‘Doe je iets goeds, dan komt dat door je karmische erfenis. Doe je iets slechts, dan idem dito. Daar sta je dan, in de eenentwintigste eeuw, met je verwetenschappelijkte visie op ‘de werkelijkheid’ en je geloof dat meditatie iets voor je gaat betekenen.’
Boeddhisme is geen positieve psychologie en ik kan me soms grondig ergeren aan mensen die daar anders over lijken te denken.
Ik kan knorrig worden van de eindeloze verhaalstroom die, vaak impliciet, een zekere persoonlijke spirituele bevrediging suggereert. Van de welhaast messiaanse verwachting van mindfulness. Van het gedachteloze recyclen van doctrinaire alfabetsoep. Van de geur van zelfbedrog of valse heiligheid. Van boeddhisme dat verwordt tot een merk dat iemands identiteit definieert of dat als bedrijfsmiddel wordt verkocht. Zulke dingen.
Af en toe neemt mijn ongedurige geest de hele wereld op de horens, ook alles wat ik het merendeel van de tijd ervaar als het hoogste goed en koester als een kostbaar geschenk dat mij op scharniermomenten in mijn leven als genade ten deel is gevallen.
Zitten met wat we zitten en gadeslaan wat er gebeurt: mag dat écht verlichting heten? Of, nog mooier: Ik adem en kom thuis. Kan het zo gemakkelijk zijn? Vaak weet ik niet of de twijfel gezond is of dat ik bezig ben mijn eigen lijden te creëren. Zucht.
Ik kan er niets aan doen. Zo ben ik. Door de karmische erfenis heen waarmee ik in dit leven ben opgezadeld, loopt een rode draad van een rebelsig knagen aan de roots van iedere narratieve structuur waarin we ons ideële domein afbakenen.
Vooruitgangsgeloof
Is een leven naar de Dharma een Hollywoodfilm waarin de hoofdpersoon na het overwinnen van de nodige hindernissen een happy end wacht vol hartverwarmend heil?
Zien wij eigenlijk wel heen door het verhaal van onze tijd dat ons bijna ongemerkt als een soort vlies omsluit?
Wij zijn allemaal kinderen van Descartes en leven in een wereld van subject en object, waarin sciëntisme, humanisme en vooruitgangsgeloof evenzeer common sense zijn als de notie van oorspronkelijke verlichting dat was in het dertiende eeuwse Japan van Dogen en Shinran (zoals Edel Maex onlangs in een reactie schreef in het Boeddhistisch Dagblad).
In dat klimaat landt de Dharma in onze streken. En evenals het boeddhisme zich in vroeger eeuwen hulde in het eigen van andere lokale culturen, neemt het nu de kleuren aan van onze tijd. Als we af mogen gaan op het verleden, kan daar iets moois uit worden geboren. Dat wil zeggen, mits we ons niet verliezen in loze nabootsing en het aandurven de boeddhistische traditie(s) verder vorm te geven in een kritisch zelfverstaan.
Echtheid vóór escapisme. Dat vergt lef, het soort lef dat Stephen Batchelor opbrengt. Ik ben het lang niet met alles eens met wat hij te berde brengt. Ik zeg ook niet dat hij de Nagarjuna wordt van het nucleaire tijdperk. Maar als de Dharma zich werkelijk als een cultuurmacht nestelt in het Westen, dan zullen naast Thich Nhat Hanh anderen moeten opstaan die de filosofie van het boeddhisme van nu verwoorden in authentieke geschriften die tot de verbeelding spreken van latere generaties, zoals bijvoorbeeld Huineng, Vasubandhu, Chih-i en Tsung-mi ons thans nog kunnen inspireren.
De hele Dharma op de schop, die geweldige constructie van elkaar overlappende bouwwerken, als een historische stad vol archeologische gelaagdheden. Wie heeft de horizon, het doorzicht en het spirituele genie voor een dergelijk project? Wie kan de Dharma als door de tijd gevormde leer terugbrengen tot het inzicht dat Gautama Boeddha zou hebben wanneer hij in ons midden opnieuw tot ontwaken zou komen?
