Mes Aynak in Afghanistan, de archeologische site waar ooit een gigantische boeddhistische stad gevestigd was, lijkt gered te zijn. Mes Aynak is echter, zoals zoveel centra uit de Grieks-boeddhistische traditie in Azië, véél meer dan zomaar een archeologische vondst. De stad vertelt dat we verbonden zijn. Dat grenzen, culturele identiteit en nationalisme verzinsels zijn om ons te verdelen. Als we graven in de geschiedenis zien we een vruchtbare chaos, dwaze toevalligheden waarin we elkaar ontmoeten en bevruchten. De dingen gebeuren nu eenmaal zoals ze gebeuren. Ze bewijzen keer op keer dat het eigen volk, de eigen tradities, de eigen religie, de eigen voedingsgewoonten gewoon niet bestaan.
Het cultureel-archeologisch erfgoed van Mes Aynak in Afghanistan, dat uitpuilt van boeddhistische bouwwerken, fresco’s en beeldhouwwerken, zou dan toch niet vernietigd worden. Althans dat schrijft de Belgische krant De Standaard, die verwijst naar een overeenkomst tussen het Taliban-regime en een Chinees overheidsconsortium, dat daar een van de grootse koperreserves ter wereld wil ontginnen. Aanvankelijk was het plan om de waardevolle ertsen die in de bodem zitten, middels een open mijn naar de oppervlakte te brengen. Dat zou betekenen dat de hele site, die van onschatbare historische en culturele waarde is, zou verdwijnen. Tegen die plannen is wereldwijd protest gerezen en de documentaire Saving Mes Aynak uit 2013 zorgde mee voor de bewustmaking over het nakende drama. In een nieuwe overeenkomst zou het Chinese staatsbedrijf dat de kopermijn gaat uitbaten, beloofd hebben om de site intact te houden. De ontginning zou niet langer middels een open mijn gebeuren, maar gebruik maken van ondergrondse mijnbouw. Op 24 juli 2024 werden de werkzaamheden aangevat.
Boeddhistische stad
Mes Aynak, wat letterlijk ‘kleine kopermijn’ betekent en al sinds 3000 voor onze jaartelling als dusdanig gebruikt werd, werd in 1963 per toeval ontdekt door een Franse geoloog, die onderzoek verrichtte naar de bodemgesteldheid van het gebied dat rijk is aan allerlei ertsen, waaronder koper, maar ook lithium en aardolie. De man stootte echter op veel meer dan ertsen en ontdekte een gigantische, meer dan 2000 jaar oude boeddhistische stad die begraven lag onder het gesteente. De site is zo’n zes vierkante kilometer groot en herbergt versterkte kloosters, tempels, stupa’s, meer dan 1000 beelden en fresco’s met scenes uit het leven van de Boeddha en zelfs manuscripten geschreven op berkenbast.
De eerste voorbereidende opgravingen vonden begin jaren ’70 plaats, maar werden stopgezet bij de Sovjetinvasie in 1979. Toen al probeerden de sovjets het koper in het gebied te ontginnen. Eén van de tunnels die zij groeven, zou later gebruikt worden als schuilplaats voor Al Qaida. De kapers die verantwoordelijk waren voor de aanslag van 9/11 in New York verbleven hier alvorens naar de VS af te reizen. Het gebied, zo’n 40 km zuidoostelijk van de hoofdstad Kaboel vervelde tot een levensgevaarlijk gebied. In diezelfde periode werd de archeologische site ook geplunderd door kunstdieven, op zoek naar waardevol archeologisch materiaal. Pas in 2004 gingen er opnieuw Franse archeologen aan de slag, maar makkelijk was hun werk niet. Ze werden niet enkel geconfronteerd met gewapende plunderaars, maar later ook met Taliban-milities.
