begeerte is begeerte, naar wat dan ook.
En het is zelfkennis, getuige de laatste regels van het geschrift:
Heel vroeg in de ochtend als het nog stil is, denk ik na over mijn beweegredenen en komt deze vraag in mij op: ‘Je bent de wereld ontvlucht en dwaalt rond in bergen en bossen en dat alles om je hart te oefenen en de Weg te volgen? Goed, je ziet eruit als een heilige, maar je hart is vol onzuiverheden. Wat je woning betreft boots je de vrome leek Jomyo [die volgens de overlevering ook in een klein hutje woonde, RH] al slecht na, maar in je vasthouden aan de Leer kun je niet eens Shurihandoku [de domste leerling van de Boeddha, RH] evenaren. Misschien word je gekweld door armoede of voor de gek gehouden door je dwaze hart?’ Dan heeft mijn hart in het geheel geen antwoord. Ik gebruik mijn tong nog slechts om twee, drie keer Amida Boeddha aan te roepen en dat is alles.
Amida Boeddha is de heerser over het Westelijk Paradijs. Door hem aan te roepen hopen beoefenaars hierin herboren te worden. Dit Westelijk Paradijs moet echter niet gezien worden als een bestaand domein, maar als een verlichte bewustzijnstoestand. Amida Boeddha zit bovendien op een lotus, die de zuivering van begeerte en ook altruïsme symboliseert. Kamo no Chomei leeft eenvoudig, volgt zijn eigen neus en is zijn eigen knecht. Dat zijn op zich al mooie levenslessen. Maar wanneer puntje bij paaltje komt en zijn levenseinde nadert, heeft hij nog altijd geen antwoord op die prangende vraag: heeft het zin gehad? En dan komt de in mijn ogen mooiste les. Zijn antwoord is dat hij geen antwoord heeft. Maar dit is niet het laatste woord. Hij heeft nog enkele woorden over waarmee hij te kennen geeft dat hij het niet weet. En zo laat hij de ruimte aan Amida Boeddha – die verlichte bewustzijnstoestand – om hem te vullen. En dat is pas echt het laatste woord.
Sjoerd Windemuller zegt
Beste Ronald,
Een vraag, waar is het boekje verkrijgbaar? Ik heb erg genoten van jouw bijdragen over dit boek(je) en zou het graag op mijn gemak willen lezen.
Vriendelijke groet, Sjoerd
Ronald Hermsen zegt
Beste Sjoerd,
Leuk om te lezen dat je enthousiast bent geworden.
– 1 versie staat in het boekje ‘Mijn huis is de wereld’, Burton Watson, uitg., Altamira. Dat kun je alleen nog 2ehands krijgen, bijv. op Bol.com
– Het boekje dat ik citeer ‘Hojoki – aantekeningen uit mijn kluizenaarshut’ verschenen bij The Pauper Press, Museumdrukkerij Die Haghe, Leiden/Voorburg 1998 zul je ook ergens 2ehands op de kop moeten tikken.
– Engelstalige versies zijn volop voorhanden, zie Bol, Boekwinkeltjes.nl, Amazon, enz. Zelf heb ik ‘Kenko and Chomei – Essays in Idleness and Hojoki’ in de Penguin Classics-reeks. Nog altijd nieuw te verkrijgen.
Veel plezier met het boekje,
Ronald
Sjoerd Windemuller zegt
Bedankt voor jouw informatie, ik ga er achteraan.
Hartelijke groet, Sjoerd