Hoewel we als mensen tot een intelligente soort behoren, hebben we een verbazingwekkend vermogen om de consequenties van ons handelen te negeren, met veel ellende als gevolg. In de loop van de eeuwen hebben leraren dramatische middelen aangegrepen om mensen tot meer behoedzaamheid aan te sporen.
In het boeddhisme reikt het spectrum van de dreiging van gruwelijke hellen tot de belofte van zinnelijke geneugten in hemelse oorden. Er werden rekenmodellen opgesteld om voor een hele reeks zonden de bijpassende vorm van wedergeboorte te bepalen. Deze leerstellingen zijn waarschijnlijk het gevolg van pogingen om degenen die weinig zin hadden in de beoefening van de Dharma aan te sporen zich minder destructief te gedragen. En dan zijn er nog diegenen die beweren dat hun handelingen niet zijn onderworpen aan de wet van oorzaak en gevolg [ook de wet van karma, of eenvoudig ‘karma’ genoemd], omdat ze de staat van verlichting hebben bereikt en aangezien er geen zelf is, zijn ze vrij te handelen naar eigen goeddunken. Zulke mensen hebben zichzelf en de mensen in hun omgeving veel kwaad berokkend, en ook het boeddhisme als zodanig. Een juist begrip van de wet van oorzaak en gevolg is van wezenlijk belang.
De Boeddha maakte gebruik van het heersende wereldbeeld van zijn tijd, aangezien hij er veel meer belang aan hechtte om mensen de weg naar het einde van het lijden te wijzen dan om een bepaalde kosmologie te verkondigen. Onze opvattingen over het ontstaan van de wereld of over ons toekomstige lot zijn ondergeschikt aan de belangrijkste leer van oorzaak en gevolg, die luidt dat onze handelingen onze geest conditioneren en onze geest vervolgens de wereld die we ervaren conditioneert. Als we dit inzien, begrijpen we de noodzaak om de projecties van de geest te laten varen en stil te zitten in acceptatie. Als we dit doen, is de wereld diepgaand veranderd.
Simpel gezegd: goede handelingen hebben goede gevolgen en slechte handelingen hebben slechte gevolgen. Onze handelingen hebben hun gevolgen, ongeacht hoe we over het onderwerp denken. We dragen de gevolgen van onze handelingen. Op welke wijze beïnvloeden onze fouten uit het verleden onze training in het heden? Zijn we niet in staat om de waarheid te realiseren, totdat alle vroegere fouten zijn gezuiverd? Als dat zo is, tot hoe ver moeten we dan teruggaan? Als we ons huidige leven in het licht van vroegere levens beschouwen, dan moeten we vermoedelijk teruggaan tot aan het begin van menselijk bewustzijn, of nog verder, om elke fout uit te wissen.
Zullen we dan zuiver genoeg zijn voor verlichting? Deze opvatting heb ik de beerput-theorie van beoefening genoemd – pas als alle vuiligheid verwijderd is, zullen we in staat zijn om de waarheid te kennen. Dit is een onnodige belasting. Wat gevraagd wordt, is de bereidheid om zorg te dragen voor alles wat uit het verleden naar voren komt, maar we hoeven niet op jacht te gaan naar karma. Als eigenbelang wegvalt, is het universum volmaakt in zijn volledigheid. De respons die wordt opgeroepen door de omstandigheden van het moment, is deel van de perfectie. Die respons is het werk van dat moment doen, zonder de vraag naar gezuiverd worden of niet.
Misvattingen kunnen gecreëerd worden door onze handelingen, maar verlichting kan dat niet. Onze handelingen kunnen ons in een richting voeren die verlichting verheldert of verduistert, maar verlichting zelf is nooit afwezig – het is rechtstreekse, onmiddellijke aanwezigheid. Dat kan ongrijpbaar lijken omdat we het moeilijk vinden om alleen maar aanwezig te zijn, omdat aanwezig zijn vereist dat we alles laten gaan, ook het verleden. Als we herinnering en verleden loslaten, verandert onze relatie tot weten. Weten of herinneren functioneren nog steeds, maar staan niet langer in dienst van het ego, en zijn ook niet langer een vehikel voor zelftwijfel. Als we de rechtstreekse aanwezigheid van het leven kennen, is het grote doel – het bevrijden van alle levende wezens voordat we onszelf bevrijden – helder. Als er zaken uit het verleden zijn die gezuiverd moeten worden, vormen ze een deel van één grote bedoeling en zijn ze niet langer persoonlijk. Als we gewoon de volgende stap zetten, zijn we er ons niet van bewust dat we alle levende wezens bevrijden voordat we onszelf bevrijden. We gaan gewoon door en daarmee vallen hele ladingen verwarring, zelftwijfel en de behoefte aan onwerkelijke ideeën over onszelf weg.
