De Boeddha is voor Ujukarin en vele anderen een ultieme inspiratiebron. Maar hij en zijn sangha laten zich ook inspireren door een aantal andere leraren, in de letterlijke zin van het woord. Wat steek je van deze unieke mensen op, qua kennis en met name gedrag. Ujukarin schreef voor het Boeddhistisch Dagblad een drieluik over drie dharmaleraren/inspiratoren uit India. Vandaag deel 1: Bhikshu Jagdish Kashyap (India).
Ontmoeting
We gaan terug in de tijd. Het is voorjaar 1957 in de Indiase miljoenenstad Nagpur in Maharashtra. De verzengende hitte van de dag is ‘s middags rond vier uur gelukkig afgenomen en de stad komt weer tot leven. Fietsen en riksja’s krioelen door de drukte van het verkeer. De lawaaiige bussen en auto’s zijn gelukkig in de minderheid.
Nabij Kasturchand Park, een uithoek van wat feitelijk een zandvlakte is, zijn een paar kleine gebouwen te zien. Het is verrassend, op de gevels aan de buitenkant van het gebouw zijn nog wat Hindoe-symbolen zichtbaar, doch ernaast zijn provisorisch getimmerde dharma-symbolen, zoals het Wiel, bevestigd. Hier is duidelijk een proces van verandering gaande.
Dat klopt, want op een vlakte enkele kilometers verderop, waar later de Dhiksha-Bhumi stupa gebouwd zou gaan worden, vond in oktober 1956 een historisch feit plaats: de bekering van enkele tienduizenden Hindoes uit de onaanraakbare ‘kaste’ tot het boeddhisme, onder toeziend oog van hun politiek- en sociaal leider Dr. Ambedkar. Ambedkar was een onaanraakbare Hindoe die besloot dat zijn bevolkingsgroep geen gelijkwaardig leven kon leiden binnen de hindoeïstische religie, en na rijp beraad besloot om boeddhist te worden. Hij ontketende daarmee een ware revolutie, vele duizenden andere onaanraakbaren volgden hem in zijn keuze.
Binnen in een gebouwtje op die zandvlakte tref je enkele leken aan. Maar het meest in het oog springend is wel een corpulente man in een pij. Het is Jagdish Kashyap, die naar Indiaas gebruik respectvol meestal Kashyapji genoemd wordt. Zijn officiële residentie is de laatste jaren het Nava Nalanda Pali Instituut in het noordoostelijke Bihar in India, zijn geboorteprovincie. Maar door de Ambedkar-revolutie, die in onzeker vaarwater terecht kwam omdat slechts zes weken na de conversie de grote leider stierf, is Kashyapji in dat jaar 1956 geregeld voor enkele weken in Nagpur te vinden.
Naast assistentie bij bekerings-ceremoniëen voor kleinere groepen volgelingen, ziet hij het als zijn hoofdtaak om een boeddhistische monnik-opleiding voor Indiërs van de grond te krijgen. En training in de boeddhistische teksten is daarvoor een begin. En daarom zie je hem hier bij Kasturchand park in de provisorische ‘vihar’ een planning maken voor lezingen. Later op de avond zal hij ook in het Hindi lesgeven, aan de hand van de mede door zijn inzet vorig jaar afgeronde Hindi vertaling van de ‘Tipitaka’ teksten.
Opvallend is zijn in het oog springende enorme energie, die je niet zou verwachten bij een man van zijn postuur. Onvermoeibaar springt hij in de planning van het ene naar het andere onderwerp, maakt aantekeningen op een provisorisch schoolbord – deze man leeft voor de dharma! En is daarbij ook weer zeer down-to-earth. Waar theravadamonniken uit Aziatische landen, die de laatste maanden worden ‘ingevlogen’ om te assisteren, vaak erg op protocol gericht zijn, legt Kashyapji ze geregeld uit dat de ex-onaanraakbaren juist boeddhist geworden zijn om niet meer altijd voor priesters te moeten buigen, en zoveel mogelijk als gelijken behandeld dienen te worden!
