Jack Kerouac en Gary Snyder zijn twee iconen van de Amerikaanse literatuur. Kerouacs boek The Dharma Bums (1958) verhaalt in geromantiseerde vorm over hun ontmoeting in het San Francisco van de jaren vijftig en de ontwikkeling van hun belangstelling voor het boeddhisme.
Ray Smith lift van zijn woonplaats in North Carolina naar Californië, nou ja, hij lift als het nodig is, maar reist het liefst stiekem lange afstanden mee op goederentreinen. Dit is in de Verenigde Staten een reis van Oost naar West die symbool staat voor de ontmoeting van verschillend geaarde culturen.
Ray is een beginnende schrijver en komt in het midden van de jaren vijftig van de vorige eeuw terecht in het toen al excentrieke milieu rond de universiteitscampus van Berkeley, bij San Francisco. Daar raakt hij bevriend met Japhy Ryder, een jonge dichter met een grote affiniteit voor zen en boeddhisme. Japhy leeft van zo weinig mogelijk in een hut achter in iemands tuin en biedt Ray daar onderdak. Zo begint het verhaal van de roman The Dharma Bums door de Amerikaanse auteur Jack Kerouac (1922-1969).
Berggeit
Ray Smith is Kerouac en Japhy Ryder is de nu 84-jarige zendichter en vertaler Gary Snyder. Ray wordt door Japhy helemaal meegenomen in een wereld waarin boeddhisme en orgieën moeiteloos samengaan. Langzaam wordt Ray geïnitieerd in een ongebonden boeddhistische levensstijl, alsof hij de leerling is en Japhy de zenmeester.
Ray leert mediteren en hij leert over de sutra’s. Japhy en hij noemen zich de ‘Dharma Bums’ (dharmazwervers), zelfbenoemde bhikkhu’s die de poëzie van de negende-eeuwse Chinese zendichter Hanshan herbeleven tijdens tochten door de bergen in het noorden van Californië. Onderweg maakt Ray zijn eerste spontane verlichtingservaring mee wanneer hij bij een afdaling alles laat varen en als een berggeit lichtvoetig van rots naar rots springt, in het voetspoor van Japhy.
Moederschoot
Het hele boek is doorspekt van dharmataal. Veel wordt expliciet en impliciet in de context geplaatst van beelden uit de Mahayana-sutra’s, alleen een straat passeren kan al staan voor de oversteek maken naar ‘gene zijde’. Er wordt uiteraard ook veel de draak gestoken met valse heiligheid, op een manier die enigszins doet denken aan de zentrilogie van Jan Willem van de Wetering.
Wanneer bijvoorbeeld een plaatselijke schone zich tijdens de wilde uitspattingen beschikbaar stelt voor ‘yabyum’ (naar de tantristische seks in het Tibetaanse boeddhisme), dan wordt ze vanaf dat moment steevast ‘Bodhisattva’ of de ‘moederschoot van de Boeddha’ genoemd. Ook al gaan onze wenkbrauwen er allemaal misschien nauwelijks nog van omhoog, in termen van het tijdbeeld worden er heel wat normen van de gezapige Amerikaanse bourgeoisie doorbroken.
Ontroering
Ik had het boek vandaag uit en heb me tijdens het lezen zo min mogelijk bekommerd om de literair-historische achtergronden. Kerouac geldt als een icoon van de ‘Beat generation’, waarover je op de website van het Amerikaanse boeddhistentijdschrift Tricycle van alles kunt vinden. Maar ik heb het boek proberen te lezen als boek, met ontroering voor de groei van de vriendschap en de broze, schoksgewijze evolutie van inzicht en met waardering voor de meeslepende verteltrant. Het onderzoeken van literaire kritieken heb ik achterwege gelaten.
Het boek is in mijn ogen niet een boeddhistische roman maar een ontwikkelingsroman waar veel boeddhisme in voorkomt. Bij vlagen betrekt Kerouac ook nadrukkelijk de God en de religiositeit van zijn rooms-katholieke afkomst bij het verhaal. Dit is vergelijkbaar met een andere publicatie van hem, The Scripture of the Golden Eternity, die ik afgelopen september besprak in mijn artikel ‘De Sutra van de Gouden Eeuwigheid’.
Bidden en mediteren zijn min of meer uitwisselbaar in The Dharma Bums. Door de context van het verhaal geeft het boek zicht op een manier van toepassen van boeddhisme in je leven en word je al lezende ook heel wat wijzer over (mogelijke) interpretaties van sutra’s. Onwillekeurig bekruipt de gedachte je: “Wat zitten wij in Nederland vergelijkenderwijs dan toch vaak elkaar vliegen af te vangen over dogma’s.” Maar dat is mijn indruk. Ik raad het boek anderen graag ter lezing aan opdat zij zelf een oordeel kunnen vormen over de inhoud en de betekenis ervan voor ons nu.
Namu Amida Butsu.
– Zie ook: ‘De Sutra van de Gouden Eeuwigheid’ – klik hier
Bernard Faber zegt
Dharma Bums was mijn lijfboek in de jaren zestig. Het ging mee in de rugzak op lifttochten door Europa. Het boekje, met de prachtige originele cover waarop een reusachtige goudgele Boeddha uitrijst boven een nachtelijke skyline met high rises, staat nog steeds in de boekenkast. Als een echte Dharma Bum heeft het op wonderbaarlijke wijze al mijn omzwervingen (en opruimacties) overleefd. Het boekje geeft vooral een inkijk in het nogal ‘vrije’ leven van de beatpoets en schrijvers en hun intellectuele en spirituele zoektocht. O.a. Gary Snyder, Allen Ginsberg, Gregory Corso en Neal Cassady en hun vrienden en vriendinnen komen erin voor. Van dat bidden en mediteren kan ik me niets herinneren…
Kees Moerbeek zegt
‘Wat zitten wij in Nederland vergelijkenderwijs dan toch vaak elkaar vliegen af te vangen over dogma’s.’ Hoezo? Niemand hoeft vliegen af te vangen of anderen de vinger te wijzen. En anders: https://www.youtube.com/watch?v=DPzZCWUT8j8
Rejouissez-vous, dansez avec le temps et chantez (geniet ervan, dans met de tijd en zing):
https://www.youtube.com/watch?v=0GhssTlSgXA
Avec les mains ouvertes et vides