Archeologische reddingsoperatie
In 2008 sloot het Afghaanse Taliban-regime een contract af met een Chinese staatsconsortium om gedurende 30 jaar de ondergrond van Mes Aynak te ontginnen. Voor het straatarme Afghanistan was die overeenkomst een jackpot, want er ligt voor maar liefst 100 miljard dollar aan koper begraven, waarvan zo’n 40 miljard zou terugvloeien naar de Afghaanse economie. Sindsdien werd er een spectaculaire archeologische reddingsoperatie op het getouw gezet om zoveel mogelijk artefacten van de ondergang te redden en het terrein digitaal in kaart te brengen. Dat er veel verloren zou gaan, stond vast. De gebouwen en stupa’s verplaatsen, was nagenoeg onbegonnen werk, net zoals de verwijdering van fresco’s en zelfs het verplaatsen van beelden. Heel wat beeldhouwwerk is immers vervaardigd uit een fragiel soort moddersteen dat bij transport dreigt te verpulveren.
Mes Aynak is gedurende zo’n 1000 jaar een belangrijk boeddhistisch centrum geweest – van de eerste eeuw voor onze jaartelling tot de tiende eeuw. De stad lag langs de zijderoute, die vanuit Europa naar China leidde en naast de handelsroute die het was, ook zorgde voor intellectuele en culturele uitwisselingen. Griekse, Perzische, Indische, Tibetaanse en Chinese invloeden smolten er samen. Boeddhistische pelgrims op weg naar de heiligdommen van Sarnath en Bod Gaya of naar de universiteit van Nalanda, hielden allicht halt in Mes Aynak. Precies omwille van de rijkdom aan koper moet de stad niet enkel welstellend, maar ook machtig geweest zijn. De stad was ongetwijfeld bijzonder kosmopolitisch, want naast de talrijke boeddhistische gebouwencomplex en afbeeldingen, werd er ook een Zoroastrische tempel aangetroffen, zoals ook het geval was in andere steden in de regio, waar Perzische invloeden samensmolten met Griekse, Romeinse, Indische en Chinese culturele elementen.
Alexander de Grote
Mes Aynak maakte ruwweg deel uit van de Greco-boeddhistische koninkrijken die ontstonden na de veroveringstochten van Alexander de Grote in de vierde eeuw voor onze jaartelling. Alexander was niet de eerste Griek die in die gebieden arriveerde, want hij werd er geconfronteerd met ouderen Griekse nederzettingen die hij nieuw leven inblies en die steden zijn naam gaf, zoals Alexandria Ariana in het westen van Afghanistan of Alexandria Eschate in Tajikistan. Na de dood van Alexander in 323 bleven heel wat Griekse nederzettingen bestaan. De zogenaamde Bactrische Griekse koningen regeerden eeuwen lang over een gigantische gebied in Noord Afghanistan en het Hindu Kush gebergte. Griekse koningen zoals Diomedes, Meneander en Heliochles vermengden de Hellenistische cultuur met lokale invloeden, waaronder het boeddhisme. De Bactrische koningen zouden navolging krijgen van Indo-Griekse koningen die heersten van de derde eeuw tot het begin van onze jaartelling in het noorden van India. Dat de gebieden waarover ze heersten het boeddhisme hadden omarmd, danken we aan Koning Ashoka de tweede koning van de Mauryadynastie, die ruwweg in de derde eeuw voor onze jaartelling over bijna het hele Indische subcontinent heerste en wellicht een van de belangrijkste verspreiders van het boeddhisme was.