Onze toekomst wordt niet noodzakelijkerwijs bepaald door ons verleden. We hebben de vrijheid om te veranderen, omdat ons wezen rust in een eeuwigdurend moment van vrijheid, waarin lichaam en geest wegvallen en wij – en heel de wereld met ons – gelijktijdig nieuw en onbezoedeld zijn. En hoewel er ook nog de gevolgen van vroegere handelingen zijn, zijn ook deze onbezoedeld. Dit begrijpen we alleen als we onszelf volkomen overgeven aan de geest van diep vertrouwen in zazen. De vrijheid om te trainen hangt niet af van een bepaald soort verleden. In ieder moment zijn we het product van ons verleden en gaat dat product een staat van volledige vrijheid in. Het is mogelijk om te leven, om voor handelen te kiezen en verder te gaan, omdat de huidige vorm, gemaakt door ons verleden, leeg is. Het is veranderlijk en ligt niet vast. Hoewel het verleden het heden voortbrengt, staat elk moment van het heden op zichzelf, volkomen en onveranderlijk in zijn vrijheid. We kunnen oorzaak en gevolg niet begrijpen als we geen weet hebben van het onveranderlijke binnen het veranderlijke en omgekeerd. Ik ben in zoverre beperkt door mijn verleden dat ik geen vleugels kan laten groeien en kan vliegen, maar in de onmiddellijkheid van het huidige moment zijn er geen obstakels en ben ik bevrijd door niet langer ‘mij’ te zijn. De aanwezige werkelijkheid van het leven staat op zichzelf en kan niet in dienst worden gesteld van een zelf. Met andere woorden: onze geschiedenis definieert geen zelf, het definieert de handelingen die dit moment nodig zijn.
Wat we ook gedaan hebben, hebben we gedaan, en de gevolgen van die handelingen zullen hun uitwerking hebben, maar in het rechtstreeks aanwezige nu zijn het gewoon gevolgen, de omstandigheden die we aanvaarden. Die omstandigheden zijn deels het gevolg van ons handelen en deels het gevolg van het handelen van anderen, van hoe de wereld in elkaar steekt, van de natuurwetten enzovoorts. Het is soms weinig behulpzaam om de eigen situatie te duiden als een persoonlijke karmische erfenis. Dat kan ertoe bijdragen dat ons gevoel van een lijdend zelf wordt bekrachtigd, in plaats van dat we de illusies van het zelf doorzien. Het kan bijvoorbeeld soms relevant zijn om de eigen gezondheid te zien als een gevolg van vroegere handelingen, zoals bij een roker, maar dat is niet het geval bij multiple sclerose, waarbij naar mijn weten geen verband bestaat tussen gedrag uit het verleden en het ontstaan van de ziekte. Bij de roker is het behulpzaam om het verband te zien als dat bijdraagt tot stoppen met roken, maar het geeft geen pas om aan te nemen dat alle ziekten in morele zin karmisch zijn.
Op het moment van sterven wijst boeddhisme naar de ware aard, ongeacht of iemand overlijdt als gevolg van longkanker door roken of door een ziekte waarbij het verband met handelingen uit het verleden minder duidelijk is. Met andere woorden, er wordt niet gemoraliseerd. In het mahayanaboeddhisme is er een leer die stelt dat een leven vol kwaadaardigheid zelfs na het moment van overlijden een ommekeer kan maken. Dit is verwarrend als we een te persoonlijk beeld van karma hebben en we geheugen en geschiedenis zien als ‘van mij’.
En dan komt de vraag op: ‘Is een verlichte persoon gebonden door de wet van oorzaak en gevolg of niet?’. ‘Nee’ antwoorden is ontkennen dat handelingen gevolgen hebben, ‘ja’ antwoorden is ontkennen dat alles van het begin af aan onbezoedeld is en zou daarmee verlichting onmogelijk maken. In de praktijk werpt elk aspect van deze vraag licht op elk ander aspect – het gaat niet om een eenduidig ja of nee. Dit wordt geïllustreerd door het klassieke antwoord: ‘de verlichte persoon veronachtzaamt oorzaak en gevolg niet’.