Onwaardig
Mijn geloof in mijn vermogen de toverberg van de verlichting op eigen kracht te trotseren, wordt ondertussen op de proef gesteld door hetgeen er aan geschriften is nagelaten door en over Shinran. (*)
Kapot ben ik van Shinran, werkelijk kapot, maar dan in de zin waarin een Kierkegaard of Nietzsche je kan raken: terwijl je illusies stuk voor stuk verpulverd worden, gaat er ook een venster open dat jouw denkraam onthult als één van de mogelijke geestelijke ruimtes waarin een mens onderdak kan vinden. Hierdoor realiseer je je pas goed hoezeer je eigenlijk rondtolt in een wereldje dat op zijn beurt rondtolt in vele andere, zoals een zonnestelsel in een melkweg deel uitmaakt van een schier oneindig universum.
De Avatamsaka Sutra schijnt hierover te gaan; nog zo’n bergtop waarvan het beklimmen mij tot dusver niet gelukt is.
Maar goed, Shinran. Regelmatig dwarrelt bij het lezen van wat hem bewoog, het zinnetje mij door het hoofd: ‘Heer, ik ben niet waardig dat Gij tot mij komt, maar spreek slechts één woord en ik zal gezond worden.’
Een passage uit de liturgie van de rooms-katholieke mis die teruggaat op de woorden die een Romeinse centurion volgens het bijbelverhaal tot Jezus richtte toen hij hem liet verzoeken zijn huis aan te doen (Lucas 7: 6-7).
Als er ooit iemand heeft geleefd die zich tot op het bot bewust was van zijn eigen onwaardigheid en zijn onvermogen op eigen kracht tot realisatie van zijn oorspronkelijk gelaat te komen, dan was het wel Shinran.
Doe je iets goeds, zegt Shinran, dan komt dat door je karmische erfenis. Doe je iets slechts, dan idem dito. Daar sta je dan, in de eenentwintigste eeuw, met je verwetenschappelijkte visie op ‘de werkelijkheid’ en je geloof dat meditatie iets voor je gaat betekenen. Durven we het ook aan deze boeddhistische traditie verder vorm te geven in een kritisch zelfverstaan?
Piramidespel
Shinran doorgrondt de menselijke aard zonder zichzelf daarbij buiten haakjes te plaatsen. Tegelijkertijd is zijn kijk op de werkelijkheid rauw, zo rauw dat je er bijna voor moet terugvallen op de voorstellingswereld van de existentialisten en marxistische revolutionairen uit de vorige eeuw. Bij Shinran geen burgerlijke gelijkmoedigheid. Hij kookt over van ‘s levens felheid, om met Johan Huizinga te spreken.
Op een enkele uitzondering na, zoals de miltante dierenrechtenactivist en de anti-kapitalistische demonstrant bij een wereldtop, heeft inmiddels een ieder zich geheel of grotendeels geschaard onder de warme wollen deken van Koning Consument. Zijn wij nog in staat werkelijk de stem van het onrecht te horen en persoonlijk een maatschappelijk gevolg te verbinden aan de realiteit van het lijden van zovelen (onszelf incluis)? Paus Franciscus lijkt het in dit opzicht beter te doen dan de gemiddelde boeddhist.
Het hele kaartenhuis van onze obsessieve preoccupatie met mindfulness stort bij Shinran ineen. Meditatie lijkt opeens een piramidespel dat drijft op de collectieve inleg van de deelnemers, op hun door hoop gedreven energie om zichzelf tot een vorm van verlossing te brengen. Maar die verlossing is bij Shinran niet een kwestie van zelf willen, want je overwint de kracht van je karma niet zomaar, tenzij dat het punt is waarop je na de nodige levens in jouw situatie bent aanbeland.
Paradijs
Bij Shinran doet de ervaring van genade haar intrede in het boeddhisme. Die genade komt van Amida Boeddha, evenals Avalokiteshvara (Kanzeon) een verzinnebeelding van de boeddhanatuur, althans zo vat ik dat op.
Binnen het eeuwenoude Reine Land-boeddhisme waarvan Shinran een vertegenwoordiger is, bestaat een opmerkelijke parallellie met de ervaringshorizon van de zentraditie. De prajna (wijsheid) van Zen is de ‘shinjin’ van het Japanse Reine Land-boeddhisme. Het Reine Land zelf, het boeddhistische paradijs waarin je bij je dood, al dan niet tijdelijk, wordt wedergeboren, is je Ware Aard, zou je als zenstudent met een beetje goede wil kunnen zeggen.
Shinran ontmaskert iedere handeling, iedere intentie als een neiging om je vast te klampen aan weer nieuwe luchtkastelen. Ook dat resoneert bij de zenbeoefenaar.