De opvolgers van de Greco-Bactrische koningen, de boeddhistische Kush-heersers, namen heel wat van die Griekse cultuur over en hadden er geen probleem mee om ook Griekse, Romeinse, Perzische en Hindu goden te omarmen. De artefacten en gebouwen die werden nagelaten, werden sterk beïnvloed door de Gandhara-cultuur die zich uitstrekte van noordoost Afghanistan tot noordwest Pakistan. De afbeeldingen van de boeddha uit de Gandhara-cultuur vertonen klassieke Griekse kenmerken, zuilen worden gedecoreerd met Korinthische kapitelen, zoals die ook gevonden werden in de veel noordelijker gelegen en wat oudere stad Ai Khanum, waar ook een Grieks gymnasium, een amfitheater – waar tragedies van Sophocles werden opgevoerd – en beelden in Griekse stijl werden aangetroffen. Het waren die Griekse invloeden die ons de afbeelding van de Boeddha hebben bezorgd. Vóór pakweg de tweede eeuw voor onze jaartelling werd de Boeddha nooit afgebeeld, maar helemaal zeker zijn we daar niet van. Tot de eerste eeuw voor onze jaartelling is er sprake van een aniconische voorstelling van de Boeddha, een begrip dat verwijst naar het vermijden van figuratieve voorstellingen. Er werd naar de Boeddha verwezen middels allerlei symbolen, zoals de bodhiboom, het dharmawiel, een lege troon, een voetafdruk of een stupa. Maar de Boeddha zelf zagen we nooit. Waarom dat zo is, blijft onduidelijk. Sommige wetenschappers verwijzen naar een verbod op het afbeelden van de Boeddha, anderen beweren dan weer dat de afwezigheid van Gotama zijn definitieve vertrek uit de voortdurende cyclus van samsara moest aantonen.
Griekse tuniek
Dat er plots wel afbeeldingen van de Boeddha verschenen, had wellicht te maken met een aantal ontwikkelingen binnen het boeddhisme zelf die de antropomorfe afbeelding van Gotama Boeddha welgevallig waren. Er wordt gespeculeerd dat vooral de opkomst van het Mahayanaboeddhisme de afbeelding van de Boeddha in gang zou hebben gezet, maar ook daarover is er geen eensgezindheid. Hoe dan ook worden de eerste afbeeldingen van de Boeddha gekenmerkt door een Griekse stijl. Gotama draagt een Griekse tuniek, heeft een golvende Hellenistische haartooi en staat in contraposto, met het gewicht vooral op één been, zoals te zien is op een beroemd Gandhara boeddhabeeld dat in Tokyo bewaard wordt. De beelden nemen grotendeels de iconografie van Apollo over. Ook de Mes Aynak Boeddhabeelden vertonen deze Griekse kenmerken.
Voor westerlingen die de Dharma omarmd hebben, zijn dergelijke verhalen interessant. Wij worden wel eens geconfronteerd met het verwijt dat we ons verliezen in rare Oosterse gebruiken die mijlenver af staan van onze “eigen cultuur”. Dat soort verwijten gaat voorbij aan de indrukwekkende culturele en intellectuele uitwisselingen die de afgelopen duizenden jaren hebben plaats gevonden. Dat we überhaupt een kaars branden voor een Boeddhabeeldje is het gevolg van de Europese cultuur die is doorgedrongen tot de verste uithoeken van Azië. We hoeven daar verder geen opgeblazen westerse ego’s voor te ontwikkelen, want de uitwisselingen zijn uiteraard wederzijds, zoals dat altijd gaat met uitwisselingen. En zoals dat nu eenmaal is met onze soort, sapiens.
Het zou ons in dit stukje te ver leiden om er dieper op in te gaan, maar toch even dit. Het is bekend dat de Griekse filosoof Pyrrho van Elis mee reisde met Alexander de Grote naar India en dat zijn filosofie mogelijk beïnvloed werd door het boeddhisme. Feit is dat hij in contact is gekomen met Indische asceten, maar of dat boeddhisten waren weet uiteraard niemand. In die tijd identificeerde niemand zich als boeddhist, want dat begrip is een negentiende eeuwse Westerse uitvinding. De overeenkomsten tussen de filosofie van Pyrrho en die van de Boeddha is echter opmerkelijk. Zo lijkt het streven naar een staat van ataraxia die Pyrrho voorstond te verwijzen naar het nirwana en heeft Pyrrho het ook over de drie kenmerken van het bestaan: anicca (vergankelijkheid), dukkha (ontevredenheid) en anatta (zonder permanente essentie), hoewel telkens vertaald naar een Griekse context. Pyrrhonisme is de voorloper van het moderne scepticisme dat alles in vraagt stelt, met als grote nazaat ondermeer de Franse filosoof Michel de Montaigne.