Als we acceptatie realiseren en bereid zijn om middenin de omstandigheden te zitten, is het van minder belang hoe we daar zijn gekomen dan dat we er in het heden mee omgaan. Onze handelingen uit het verleden vormen slechts een van de vele oorzaken in een heel web dat huidige omstandigheden voortbrengt. Meestal weten we niet welke omstandigheden het gevolg van onze handelingen zijn en welke voortkomen uit andere oorzaken. Als we ervan uitgaan dat alle omstandigheden van ons individuele leven het resultaat zijn van onze vroegere handelingen (alles wat me overkomt is het gevolg van mijn vroegere karma), dan negeren we alle andere oorzaken die een rol spelen.
De sleutel tot training en verlichting is altijd acceptatie en dat hangt niet af van het bepalen van een oorzaak van onze huidige staat van zijn. Het heeft grote voordelen om te onderzoeken waarom iets zo is. En die voordelen helpen ons misschien niet om onze situatie te accepteren. Als je ziek bent als gevolg van het inademen van asbestdeeltjes, is het van groot belang die causale samenhang te kennen om te voorkomen dat anderen datzelfde lot ondergaan. Maar dat verandert niets aan het feit dat je stervende bent. Als je eenmaal accepteert dat je stervende bent, is de oorzaak niet meer zo relevant. Ik betwijfel of de wetenschap dat het aan asbest ligt of aan een genetisch defect, een verkeerde jeugd of een zogenaamde karmische ziekte veroorzaakt door handelingen uit een vroeger leven, ons helpt om op vredige wijze te sterven. Als we in acceptatie zitten en daarmee in het huidige moment blijven, zijn tal van zaken niet langer van belang.
Handelingen hebben hun gevolgen en die gevolgen kun je niet ontlopen, maar wie is het die de gevolgen ervaart? Ik heb een zelf in de zin dat ik een identiteit heb, een historie, een geheugen en een gevoel in mezelf van continuïteit (al dan niet illusoir). Ik ben bang voor dit zelf, waarschijnlijk meer dan voor wat dan ook; het is persoonlijk. En tegelijkertijd weet ik dat er zoveel meer is dan dit. De realiteit van mijn bestaan gaat voorbij de beperkingen van mijn angst, ook al zal ik sterven. Toen hem werd gevraagd wie de gevolgen van karma ervaart, antwoordde de Boeddha dat het voelen de maaier van karma is. Er is werkelijk geen afzonderlijk zelf met zijn eigen afzonderlijk karma. De gevolgen van handelingen gaan ongetwijfeld verder dan onze individuele levens en beïnvloeden de toekomst op een wijze die we niet kunnen voorzien, maar karma is niet persoonlijk. Het is niet ‘mijn’ karma, maar gewoon de omstandigheden die er nu zijn. Of we het zien in termen van vroegere levens of alleen maar dit leven, is ondergeschikt aan het vinden van waarachtige acceptatie.
Doorslaggevend is niet een of andere verklaring voor ons lijden, maar de acceptatie van de concrete werkelijkheid van het heden zoals het is. Een verklaring kan acceptatie misschien makkelijker maken, maar ik betwijfel of dat werkelijk zo is. Geen enkele verklaring brengt ons bij het einde van het lijden – dat komt als we beseffen dat alle dingen leeg zijn en, in hun leegte, vol leven en vrij van eigenbelang.
Peter C. Hendriks zegt
Ook dit verhaal geeft wederom weer aan:
Dat ik denk wat ik denk
In het verleden en heden heb gehandeld en handel zoals ik handel.
Niet in het verleden maar heden leef.
Een volgeling van Siddhartha Gautama probeer te zijn.
Me altijd al een Boeddhist voel (zonder dat jullie dat wellicht niet zo zouden zien.
Bij een bezoek aan een (shan?) klooster in de bergen van Thailand me onmiddellijk als thuis heb gevoeld.
Me in een openbaring beloofd is dat ik terug mag naar het klooster (zal na mijn overlijden zijn.
Ik groet u allen,
Peter C. Hendriks