Biografisch
Kashyapji werd in 1908 in de staat Bihar als Jagdish Narain geboren; zijn ouders waren relatief welgestelde Brahmaanse hindoes. Hij studeerde filosofie en Sanskriet, en stond bekend als relatief radicaal-nationalistisch. Met vrienden uit de beweging van Mohandas Gandhi. Zijn voorliefde voor religie bracht hem echter bij de Arya Samaj, een terug-naar-de-wortels hindoeïstische beweging. Mede daardoor bestudeerde hij de Veda-teksten in hun oorspronkelijke taal, het Sanskriet. Echter, de twijfel over de geloofwaardigheid van die teksten- en het steeds rigoureuzere kastensysteem, brachten zijn overtuigingen als gelovig Hindoe aan het wankelen.
Bij hem ontwikkelde zich een interesse voor het boeddhisme. Om die reden ging hij Pali studeren in Sri Lanka. Al na een jaar besloot hij boeddhistisch monnik te worden en ontving hij bij zijn inwijding de naam Kashyap. Na het behalen van een aantal academische titels, en onderbroken door een verblijf in Maleisië, keerde hij rond 1940 definitief terug naar India en begon daar les te geven aan diverse universiteiten. Hij was druk om de oude Pali-teksten te vertalen naar het Hindi, en vanaf 1956 tot aan zijn dood in 1976 ook met teksten van neo-boeddhisten, geïnspireerd door Ambedkar.
Leraarskwaliteiten ter inspiratie
De insteek van deze serie lezingen is ‘Boeddha als leraar inspireert ons met zijn kwaliteiten, wat kun je van andere leraren opsteken door hun kennis en met name gedrag?’ Wel, voor Kashyapji springen drie elementen er het meeste uit. Ten eerste zijn kennis. Niet alleen van de Pali-teksten maar vooral ook op het ‘waarom’ in die teksten, dus de logische samenhang – ook op plekken waar Boeddha ogenschijnlijk tegenstrijdige dingen vertelde. Kashyapji vermeed tot 1956 zoveel mogelijk publieke debatten met Hindoes om de harmonie in de samenleving niet te veel te verstoren, maar nadien steunde hij waar nodig Ambedkar-volgelingen- en later ook Tibetaanse vluchtelingen, volledig. Als dat nodig was- ook in publieke debatten over de zuiverheid van boeddhisme versus Hindoeïsme. In zijn gedrag zie je terug hoe Boeddha zelf het juiste pad zocht tussen enerzijds missionair werk – met waar nodig debat met Brahmanen – en anderzijds het gewoon spirituele hulp bieden aan allen die hem opzochten.
Een tweede opvallend element van Kashyapji was zijn tomeloze energie. Als het nodig was kon hij zestien uur per dag werken aan vertalingen en discussies. Maar net zo goed kon hij , als het rustig was – zeker in het hete seizoen – ook zestien uur per dag slapen! Die energie straalde uit wat in de Mahayana-scholen ‘bodhicitta’ genoemd werd, en verleende hem ook veel respect bij boeddhisten van andere scholen in India en Maleisië. Ook hier was Kashyapji een waardig volgeling van Boeddha zelf, die vijfenveertig jaar lang negen maanden per jaar vrijwel onafgebroken van dorp tot dorp wandelde, met slechts enkele dagen rust per plek voor zijn spirituele werk.
Het derde element bij Kashyapji was zonder twijfel moed. Moed om naar zijn eigen conservatieve familie toe uit te leggen dat hij het Hindoeïsme vaarwel zei, en moed om in Sri Lanka uit te leggen dat hij maandenlang in een boshutje ging mediteren (toen zeer ongebruikelijk). Of de dapperheid die nodig is om in de ‘onaanraakbaren’ wijken van Nagpur, temidden van hem soms bespugende conservatieve Hindoes, les te geven aan zijn neo-boeddhistische studenten. Of een ander mooi voorbeeld: hij werd in Sri Lanka gevraagd om een lezing te geven over het concept Anatman (zelfloosheid), en begon met iets waar hij als ex-Hindoe expert in was: een analyse van het Hindoe-concept Atman (permanent zelf), waardoor hij vervolgens beter wilde uitleggen wat Anatman exact was. Een aantal toehoorders, incluis monniken, liet een boegeroep horen. Er klonken kreten als ‘wij willen geen Hindoe-filosofie horen, dit is ketterij’ – doch hij trotseerde hen en toen de zaal bedaard was maakte hij keurig zijn betoog af. Ook hier herkennen we het leeuwenhart van de Boeddha zelf, denk maar hoe hij omging met bedreigingen van Angulimala en Devadatta.
Al met al genoeg op te pikken van deze opmerkelijke man, moge hij je helpen om geïnspireerd door zijn voorbeeld te doen wat de dharma leert!