De ambtsopleiding Boeddhistisch Geestelijk Verzorger (BGV) aan de VU is een tweejarige postacademische opleiding waar boeddhisten door colleges en stages opgeleid worden tot BGV. Afgestudeerden of BGVers-in-opleiding vinden banen in openbare instellingen waar de overheid garant staat voor geestelijke verzorging, zoals bij justitie in gevangenissen, bij defensie en in de gezondheidszorg. De Boeddhistische Unie Nederland is verantwoordelijk voor de opleiding op de VU.
Op een voorlichtingsbijeenkomst in juni zette rector en hoogleraar Bee Scherer aan kandidaat-studenten voor het nieuwe schooljaar vanuit de boeddhistische leer uiteen wat het beroep van Boeddhistisch Geestelijk Verzorger inhoudt.
‘Als rector van het boeddhistisch seminarie heet ik je van harte welkom in onze programma’s! Ik verheug me in je aspiraties, je uithoudingsvermogen en je ijver. Dit zijn kwaliteiten die je vruchtbaar zult maken tijdens je studie en training op het pad om een boeddhistische spirituele verzorger te worden.
U bent waarschijnlijk bekend met de term kalyāṇa-mitra – de ‘gezonde’ of ‘spirituele vriend’. In de boeddhistische tradities gebruiken we deze term vaak voor een preceptor, een leraar of iemand die verder is op het pad dan wij: iemand die ons kan begeleiden en ondersteunen op onze boeddhistische levensreis. Als boeddhistische geestelijke verzorgers kunnen we onszelf ook zien als spirituele vrienden of op zijn minst als spirituele vrienden in opleiding. Hier, geworteld in onze eigen boeddhistische beoefening en vertrouwen, zitten we met de concrete pijn van ontevredenheid bij anderen en getuigen ervan.
De Pāli Aṅguttara-Nikāya (7.35) somt zeven kenmerken op van een spirituele vriend:
1) geven wat moeilijk te geven is;
2) doen wat moeilijk is om te doen;
3) verdragen van pijnlijke en slecht gesproken woorden;
4) delen van de eigen geheimen;
5) bewaren van de geheimen van anderen;
6) trouw blijven in moeilijke tijden;
7) nooit minachting hebben voor degenen die tegenspoed hebben.
Als boeddhistische aalmoezeniers geven we wat moeilijk te geven is (1): onze aanwezigheid en aandacht bij lijden bevat de balsem van het dharma. Dit is moeilijk om te doen (2), onhandig en veeleisend omdat het ons eigen waanvoorstellingen ego zal blootstellen aan beledigingen en afwijzing (3), en we zullen worden geconfronteerd met onze eigen schaduw – trauma en duisternis – door het trauma en de duisternis voor en om ons heen. De genezende geheimen van onze eigen verwonding – die we delen (4), de schreeuwende duisternis van anderen(5) houden we loyaal bij ons tegenover de afgrond (6) zonder arrogantie en superioriteit (7).
De Mahāyānasūtrālaṅkāra (17, 10), toegeschreven aan de toekomstige Boeddha Maitreya, definieert de boeddhistische gids als een persoon die zichzelf is: beheerst, kalm en vredig. Deze gids leeft volgens boeddhistische deugden: ijverig, rijkelijk opgeleid in de (dharma, d.w.z. de) canonieke teksten, met besef van zodanigheid, goed in het uitspreken, communiceren en doen van de dharma, medelevend tot in de kern en vol onuitputtelijke energie. (vert. Scherer)
Deze beschrijvingen van spirituele vriendschap kunnen ons te veeleisend en als zeer hoge ambities lijken of we kunnen ze beschouwen als inspirerend leidend advies op onze levenslange reis naar een boeddhistisch leven. Als boeddhistische geestelijke verzorgers zijn we de onhandige kinderen van Kṣitagarbha bodhisattva, die afdaalt in de diepste rijken van pijn. Wij ongeschikte peuters staan ook voor afgronden van lijden en we zitten met deze duisternis en pijn in gevangenissen, hospices en overal waar onze roeping ons brengt. Nuttig worden voor anderen kan ontstaan wanneer we zijn afgedaald in de diepste hel van onze eigen pijn en hebben geleerd keer op keer veilig terug te keren in onze toevlucht in de Boeddhadharma.
Deze studie- en opleidingscursus is dan ook veel meer dan zomaar een willekeurig programma voor een beroepskwalificatie. Om boeddhistische geestelijke verzorgers te worden, moeten we om het boeddhisme geven, dat in wezen maar één ding vraagt: beloof aardig te zijn. Kiezen voor boeddhistische pastoraat betekent het volgen van een roeping tot dienstbaarheid en liefde in actie ondanks onze eigen kwetsbaarheden en onvolkomenheden, geleid door ons vertrouwen in de boeddhistische leringen en praktijken. Het is een kostbare en bijzondere vorm van een boeddhistische levensreis.
Uit de grond van mijn hart wens ik jullie op jullie reis door het boeddhistische leven en BGV de zegeningen van wijsheid en mededogen die voortkomen uit diepe betrokkenheid bij de helende leer van de Boeddha.’
Taigu zegt
Een evenwichtige toespraak van Bee Scherer. Boeddhistische geestelijke verzorging is een van de weinige zichtbare maatschappelijke uitingsvormen van de dharma. Als iemand die als patiënt in het ziekenhuis op een kwetsbaar moment een keer een bgv’er-in-opleiding van de VU aan zijn bed heeft gehad, kan Taigu naar waarheid getuigen van de meerwaarde van dit instituut.
Jan Veenendaal zegt
Als vrijwilliger te mogen werken met Boeddhistisch Geestelijk Verzorgers met gedetineerden en tbs-gestelden heeft mijn beoefening een prachtige verdieping gegeven. Voor mij is het geëngageerd boeddhisme ten top!