Eeuwenlang zwierven ze in de bergen, de bossen, de velden, in de rivieren en langs de kust en joegen de Japanners de stuipen op het lijf of belaagden ze. Ze zijn ook nu niet weg te denken, de yokai. De grappige overlevingsgids Yokai Attack! van Hiroko Yoda en Matt Alt was de aanleiding om dit artikel te schrijven met aanvullingen uit de boeken van Michael Dylan Foster en Matthew Meyer. Het boeddhisme dat in de 6de eeuw in Japan aankwam maakte kennis met het lokale bovennatuurlijke, zoals elders in Azië. Dit artikel licht een tipje van de sluier op over deze wezens.
Yokai in Japanse kanji tekens voor ‘otherwordly, weird ’, wordt op verschillende manieren vertaald: van duivel, tot kobold tot spook. Geen vertaling voldoet, schrijven Hiroko Yoda en Matt Alt. Sommige lijken op dieren of mensen, of zijn verpersoonlijkingen van natuurverschijnselen. Weer andere zijn oude huishoudelijke voorwerpen die tot leven zijn gekomen, bijvoorbeeld de Tsukomo-gami (‘tool kami’). Hoe het ook zij yokai zijn yokai en uniek.
Voorheen werd het woord yokai niet algemeen gebruikt om naar dit soort wezens te verwijzen. Tot het einde van de 17de eeuw waren er mononoke (geesten) en bakemono (monsters), waarvan vele vanuit het buitenland naar Japan kwamen. De beroemdste collectie yokai afbeeldingen is de satire Gazu Hyakki Yako (The Illustrated Night Parade of a Hundred Demons) van de kunstenaar Sekien Toriyama uit 1776. De verzameling bevat beschrijvingen van 50 yokai, waarvan de kunstenaar zelf een aantal had verzonnen. Door het succes ervan nam de belangstelling voor dit verschijnsel toe.
Inoue Enryo en Lafcadio Hearn
De hoogtijdagen van deze wezens waren de jaren van het einde van de Edo periode, begin 1800 tot 1850, en de Meiji periode, vlak voordat Japan de grenzen opende voor het Westen en begon te moderniseren. De vaak folkloristische bovennatuurlijke wezens betoverden de Japanners. In de laat 19de eeuw zag de Japanse filosoof, de Shin-boeddhistische priester en professor dr. Inoue Enryo (1858-1919) yokai echter als een bedreiging voor Japan als een moderne natiestaat. Hij zette zich daarom in voor de wetenschappelijke bestudering van deze wezens, de yōkaigaku (‘yōkai-ology’ of ‘monsterology’). Met objectieve rationele verklaringen probeerde hij het geloof in het bovennatuurlijk weg te redeneren, schrijft Michael Dylan Foster op bladzijde 52 van The book of Yōkai.
Op 30 mei 1891 ontmoette Enryo Lafcadio Hearn (1850-1904). Onbekend is waarover zij met elkaar spraken. De Grieks-Iers-Amerikaans-Japanse schrijver Hearn werd de belangrijkste westerse vertolker van de Japanse cultuur. Hij schreef uitgebreid over onder andere de folklore, de religie en over de yokai. In 1895 werd Hearn Japanner en nam de naam Yakumo Koizumi aan. Koizumi was de familienaam van zijn vrouw Setsuko Koizumi. Ook werd hij boeddhist. Hij schreef in het Japans onder de naam Yakumo Koizumi. Zijn boek Kwaidan: Stories and Studies of Strange Things (1904) is mogelijk zijn beroemdste werk en bevat spookverhalen.
Zijn werk is om twee redenen van groot belang voor de studie van yokai. Ten eerste hechtte hij groot belang aan bepaalde aspecten van de Japanse cultuur, terwijl anderen juist bezig waren ze uit te bannen, omdat ze onverenigbaar zouden zijn met de moderniteit. Ten tweede was hij nostalgisch en een romanticus, die yokai niet afwees vanwege de vooruitgang. Hearn’s boeken, die in het Japans werden terugvertaald, zijn in Japan tot op de dag van vandaag populair. Hij inspireerde ook een groot aantal Japanse onderzoekers.