Zoals over alles maken ook hier wetenschappers ruzie over. Het Pyrrhonisme is niet, een beetje, misschien, niet helemaal, voor een groot stuk… beïnvloed door het boeddhisme, of misschien door een verwante strekking uit de brede waaier van Indische filosofische stromingen. In elk geval was het Westen al meer dan tweeduizend jaar geleden niet immuun voor wat zich in Azië afspeelde én omgekeerd. Dat soort bizarre invloeden is blijven doorleven, ondermeer met het razend populaire Middeleeuwse verhaal van Barlaam en Josaphat, waarbij Josaphat een verbastering is van boddhisattva en verwijst naar de Boeddha alvorens hij ontwaakte onder zijn boom.
The Lord of the Rings
Het verhaal, dat via Perzië in onze contreien terecht kwam, werd in heel Europa verslonden en had een beetje de status van The Lord of the Rings vandaag. Het vertelt het verhaal van een jonge Indische prins, waarvan astrologen bij zijn geboorte voorspelden dat hij ofwel een groot heerser ofwel een wat rare heilige zou worden. Om die reden werd hij door zijn vader, koning Abbener, opgesloten in het kasteel. Nadat hij toch de kasteelmuren kon verlaten en geconfronteerd werd met ziekte, ouderdom en de dood, bekeerde hij zich met de hulp van de kluizenaar Barlaam tot… nee niet tot het boeddhisme, maar tot het christendom. Deze christelijke perversie van het levensverhaal van de Boeddha was razend populair in Europa en werd door minnestrelen en troubadours bezongen. Ik ben als Antwerpenaar uiteraard zeer trots dat de Sint-Andrieskerk in mijn stad een relikwie van de ruggenwervels van Josaphat bewaart, waardoor ik de absolute zekerheid heb dat het dus gaat om de ruggenwervels van de Boeddha. Maar alle gekheid op een stokje, wij, westerlingen, zijn al véél langer dan vermoed in contact gekomen met het boeddhisme, we hebben het mee vorm gegeven, al was het maar middels de iconografie van de Boeddha, zijn wellicht via de Griekse filosofen beïnvloed geweest door het boeddhisme en hebben het leven van de Boeddha in Middeleeuwse vertellingen verspreid. In vergelijking met wat onze Aziatische vrienden hebben gedaan, is onze bijdrage tamelijk beperkt, maar de bewering dat we ergens in het midden van de twintigste eeuw, of zelfs wat vroeger, pardoes in het boeddhisme zijn terecht gekomen, is evenmin terecht.
Ik ben wat afgeweken van mijn uitgangspunt, namelijk dat Mes Aynak – en we moeten hout vast houden – wellicht gered is van de definitieve ondergang. Wat mij betreft, vertelt Mes Aynak, zoals zoveel centra uit de Grieks-boeddhistische traditie véél meer. Het vertelt dat we verbonden zijn. Dat grenzen, culturele identiteit, nationalisme… verzinsels zijn om ons te verdelen. Als we graven in de geschiedenis zien we een vruchtbare chaos, dwaze toevalligheden waarin we elkaar ontmoeten en bevruchten. De dingen gebeuren nu eenmaal zoals ze gebeuren. Ze bewijzen keer op keer dat het eigen volk, de eigen tradities, de eigen religie, de eigen voedingsgewoonten gewoon niet bestaan. Dat is wellicht de belangrijkste boodschap van sites zoals Mes Aynak en daarom is het belangrijk dat we die plekken kunnen blijven onderzoeken.
Tekst Jan de Zutter, beeldend kunstenaar en schrijver. Hij beoefent zen in de Ho Sen dojo in Antwerpen.De volledige documentaire Saving Mes Aynak is hier gratis te bekijken: https://www.youtube.com/watch?v=UDYZIW0DdMI