Toevertrouwen
Maar de scheidslijn loopt daar waar de wegen van ‘zelfkracht’ en ‘anderkracht’ zich splitsen. De zenweg is de weg van de zelfkracht, van op eigen kracht het pad van de bodhisattva betreden en zien hoever je komt. Meestal niet ver genoeg, zal Shinran zeggen, want zelfkracht is de wilskracht van het ego, een polsstok die uiteindelijk te kort blijkt om je over de lat te brengen naar de andere oever van de stroom.
Je toevertrouwen aan de anderkracht is onmisbaar om deelgenoot te worden van de genade van Amida Boeddha, ook als je een leven hebt geleid waarin je je van God noch gebod iets hebt aangetrokken.
Weg geloof in zelfverbetering en persoonlijke transformatie. Weg ethiek van goed en kwaad.
Boeddhanatuur als genade, loslaten als voorwaarde om anderkracht binnen te gaan: het worden voor mij, in en buiten meditatie, inmiddels steeds herkenbaarder ervaringen. Juist die genade schept ruimte om de onvoorspelbare conditionaliteit van het voorwaardelijk ontstaan ten volle tot je te laten doordringen.
Shinran laat vanuit een nieuwe invalshoek licht schijnen op de zenweg. Als de vlinder uit de bronzen klok valt, waaraan anders vertrouwt zij zich dan toe dan aan de anderkracht?
Bij Shinran ontmoet ik bovendien begrip en herkenning voor de weerbarstigheid van de realiteit, voor mijn knorrige gebrom tegen mensen die zich op een ander punt in hun spirituele ontwikkeling bevinden. Het gewrik en gewoel, het rusteloze van wil en geest, de cyclus van innerlijke crisis en nieuw inzicht dat toch weer bedriegt: ik kom bij Shinran mezelf tegen, zonder dat ik er mijn zenkussen overigens voor verlaat. Mijn twijfel, die alles verzengt, heeft niets om op te bouwen, ook niet Shinran. Behalve dan misschien, misschien Amida. Of toch niet?
Ruwe bolster
Zen, het huis van gesystematiseerde twijfel en niet-weten, blijft mijn thuis; ik houd van die notenkraker die mijn ego als een harde kastanje in de tang neemt, en houdt. Onlangs stuitte ik tijdens meditatie op een gloed van liefde, voor het eerst. Wat een openbaring! Compassie leek zo lang buiten mijn bereik. Dichtbij en toch zo ver weg. Wordt de ruwe bolster dan toch gepolijst? Hoop!
Maar gelukkig houdt Shinran me scherp. Ik ben ook een brok ellende, een kruispunt van innerlijke machten en krachten die zich manifesteren sinds God weet wanneer. Zal alleen mijn zenbeoefening deze machten en krachten doen uitdoven of temperen? Ik zou het willen, maar is het niet te veel om te hopen?
Historisch gezien is Zen een spons, een amalgaam dat vele invloeden in zich heeft opgezogen. Prajnaparamita, Madhyamika, Yogacara, Tientai, Huayen. Boeddhanatuur en oorspronkelijke verlichting. Op de bagagedrager past ook de nembutsu, het reciteren van de naam van Amida Boeddha, er nog wel bij.
Wie meent dat toevertrouwen aan anderkracht gelijkstaat aan dualisme, zo ongeveer het ultieme vloekwoord in het rechtzinnige boeddhisme, doet er goed aan eens te rade te gaan bij Nagarjuna. In zijn verzen heeft hij reeds de anderkracht van Amida Boeddha bezongen (zie hier in het Engels en hier in het Nederlands) en aanbevolen als weg voor wie het smalle pad van de wijsheid voorbij alle wijsheid om welke reden dan ook niet kan bewandelen. Binnen het Reine Land-boeddhisme geldt Nagarjuna dan ook als ‘founding father’ van de traditie.
–
(*) Alfred Bloom (ed.), The Essential Shinran. A Buddhist Path of True Entrusting (2007). Een drietal teksten uit dit boek heb ik hier bij elkaar gezet (Engels).