Commercieel succes
Matthew Meyer van yokai.com en auteur van The Night Parade of One Hundred Demons schrijft op zijn site dat de bovennatuurlijke wezens hun grote populariteit verloren tijdens de Meiji restauratie. Na de Tweede Wereldoorlog herontdekte historicus en mangakunstenaar Shigeru Mizuki de charme van deze wezens, herintroduceerde ze in het moderne Japan en veroorzaakte met de manga GeGeGe no Kitaro (‘Kitaro van het kerkhof’) een ware explosie van de belangstelling voor het bovennatuurlijke. In de jaren 1980 werden de yokai een commercieel succes. Vandaag de dag beïnvloeden de bovennatuurlijke yokai alle aspecten van de Japanse cultuur.
Enkele yokai
De Kappa (letterlijk: ‘river child’) is mogelijk Japans bekendste yokai. Dit amfibische wezen was lange tijd een plaag in rivieren, moerassen, langs de kust en in andere waterrijke gebieden. Hij meet 100 tot 150 centimeter en weegt 30 tot 45 kilo en beweegt zich voort op twee of vier poten. Deze hebben klauwen en tussen de tenen en vingers zitten zwemvliezen. Zijn mond lijkt een bek. Op zijn rug heeft hij een schildpaddenschild en hij kan zijn kikkerhuid afdoen, waardoor hij dan het water niet in kan. Bovenop op zijn schedel heeft hij een soort kom waarin water staat. Als dat water verdwijnt sterft hij. Kappa zijn verzot op komkommers.
Meestal is hij niet agressief, maar geïrriteerd is hij zeer gevaarlijk. Van hem is bekend dat hij niets vermoedende voorbijgangers uitdaagt voor een worstelwedstrijd. Berucht is hij echter doordat hij zwemmers in afgelegen waterpartijen en snel stromend water onder de oppervlakte trekt en opvreet. Hij is dol op hun ingewanden. ‘Kappa are the traditional ‘bogeyman’ invoked by Japanes parents to frighten young children away from playing near lakes and rivers unattended.’ Zie de link Japanese Yokai – 1. Japan, the Land of Yokai.
De sterkste en meest gevreesde van alle soorten tengu is de Hanadaka-tengu (‘longnose tengu’). Een tengu ziet eruit als een mens, een vogel of hond met een vogelbek en gaat gekleed als een boeddhistische monnik. De Hanasaka-tengu ziet eruit als een mens en is een enorm, gespierd wezen met een spectaculair grote neus, een helder rode huid en massieve, gevederde vleugels. Ze zijn trots en pronken met hun uitgebreide culturele kennis en verbondenheid met de Japanse religie en vechtsport. Ze worden zelfs gezien als mindere goden en vandaag de dag zijn hun traditionele maskers nog steeds een bekend verschijnsel.
Een bescheiden iemand met een zuiver hart heeft weinig te vrezen, maar een arrogant en pompeus persoon des te meer. Meestal zijn deze yokai niet gewelddadig, maar ze zetten hun prooi graag op hun nummer om hun een lesje te leren.
Er wordt beweerd dat als een kat (poes of kater) een bepaalde leeftijd heeft bereikt, zijn staart zich in twee splitst en het dier bovennatuurlijke krachten krijgt. Dat kan zijn bij 40 jaar of zelfs al bij 11 jaar. Een andere legende beweert dat een door mensen mishandelde of gedode kat terugkeert als een wraakzuchtige geest. Deze paranormale katten staan bekend als Neko-mata (letterlijk: ‘forked cat’).
Ze gaan op allerlei manieren met mensen om en worden vaak dansend gezien of pratend in menselijke taal. Bovendien kunnen ze andere wezens nadoen. Wanneer ze op straat op jacht zijn naar prooi lijken ze een gemiddelde kat, maar ze kunnen zichzelf veel groter maken. Ze zijn bijzonder gevreesd, omdat ze in staat zijn doden op te wekken en te beheersen. De bedoeling hiervan is dat deze levende doden wraak nemen op individuen of families, die de kat onrecht aangedaan zouden hebben.
In de 17de eeuw werden in Japan katten gebruikt om voedselvoorraden te beschermen tegen muizen en ratten. In die tijd liepen er veel katten rond in de steden en ze mochten niet verkocht worden. Deze straatkatten droegen bij aan veel verhalen over spookkatten.
Voordat er elektrisch licht was, brandden de metalen olielampen op plantaardige of van vis gemaakte olie. Katten aten net als hun Japanse baasjes meestal rijst. Mensen zagen hoe gewone katten van lampolie slurpten voor extra vet en andere voedingsstoffen. Omdat de lamp meestal op een tafel stond, moest een kat op zijn achterpoten staan om bij de olie te komen. De schaduw van zo’n kat kan eenvoudig doorgaan voor een spookkat die op twee poten loopt in plaats van twee.
De Kitsune (letterlijk: ‘vos’) is een andere yokai van dierlijke herkomst die een menselijke vorm kan aannemen. Hoe meer staarten een kitsune heeft hoe groter zijn kracht en wijsheid is. Vossen komen in de Japanse mythologie vaak voor.
De Zashiki Warashi (letterlijk: ‘child in the room’) is een schattig, timide meisje, maar dit verhult de verbazingwekkende mogelijkheden van deze yokai om het leven van mensen te ruïneren. Meestal is ze echter speels en haalt allerlei geintjes uit. Japanners hebben haar graag in huis want ze brengt geluk, maar problemen ontstaan wanneer ze vertrekt. Dan volgen er geheid faillissementen en familieruzies. ‘Haar aanwezigheid is een stille vraag om respect en aandacht. Als zij – of specifieker, het huis waarin zij woont – wordt verwaarloosd, vertrekt zij.’
De O-dokuro (‘skeleton specter’) is een skeletmonster dat wel tot 45 meter groot kan worden. Het verschijnt boven slagvelden en andere plaatsen waar menselijk lichamen zonder begrafenis zijn achtergelaten. De collectieve woede, het verdriet en het gevoel van verwaarlozing kan in uitzonderlijke gevallen resulteren in het spontane ontstaan van een O-dokuro.
De oorsprong van deze yokai is een synthese van allerlei volksverhalen en legendes, die meer dan 1000 jaar oud zijn. De beroemdste afbeelding van zo’n monster is die van Kuniyoshi Utugawa’s blokdruk Misukuni defying the skeleton specter. Het monster leeft van mensenvlees.
Overdag is een Rokuro Kubi (‘snake necked woman’) een mooie jonge Japanse vrouw in kimono, maar als de zon ondergaat toont ze haar ware aard. Stilletjes strekt haar nek zich uit als een slang en verdwijnt ze met haar hoofd in de nacht, op jacht naar prooi, duizendpoten en wormen, maar ook naar de levenskracht qi. De tweede soort Rokuro Kubi, ook bekend als de van oorsprong Chinese Nuke Kubi (‘removable head’) is net zo aantrekkelijk maar gevaarlijker vanwege de voorkeur voor mensenvlees. Haar hoofd kan zich helemaal losmaken en vliegt door de nacht. De slachtoffers van een Rokuro Kubi slapen meestal en hebben niet in de gaten dat zij zijn belaagd, op een extreme vermoeidheid na.
Anders dan de meeste yokai waren Rokuro Kubi mensen, die door een vloek als gevolg van een misdraging of slechte daad veranderd zijn. Misschien zondigden zij tegen de goden of de natuur of waren ze ontrouwe echtgenotes, schrijft Matthew Meyer in zijn boek. In veel gevallen waren het echter hun echtgenoten en vaders die over de schreef gingen. Door een gruwelijke speling van het lot werden de vrouwen echter vervloekt.
Kami en yokai
In Japan is religie een bijzonder gecompliceerd verschijnsel, schrijft Foster. Het hele idee van religie is in werkelijkheid een moderne ‘uitvinding’. In het algemeen zijn er twee dominante vormen, te weten het shintoïsme en het boeddhisme. Beide zijn en waren echter met elkaar verweven.