Menno Prins zegt
Jules, ik herken mij regelmatig in jouw stukjes; vooral als je schrijft over jouw knarrigheid, rebelsheid en ga zo maar door. En ik herken ook je worsteling – ik noem het maar zo – met: ‘Doe je iets goeds, dan komt dat door je karmische erfenis. Doe je iets slechts, dan idem dito.’ Héél af en toe glijdt dat ‘oordeel’ van mij af, ervaar ik, op momenten dat ik alleen maar iets doe … zonder meer. Ik heb dan niet iets “goeds” gedaan of iets “slechts” en ook geen van beide in meer of mindere mate, maar ik deed iets omdat het op dat moment, in die situatie het enige leek dat juist was te doen, ongeacht de waardering daarvoor in termen van goed of slecht. Karma is één. Hechting aan karma is twee. Mijns inziens glijden karmische invloeden van ons af wanneer we daar zelf geen hechting aan geven door alle aanspraken op “negatieve én positieve” gevolgen volledig op te geven en bij voorbaat los te laten. Het eerste is niet zo moeilijk. Iedereen wil graag van de shit uit het verleden worden verlost. (Daar worstel ik ook nog vaak mee.) Maar om ook de “beloningen” de profit, de waardering, of
het toegangskaartje voor het Zuivere Land of de Hemel of noem maar op op te geven … dat is pas echt LOSLATEN.
Jules Prast zegt
Dank, Menno. Wij herkennen ons in elkaar.
Ronald de Goede zegt
Mooi stuk Jules. Dank daarvoor!
Edel Maex zegt
Zo herkenbaar, Jules. ‘Rebelsig knagen aan de roots van iedere narratieve structuur’, ik kan het ook niet laten.
Toen ik enkele jaren geleden innerlijk in de clinch raakte met een soort ‘stormram’zen waarbij je verondersteld wordt je engagementen en verantwoordelijkheden opzij te zetten voor een harde praktijk gericht op de mortificatie van het ego, was het Shinran die ook bij mij alles onderuit haalde. En hij bood mij een heel nieuwe narratieve structuur, waar ik aanvankelijk helemaal geen blijf mee wist, maar die wel woorden gaf aan wat ik in mijn hart aanvoelde. (Met alle risico’s van iedere narratieve structuur.)
En zo ben ik gaan houden van de ‘prutszennies’, van degenen die het ook niet altijd weten, die iedere zin met ‘misschien’ zouden willen beginnen…
Jules Prast zegt
Dankjewel voor je openhartige reactie, Edel.
Dat we allemaal soms prutsers zijn, lijkt me een passende benadering van het leven, inclusief dat van mensen die ervoor kiezen de boeddhaweg te betreden. Passender dan een die de perfectie tot uitgangspunt neemt.
En hoezeer je eventueel ook zit te prutsen, er uitvallen kun je niet, zoals Connie terecht opmerkt.
Dit zou je kunnen ervaren als de anderkracht/genade van Amida Boeddha, maar dit is mogelijk ook maar een ‘narratieve structuur’.
Connie Franssen zegt
Genade. Mooi, toepasselijk woord.Dank je, Jules.
Connie Franssen zegt
Iedere zin met misschien beginnen. Inderdaad, Edel. Woorden schieten zo enorm tekort. Zijn zo riskant. En tegelijkertijd het enige dat we hebben. Soms, vaak wil ik geen woord meer over dit pad schrijven. Te mysterieus, alles schiet te kort.
Pjotr Bos zegt
Ja interessant!
Mijn eigen ‘stormram-zen’ opgeven, al die wilskracht. Vaak ook ingegeven door het al te letterlijk nemen van de spierballentaal die de oude meesters bezigden in een andere tijd en cultuur.
Al dat ‘doden’ en ‘vernietigen’ en ‘uitroeien’ van het ego en de daaruit voortkomende zaken en onhandigheden.
Uiteraard ook mijn eigen wil om los te breken, door te breken, verlost te raken en verlicht etc…
Laatst had ik een vruchtbare zen-retraite en onderstaande gemaild naar mijn zen-leraar.
I find that I can not do a thing to ‘attain something’ ‘it’ takes over and it is up to me to not interfere.
So now I can see/trust it resolves itself and indeed let go of striving for enlightenment because I have no business in this, it is way beyond my doing.
It is good to know it is a natural working of life and indeed inevitable when you work hard on doing nothing while diving in during zazen,a very subtle paradox.
Connie Franssen zegt
Shinran hangt in de lucht, blijkbaar. Is bij ons in de zendo de laatste tijd uitgebreid besproken. Ergens in mijn aantekeningen staat: ‘Geen verheven ideeën, maar een verheven praktijk’. Oef. Ook Shinran?
Blij met al die naar de maan wijzende vingers, inclusief die van jullie.
Gassho.