De verering van kami (natuurgoden) wordt vaak omschreven als de ‘shinto godsdienst’, maar ze is een verre van geïntegreerd of geïnstitutionaliseerd systeem. We kunnen het kami cultus noemen, folkloristische religieuze praktijken of lokale religieuze praktijken, maar het is nog steeds de dagelijkse praktijk in kleine gemeenschappen, aldus de auteur.
Een individuele kami kan machtig zijn, in morele zin is hij ook niet per se goed. Sommige zijn berucht door hun opvliegendheid en gewelddadigheid. De grens tussen god en demon is zelden scherp en hangt vaak af van het perspectief van de mensen zij ontmoeten. Ook het boeddhisme kent verschillende figuren met een monsterlijk voorkomen die afschrikwekkend en tegelijkertijd welwillend zijn.
Continuüm
Het is een misvatting dat kami goed zouden zijn en yokai slecht, de scheidslijn tussen beide is niet helder. ’Kami and yokai weerspiegelen een denkwijze die vaak animistisch wordt genoemd’, bladzijde 21. Aan de ene zijde van het continuüm vinden we de ongewenste, niet aanbeden yokai en aan de andere kant de gewenste en aanbeden kami. Dit zijn uitersten en een individuele entiteit kan zich bewegen tussen deze uitersten. Als een ‘slechte’ yokai iets ‘goeds’ doet, kan het beschouwd worden als een kami en vice versa.
Door juiste menselijke handelingen zoals pacificatie-rituelen kan een onvriendelijke geest worden veranderd in een vriendelijke. Bovendien kan een individuele kami/yokai als positief dan wel als negatief worden ervaren. Een watergeest kan bijvoorbeeld worden aanbeden als kami door een familie die voor irrigatie afhankelijk is van een rivier. Hij kan als yokai worden veracht door een familie die gebukt gaat onder droogte.
Yokai bieden volgens Michael Dylan Foster inzicht in de manier waarop mensen ervoor kiezen om op verschillende historische momenten en in verschillende situaties de wereld om hen heen te interpreteren.
Opmerkingen
De grappige overlevingsgids Yokai Attack! van Hiroko Yoda en Matt Alt bevat aansprekende helderkleurige afbeeldingen met korte beschrijvingen en dito uitleg over 50 yokai en praktische aanwijzingen om een ontmoeting of confrontatie na te kunnen vertellen.
The Book of Yōkai van Michael Dylan Foster gaat diep in op de geschiedenis van deze bovennatuurlijke wezens, maar de afbeeldingen van de besproken wezens zijn klein en in zwart/wit.
De veldgids The Night Parade of One hundred Demons van Matthew Meyer bevat de beschrijving, de historische uitleg en de herkomst van 100 yokai. Ze zijn gerubriceerd naar de plekken waar ze voorkomen, bijvoorbeeld de stad, op zee en in de stad. De paginagrote gekleurde afbeeldingen zijn prachtig.
Something Wicked from Japan. Ghosts, demons & Yokai in Ukuyo-e Masterpieces bevat afbeeldingen van Japanse houtsneden. Ukuyo-e betekent ‘prenten van de vliedende wereld’. Wikipedia meldt dat deze prenten oorspronkelijk een boeddhistische betekenis hadden en het vergankelijke, vluchtige karakter van de werkelijkheid uitdrukten. ‘Hoewel deze betekenis nooit helemaal verdween, verwees de term mettertijd steeds meer in overdrachtelijke zin naar een levensstijl, een rusteloos zoeken naar de vergankelijke vreugden van het leven.’ Katsushika Hokusai (1760-1849) is een van de beroemdste ukuyo-e kunstenaars, zijn bekendste werk is ‘De grote golf bij Kanagawa’. De prenten werden halverwege de 18de eeuw ook in Europa populair en inspireerden onder andere Vincent van Gogh, Claude Monet en Henri de Toulouse Lautrec. Zie de link The Ghosts of Hokusai